ECLI:NL:RBROT:2023:5353

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/283 en FT EA 23/284
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurbetalingen

In deze zaak heeft verzoeker op 21 maart 2023 een verzoekschrift ingediend op grond van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) voor een voorlopige voorziening ex artikel 287b, eerste lid, Fw. De rechtbank heeft op 24 april 2023 uitspraak gedaan in de procedure die volgde op dit verzoek. Verzoeker, die een uitkering ontvangt op basis van de Participatiewet, vroeg de rechtbank om een moratorium te verlenen, zodat hij in zijn huurwoning kon blijven wonen en de huurtermijnen tijdig kon voldoen. Verweerster, de verhuurder, heeft zich niet verzet tegen het verzoek, mits de huurtermijnen worden betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een ontruimingsvonnis was uitgesproken. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen voor een periode van zes maanden, met de voorwaarde dat de huurtermijnen tijdig worden voldaan. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door rechter W.J. Roos-van Toor en griffier T.M.M. de Laat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 24 april 2023
[verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 21 maart 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 23 maart 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 20 april 2023.
GGN Mastering Credit B.V. heeft, namens [verweerster] (hierna: verweerster), op 18 april 2023 aan de rechtbank nadere stukken toegezonden.
Mr. S. Broekzitter-Nieuwland heeft, namens verzoeker, op 20 april 2023 aan de rechtbank nadere stukken toegezonden.
Naar aanleiding van de binnengekomen stukken van 18 april 2023 en 20 april 2023 heeft de rechtbank besloten dat de behandeling op 20 april 2023 pro forma zal plaatsvinden.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 22 februari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Uit het verzoekschrift is gebleken dat verzoeker een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet (Pw). De huurtermijnen worden via de gemeente, door inhouding op de Pw-uitkering, aan de verhuurder voldaan. Verzoeker maakt sinds 9 maart 2023 gebruik van budgetbeheer. Verzoeker is daarom in staat om de komende maanden de huur tijdig en volledig te voldoen.

3..Het verweer

Verweerster heeft bij brief van 18 april 2023 haar standpunt aan de rechtbank kenbaar gemaakt. Verweerster erkent dat de huurpenningen door inhouding op de Pw-uitkering worden voldaan. Verweerster verzet zich niet tegen het ingediende verzoek. Verweerster verzoekt de rechtbank om in de beslissing op te nemen dat de voorziening slechts geldt voorzolang de lopende termijnen, gedurende een maximale periode van zes maanden, tijdig worden voldaan.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 22 februari 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 6 maart 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 28 maart 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 22 februari 2023 ten uitvoer kan leggen. Verweerster heeft ingestemd met het verzoek van verzoeker onder de voorwaarde dat de lopende verplichtingen tijdig en volledig zullen worden voldaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt inkomsten uit een Pw-uitkering, zodat de komende huurtermijnen kunnen worden betaald. Er is thans sprake van een stabiel inkomen. Verzoeker maakt ook gebruik van budgetbeheer. De huur wordt via de gemeente betaald, door inhouding van de huurpenningen op de uitkering. De rechtbank neemt verder in haar overwegingen mee dat verweerster zich niet tegen het verzoek verzet. De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het verzoek van verzoeker toewijzen.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 22 februari 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 april 2023.