ECLI:NL:RBROT:2023:5350

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
23 juni 2023
Zaaknummer
10/172612-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zware letsel door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 5 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 september 2020 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een bestelauto met aanhangwagen, reed door een rood verkeerslicht en botste tegen een jonge fietser die op dat moment groen licht had. De fietser raakte ernstig gewond, met onder andere meerdere gebroken ribben en een longkneuzing, en moest een maand lang in het ziekenhuis verblijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijke schuld had aan het ongeval, omdat hij niet alleen door rood reed, maar ook zijn snelheid niet had aangepast om de fietser voorrang te verlenen. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf op, met inachtneming van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank benadrukte dat de verdachte als ervaren chauffeur beter had moeten weten en dat zijn gedrag een aanzienlijk risico voor andere weggebruikers met zich meebracht. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij hij een ander zwaar lichamelijk letsel toebracht. De rechtbank legde een proeftijd van 1 jaar op voor de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende deze periode niet aan een strafbaar feit schuldig zou maken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/172612-21
Datum uitspraak: 5 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01].

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 5 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 1 jaar.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsoverweging
Op 30 september 2020 heeft een aanrijding plaats gevonden tussen de verdachte als bestuurder van een bestelauto met aanhangwagen en een jonge fietser. De fietser is daarbij op de rijbaan gevallen en de aanhangwagen is met de wielen over hem heen gereden. Hij is daarop gewond naar het Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam gebracht.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW) is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Ook behoeft een beperkte, tijdelijke onoplettendheid in het verkeer nog geen schuld op te leveren. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een aanmerkelijke, dan wel een sterkere mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te kunnen stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft ter zitting bekend dat hij door rood licht is gereden en een aanrijding heeft veroorzaakt met de fietser die door groen reed. De verdachte ontkent dat hij bij het nemen van de bocht naar rechts te hard heeft gereden en heeft verklaard dat het fysiek onmogelijk is met een hogere snelheid dan 10 à 15 kilometer per uur de bocht te nemen, zeker met een aanhangwagen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De verdachte is ondanks het feit dat hij had gezien dat het stoplicht op rood stond en een groep fietsers op het naastgelegen fietspad stond te wachten op groen licht, doorgereden. Meerdere getuigen hebben bovendien verklaard dat de bus hard de bocht om reed en niet heeft geremd. De verdachte heeft aldus een rood stoplicht genegeerd en heeft vervolgens verzuimd zijn snelheid zodanig aan te passen dat hij de fietser(s) voorrang kon verlenen (door te stoppen).
Het hiervoor kort omschreven rijgedrag van de verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest. De verdachte heeft dan ook schuld aan het ongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Dit ongeval heeft bovendien zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer tot gevolg gehad onder meer bestaande uit meerdere gebroken ribben en een longkneuzing waardoor het jonge slachtoffer in ieder geval gedurende een maand niet naar school heeft kunnen gaan. Dit letsel valt onder het bereik van artikel 6 WVW.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 september 2020 te Gorinchem als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto met aanhanger), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en/ onoplettend te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Dokter Schöyerweg en de Banneweg, ,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- in strijd met een voor zijn rijrichting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht op die kruising, , rechtsaf is geslagen (naar de Banneweg), terwijl meerdere fietsers, die op het naastgelegen fietspad stilstonden, (inmiddels) aanstalten maakten om de kruising recht doorgaand over te steken en
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat één van die fietsers, genaamd [slachtoffer01], een aanvang had gemaakt om die kruising op te rijden en over te steken en
- die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan,
waardoor die [slachtoffer01] een aanrijding met die bestelauto niet kon voorkomen en vervolgens ten val is gekomen en door de aanhanger werd overreden,
als gevolg waarvan die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten longkneuzingen en ribbreuken) werd toegebracht.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft rijdend in een bestelauto met aanhanger een aanrijding veroorzaakt met een dertienjarige fietser aan wie hij voorrang had moeten verlenen. De verdachte is met een aanzienlijke snelheid het kruispunt genaderd, is door rood licht gereden en vervolgens rechtsaf geslagen ondanks het feit dat hij had gezien dat op het naastgelegen fietspad een groep fietsers bij het stoplicht stond te wachten om recht door te kunnen rijden. Temeer omdat de verdachte een bestelauto met aanhanger bestuurde, heeft de verdachte aldus een enorm risico genomen. Dit risico is helaas verwezenlijkt doordat het slachtoffer bij de aanrijding onder de aanhanger terecht is gekomen. Het jonge slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen, waarvoor hij een week in het ziekenhuis op de intensive care is opgenomen. De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
25 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, weliswaar langer dan vijf jaar geleden, is veroordeeld voor hetzelfde strafbare feit. Op de zitting heeft de verdachte verteld dat hij werkt als hoofduitvoerder van een steigerbouwbedrijf en in die functie veel autorijdt.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is rekening gehouden met de ernst van het feit en is gekeken naar straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Ook is gekeken naar de oriëntatiepunten voor dit soort feiten. Omdat er sprake is van aanmerkelijke schuld waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, acht de rechtbank een taakstraf van 100 uren en een rijontzegging voor de duur van 6 maanden – zoals door de officier van justitie is geëist – passend. De verdachte kent als ervaren chauffeur de gevaren op de weg en had beter moeten weten. Tegelijkertijd begrijpt de rechtbank ook dat iedereen fouten maakt, ook in het verkeer en misschien juist wanneer iemand zoals verdachte beroepshalve vaak moet autorijden. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen het aanzienlijke tijdsverloop sinds het ongeval, hetgeen niet aan de verdachte is te wijten, en dat de verdachte in die periode niet is veroordeeld voor nieuwe strafbare feiten. Ook het feit dat de verdachte ter zitting heeft laten blijken volle verantwoordelijkheid te nemen voor zijn verkeerde keuze speelt mee. Gelet daarop wordt ook aanleiding gezien om – zoals door de officier van justitie is geëist – de rijontzegging in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen. De voorwaardelijke rijontzegging dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en de verdachte ervan te doordringen dat hij in de periode tot zijn pensioen waarin hij nog veel op de weg zal zitten, voorzichtig en oplettend moet blijven in het verkeer.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
1 (een) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. Stolk, voorzitter,
mrs. E.A. Poppe-Gielesen en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 5 juni 2023.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 september 2020 te Gorinchem als verkeersdeelnemer,
namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto met aanhanger), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Dokter Schöyerweg en de Banneweg, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- in strijd met een voor zijn rijrichting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht op die kruising, zonder snelheid te minderen, rechtsaf is geslagen(naar de Banneweg), terwijl meerdere fietsers, die op het naastgelegen fietspad stilstonden, (inmiddels) aanstalten maakten om de kruising rechtdoorgaand over te steken en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat één van die fietsers, genaamd [slachtoffer01], een aanvang had gemaakt om die kruising op te rijden en/of over te steken en/of
- die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan,
waardoor die [slachtoffer01] een aanrijding met die bestelauto niet kon voorkomen en/of vervolgens ten val is gekomen en door de aanhanger werd overreden,
als gevolg waarvan die [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel (te weten longkneuzingen en ribbreuken) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 september 2020 te Gorinchem, als bestuurder van een motorrijtuig (bestelauto met aanhanger), daarmee rijdende op de kruising gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Dokter Schöyerweg en de Banneweg, althans op één van deze wegen, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- in strijd met een voor zijn rijrichting geldend rood licht uitstralend verkeerslicht op die kruising, zonder snelheid te minderen, rechtsaf is geslagen(naar de Banneweg), terwijl meerdere fietsers, die op het naastgelegen fietspad stilstonden, (inmiddels) aanstalten maakten om de kruising rechtdoorgaand over te steken en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat één van die fietsers, genaamd [slachtoffer01], een aanvang had gemaakt om die kruising op te rijden en/of over te steken en/of
- die [slachtoffer01] niet heeft laten voorgaan,
waardoor die [slachtoffer01] een aanrijding met die bestelauto niet kon voorkomen en/of vervolgens ten val is gekomen en door de aanhanger werd overreden.