ECLI:NL:RBROT:2023:5283

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
10/026161-23 vordering TUL VV: 22/001835-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. drs. K. Th. van Barneveld
  • mr. W.A.F. Damen
  • mr. T. Nauta
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met gevangenisstraf en vordering tot tenuitvoerlegging

Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling en diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 januari 2023 in Rotterdam de aangever heeft mishandeld door hem met kracht te slaan, wat resulteerde in lichamelijk letsel. De verdachte heeft dit feit bekend. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere ten laste gelegde feiten, waaronder diefstal met geweld, omdat het bewijs daarvoor niet overtuigend was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 112 dagen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf verlengd en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende onderbouwing. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/026161-23
Parketnummer vordering TUL VV: 22/001835-20
Datum uitspraak: 2 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het (post)adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. N.F. Christiansen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Kruit heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair impliciet ten laste gelegde mishandeling ((eenvoudige) mishandeling);
  • bewezenverklaring van het onder 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd;
  • dat zal worden bevolen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn;
  • gedeeltelijke tenuitvoerlegging van 2 maanden van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/001835-20;
  • verlenging van de proeftijd met één jaar van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/001835-20.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken. Dat geldt eveneens voor wat betreft de strafverzwarende omstandigheid “terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft”, zoals ten laste gelegd onder 1 meer subsidiair.
4.2.
Vrijspraak feit 2 en feit 3
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen is. De aangever heeft verklaard dat de verdachte zijn pinpas uit zijn jaszak heeft gepakt en toen zonder toestemming betalingen heeft verricht. De verdachte heeft pas ter zitting verklaard dat hij de pinpas van de aangever heeft gekregen in ruil voor drugs. De afspraken rondom het teruggeven van de pinpas blijven onduidelijk, reden waarom aan de verklaring van aangever meer waarde moet worden gehecht aan de verklaring van de aangever. Bovendien behoort een pinpas toe aan degene op wiens naam de rekening staat.
4.2.2.
Beoordeling
Het staat vast dat de verdachte de pinpas van de aangever op 26 januari 2023 in zijn bezit heeft gehad. Dit blijkt uit de betalingen en de verdachte heeft dit ook bevestigd. De verdachte geeft echter aan dat hij de betaalpas heeft gekregen van de aangever en in ruil voor drugs betalingen met de betaalpas mocht verrichten. De rechtbank vindt deze verklaring tegen de achtergrond van het voorliggende strafdossier niet onaannemelijk en ziet onvoldoende bewijs voor wederrechtelijke toe-eigening van de betaalpas. Er is evenmin bewijs dat de verdachte de pinpas heeft gebruikt zonder toestemming van de aangever.
4.2.3.
Conclusie
Het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde, de mishandeling, is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 januari 2023 te Rotterdam, , [slachtoffer01] heeft mishandeld door te slaantegen het gezicht van die [slachtoffer01] , .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

Het bewezen feit levert op:
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling. De verdachte heeft, onder invloed van drank en drugs, tijdens een ruzie ten minste één klap gegeven aan de aangever. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van de aangever. Door zijn intimiderende optreden heeft hij angst bij de aangever veroorzaakt. Bovendien heeft de mishandeling plaatsgevonden in de woning van de aangever, een plek waar de aangever zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte verschillende keren tot (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld (mede) voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 20 april 2023 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering wenst het eerder in gang gezette plan van aanpak voort te zetten. De verdachte is aangemeld bij Stichting Exodus voor begeleid wonen en bij de Forensische Polikliniek De Waag voor diagnostiek en behandeling. De reclassering acht een interventie gericht op middelenproblematiek en dagbesteding noodzakelijk om de gemiddeld tot hoge kans op recidive (met kans op) letsel te verminderen.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en omvang van de eerdere veroordelingen van verdachte en de omstandigheid dat hij in een proeftijd liep van een forse voorwaardelijke gevangenisstraf, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare strafzaken zijn opgelegd.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van de verdachte is dat hij de kans krijgt om in het begeleid wonen traject bij Exodus Utrecht te verblijven. Door het begeleid wonen wordt voorkomen dat de verdachte weer in het gebruikerscircuit terechtkomt. Dit traject kan starten op 17 mei 2023. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte na zijn detentie
directaansluitend kan (gaan) verblijven bij Exodus in Utrecht.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoon terug te geven aan de aangever. De verdachte heeft er geen bezwaar tegen dat de telefoon zal worden terggegeven aan aangever.
8.2.
Beoordeling
De telefoon behoort aan de aangever toe. Ten aanzien van de in beslag genomen telefoon zal een last worden gegeven tot teruggave aan de aangever.

9..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij01] zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde feit.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van € 500,- aan immateriële schade. Ondanks dat de immateriële schade niet onderbouwd is, is het logisch dat de aangever emotionele schade heeft ondervonden. Bovendien is op de foto’s letsel te zien bij de aangever. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid wegens het ontbreken van een onderbouwing van de vordering.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. In de eerste plaats vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair vanwege het ontbreken van enige onderbouwing van de vordering.
9.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de vordering thans onvoldoende is gespecificeerd. Omdat elke onderbouwing ontbreekt en de schade ook op andere wijze niet duidelijk is geworden, kan de rechtbank het schadebedrag niet bepalen.
De benadeelde partij zal daarin niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.. Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van het gerechtshof Den Haag van 27 juli 2021 is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 18 oktober 2022.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om een gedeelte, te weten twee maanden, van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de proeftijd te verlengen met één jaar.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen en enkel de lopende proeftijd te verlengen met één jaar. Bovendien verzoekt de verdediging de reeds opgelegde bijzondere voorwaarden uit te breiden met de voorwaarden die thans worden genoemd in het reclasseringsrapport.
10.4.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, maar in plaats daarvan de proeftijd te verlengen met één jaar.
Wel worden de reeds opgelegde bijzondere voorwaarden
uitgebreidmet de voorwaarden genoemd in het reclasseringsrapport van 20 april 2023.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de rechtbank bevelen dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat verdachte in vrijheid wordt gesteld indien de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de hiervoor genoemde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan aangever van de telefoon;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 27 juli 2021 van het Gerechtshof Den Haag opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf met 1 jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging voor het overige;
voegt aan de voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 27 juli 2021 van het Gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf de volgende voorwaarden toe:
de veroordeelde zal zich binnen drie dagen na zijn vrijlating melden bij LDH reclassering op het adres [adres02] te [plaats01] , en zich daarna melden bij LDH reclassering op een in overleg met de reclassering te bepalen locatie (bijvoorbeeld in zijn toekomstige woonplaats [plaats02] );
De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie De Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De veroordeelde zal zich houden aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde zal zich laten behandelen door Forensische Polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
de veroordeelde zal verblijven in Stichting Exodus Utrecht of een andere instelling voor bescherm wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde zal zich aan de huisregels en het dagprogramma houden;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
de veroordeelde zag zich inspannen voor het vinden en behouden van een dagbesteding middels betaald of onbetaald werk, met een vaste structuur;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en aan het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde zal de reclassering inzicht geven in zijn financiën en schulden;
beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. K. Th. van Barneveld voorzitter,
en mr. W.A.F. Damen en mr. T. Nauta, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.C. Suiker en T. van Driel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk in de hersenpan en/of zwaar oogletsel,
heeft toegebracht, door
(meermalen) (met kracht) te slaan/stompen in/tegen/op het gezicht/hoofd en/of
op/tegen een oog, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] ;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(meermalen) (met kracht) heeft geslagen/gestompt in/tegen/op het gezicht/hoofd
en/of een oog, althans het lichaam,
van die [slachtoffer01] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid
1. ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer01] heeft mishandeld door (meermalen) (met kracht) te slaan/te stompen
in/tegen/op het gezicht/het hoofd en/of op/tegen een oog, althans het lichaam, van
die [slachtoffer01] , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel,
te weten een breuk in de hersenpan en/of ernstig oogletsel ten gevolge heeft gehad;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Rotterdam
een bankpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer01] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door de zakken
van die [slachtoffer01] te doorzoeken en/of (daarbij) een bankpas uit die zakken te pakken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 26 januari 2023 te Rotterdam
een of meer geldbedragen van € 21,99, € 12,99, € 11,95 en/of € 3,00, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van een bankpas
die aan die [slachtoffer01] , althans aan een ander dan aan verdachte, toebehoorde;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )