ECLI:NL:RBROT:2023:5255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/10/655056 / HA RK 23-291
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 24 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van een verzoeker die niet tijdig het griffierecht heeft betaald. Het verzoekschrift was op 1 oktober 2022 ingediend, maar de rechtbank constateerde dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn van vier weken was voldaan. De verzoeker was op de hoogte gesteld van zijn verplichting om het griffierecht tijdig te betalen en had de mogelijkheid om een beroep te doen op de hardheidsclausule, maar heeft dit niet gedaan. Ondanks dat het griffierecht uiteindelijk is betaald, kon dit de niet-tijdige betaling niet repareren. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden waren die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigden. Daarom werd de verzoeker op basis van artikel 282a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/655056 / HA RK 23-291
Beschikking van 24 mei 2023
in de zaak van
[verzoeker01],
wonende in [woonplaats01] ,
verzoeker,
verschenen in persoon,
en

1..DE NATIONALE POLITIE,

2. HET OPENBAAR MINISTERIE,
beiden gevestigd in Den Haag,
verweersters.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Op 1 oktober 2022 is op de griffie van de kamer voor kantonzaken een verzoekschrift, met één bijlage, van verzoeker ontvangen.
1.2.
Bij beschikking van 19 oktober 2022 gewezen onder zaaknummer 10126470 / VZ VERZ 22-12313 heeft de kantonrechter de zaak op de voet van artikel 71 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘Rv’) voor verdere behandeling naar het Team handel en haven verwezen, omdat de kantonrechter van oordeel was dat zij niet absoluut bevoegd was om het onderhavige verzoekschrift te behandelen en daarop te beslissen.
1.3.
Bij brief van 27 maart 2023 heeft de griffie van Team handel en haven aan verzoeker bevestigd dat zijn verzoekschrift is ontvangen. Verzoeker is er in die brief ook op gewezen dat hij op grond van artikel 3 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken (‘Wgbz’) verplicht is om het verschuldigde griffierecht binnen vier weken na de indiening van het verzoekschrift te betalen en dat hij bij gebreke van tijdige betaling het risico loopt dat de rechtbank hem op basis van artikel 282a lid 2 Rv niet-ontvankelijk verklaart in zijn verzoek.
1.4.
Bij e-mail van 30 maart 2023 heeft verzoeker de ontvangst van de brief van 27 maart 2023 bevestigd en heeft hij aangegeven dat hij de nota voor het griffierecht graag zo snel mogelijk ontvangt.
1.5.
Bij brief van 10 mei 2023 heeft de griffie van Team handel en haven verzoeker bericht dat de rechtbank heeft geconstateerd dat verzoeker het (aanvullende) griffierecht in deze zaak nog niet heeft betaald. Verzoeker is in diezelfde brief in de gelegenheid gesteld om zich binnen één week uit te laten over het niet voldoen van het griffierecht en eventueel een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a lid 4 Rv.
1.6.
Bij e-mail van 12 mei 2023 heeft verzoeker de ontvangst van de brief van 10 mei 2023 bevestigd. Verder heeft hij geschreven dat zijn advocaat, die zich op korte termijn zou stellen, het griffierecht zou voorschieten.
1.7.
Op 16 mei 2023 is het (aanvullende) griffierecht betaald.

2..De beoordeling

2.1.
De rechtbank heeft geconstateerd dat het (aanvullende) griffierecht niet tijdig is betaald. Verzoeker heeft de termijn van vier weken - in dit geval te rekenen vanaf de dag van de verwijzingsbeslissing door de kantonrechter (artikel 8 lid 3 Wet griffierechten burgerlijke zaken) - ruimschoots laten verstrijken. Verzoeker heeft het griffierecht inmiddels wel betaald, maar dat kan het niet tijdig betalen van het griffierecht niet repareren. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over het niet tijdig betalen van het griffierecht en om eventueel een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a lid 4 Rv, maar dat heeft hij niet gedaan. Er zijn de rechtbank ook ambtshalve geen omstandigheden gebleken die een beroep op de hardheidsclausule zouden rechtvaardigen.
2.2.
Gelet op het voorgaande wordt verzoeker op basis van artikel 282a lid 2 Rv niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek.

3..De beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
3349 / 1980