ECLI:NL:RBROT:2023:5246

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
C/10/653978 / JE RK 23-534
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De minderjarige, geboren in 2016, heeft een onveilige en instabiele thuissituatie gekend, waarbij zij getuige is geweest van conflicten tussen haar ouders. De ouders zijn beiden met persoonlijke problematiek belast, waardoor zij onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige01] te vervullen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een noodzaak is voor een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden bij de grootmoeder vaderszijde.

De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de minderjarige zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat haar situatie verbeterd is, met zicht op een nieuwe woning en zonder contact met de vader. De vader, die gedetineerd is, heeft ook aangegeven dat hij en de moeder zullen scheiden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, gezien de recente ontwikkelingen en de nog onzekere situatie, het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing voor een kortere periode van drie maanden toe te wijzen, om de situatie van de moeder verder te monitoren en te evalueren. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om twee weken voor de volgende zitting te rapporteren over de voortgang en de situatie van de minderjarige.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/653978 / JE RK 23-534
datum uitspraak: 12 april 2023

beschikking ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen de Raad, gevestigd te Rotterdam
betreffende

[minderjarige01],

geboren op [geboortedatum01] 2016 te [geboorteplaats01], hierna te noemen [minderjarige01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam01],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.B. van den Ouden, in Rotterdam,

[naam02],

hierna te noemen de vader, ten tijde van de mondelinge behandeling gedetineerd in het detentiecentrum in [detentieadres01].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit de volgende stukken:

- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 7 maart 2023, ingekomen bij de griffie op 7 maart 2023;
- de e-mail met bijlagen van de advocaat van de moeder van 11 april 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 12 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
De volgende personen zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat voornoemd;
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad, [naam03];
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [naam04].

De feitenHet ouderlijk gezag over [minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.

[minderjarige01] verblijft bij de grootmoeder vaderszijde (vz), mevrouw Van der Meer.

Het verzoek

De Raad heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verzocht voor de duur van twaalf maanden en de uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder vz, verzocht voor de duur van zes maanden.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek en licht het als volgt toe. [minderjarige01] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd, omdat zij op een jonge leeftijd veel ingrijpende gebeurtenissen heeft meegemaakt. Zij kende een instabiele thuissituatie, waarbij [minderjarige01] getuige is geweest van conflicten tussen de moeder en de vader. [minderjarige01] heeft ook al op veel plaatsen gewoond. Zij verblijft op dit moment bij de moeder van de vader. Hoewel duidelijk is dat de ouders veel van [minderjarige01] houden, lukt het hen onvoldoende om aan te sluiten op de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige01]. Zowel de moeder als de vader worden in beslag genomen door persoonlijke problematiek en problemen over praktische zaken, zoals het vinden van een nieuwe woning. De vader is op dit moment gedetineerd en het is onbekend wanneer hij vrijkomt. Er zijn nog altijd zorgen rondom de cognitieve ontwikkeling en de schoolprestaties van [minderjarige01]. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is in de komende periode noodzakelijk om voor de belangen van [minderjarige01] op te komen, de juiste hulp in te kunnen zetten en om het perspectief van [minderjarige01] te bepalen. Een uithuisplaatsing is daarnaast noodzakelijk, omdat [minderjarige01] sinds augustus 2022 elders verblijft en het de ouders op dit moment niet lukt om de opvoeding en verzorging voor [minderjarige01] op zich te nemen.

Het standpunt van de GI

De GI sluit zich aan bij het verzoek van de Raad. [minderjarige01] heeft in haar jonge leven veel instabiliteit en onvoorspelbaarheid gekend. [minderjarige01] heeft een tijd bij een vriendin van de moeder verbleven, en verblijft nu al enige tijd bij haar oma vaderszijde. Het is belangrijk dat er binnen het kader van een ondertoezichtstelling speltherapie voor [minderjarige01] wordt ingezet, zodat zij de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden kan verwerken. Er zijn daarnaast zorgen over de schoolprestaties van [minderjarige01]. De betrokkenheid van een jeugdbeschermer is noodzakelijk om de juiste hulpverlening voor [minderjarige01] in te zetten. Daarnaast moet er meer zicht komen op de omgang tussen [minderjarige01] en de ouders, en de omgang tussen [minderjarige01] en de broer. Het is belangrijk dat het perspectief van [minderjarige01] snel duidelijk wordt. Omdat er veel nieuwe ontwikkelingen in de situatie van de moeder zijn, moet hier snel meer zicht op komen.

Het standpunt van de belanghebbenden

Door en namens de moeder wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Het gaat beter met de moeder. De moeder ontvangt een uitkering en zij heeft medische urgentie gekregen waardoor zij met voorrang in aanmerking komt voor een benedenwoning. Bovendien heeft de moeder geen contact meer met de vader, degene die wat haar betreft voor onrust in huis zorgde. De situatie is daarom een stuk stabieler dan door de Raad wordt beschreven. De moeder ontvangt hulpverlening vanuit Fidzorg waar zij aan meewerkt. Een ondertoezichtstelling heeft geen toegevoegde waarde, omdat de hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. De moeder verzoekt daarom om het verzoek af te wijzen of om het verzoek voor een kortere duur van zes maanden toe te wijzen. Daarnaast vindt de moeder dat het verzoek van de Raad tot een uithuisplaatsing van [minderjarige01] moet worden afgewezen. De moeder begrijpt wel dat het beter voor [minderjarige01] is dat de moeder eerst de juiste hulp en een nieuwe woning krijgt, voordat [minderjarige01] weer bij de moeder kan wonen.
De vader heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij en de moeder zullen scheiden en dat de genoemde zorgen daarom achterhaald zijn. Voor de vader is het belangrijk dat zowel [minderjarige01] als haar halfzus [naam05] een stabiele woonplek hebben. Die lijken ze nu te hebben gevonden bij de moeder van de vader. Als de vader vrijkomt, wil hij met de moeder goede afspraken maken over de omgang.

De beoordeling

Verzoek tot ondertoezichtstelling
Uit de stukken die zijn ingediend en de zitting blijkt dat [minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige01] heeft veel onveiligheid in haar leven gekend, omdat zij op meerdere plaatsen heeft gewoond en zij op jonge leeftijd getuige is geweest van de conflicten tussen de moeder en de vader. Verder zijn er zorgen over de persoonlijke problematiek van de moeder, omdat zij veel heeft meegemaakt in haar relaties waardoor zij niet voldoende kan aansluiten bij dat wat [minderjarige01] op dit moment van de moeder nodig heeft. Ook zijn er zorgen over de cognitieve ontwikkeling van [minderjarige01]. Bij beide ouders is sprake van persoonlijke problematiek, waardoor de ouders onvoldoende emotioneel en fysiek beschikbaar voor [minderjarige01] zijn geweest.
De kinderrechter acht de ouders onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige01] weg te nemen. Het is positief dat de moeder zicht heeft op een nieuwe woning en dat zij niet meer samen is met de vader. Hierdoor lijkt er weer rust te zijn in de thuissituatie van de moeder. Dit is een prille positieve ontwikkeling. Tegelijkertijd staat er nog veel te gebeuren, zoals de verhuizing van de moeder naar een nieuwe woning en de echtscheiding van de ouders.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke eisen voor een ondertoezichtstelling [1] . De kinderrechter zal daarom [minderjarige01] onder toezicht stellen voor de duur van twaalf maanden.
Het is in de komende periode van belang dat het perspectief van [minderjarige01] duidelijk wordt. Hiervoor is onder meer nodig dat er meer duidelijkheid komt over de opvoedsituatie bij de moeder. Daarnaast is het van belang dat er hulpverlening voor [minderjarige01] wordt ingezet, zoals spel- of traumatherapie, zodat zij hulp krijgt bij het verwerken van de gebeurtenissen uit het verleden. Ook moet worden bezien wat de mogelijke vrijlating van de vader voor het contact met [minderjarige01] betekent. Tot slot is het van belang dat er hulpverlening voor de moeder wordt ingezet, zoals een psycholoog, zodat zij naast hulp bij de praktische zaken ook hulp krijgt bij het verwerken van de negatieve ervaringen uit eerdere relaties.
Verzoek machtiging tot uithuisplaatsing
Ook is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding [2] . Het is van belang dat eerst de nodige hulpverlening voor zowel [minderjarige01] als de moeder wordt ingezet en het perspectief van [minderjarige01] wordt bepaald.
Zowel de moeder als de vader hebben ter zitting aangegeven dat de situatie sinds het raadsonderzoek is verbeterd. De moeder heeft inkomen, zicht op een nieuwe woning en zij zal scheiden van de vader. Daardoor lijkt de situatie van de moeder een stuk stabieler te zijn dan op het moment van het raadsonderzoek. Omdat deze ontwikkelingen pril zijn, de vader op het moment van de zitting gedetineerd is en niet bekend is wanneer hij vrijkomt, acht de kinderrechter zich op dit moment onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen op het gehele verzoek van de Raad. Om te bezien of de positieve ontwikkelingen van de moeder zich voortzetten, zal de kinderrechter het verzoek van de Raad daarom toewijzen voor de duur van drie maanden en de beslissing op het overige verzochte aanhouden. Op die manier kan meer zicht komen op de woonsituatie van de moeder zodat het perspectief van [minderjarige01] kan worden bepaald. Over drie maanden zal opnieuw moeten worden bepaald of een uithuisplaatsing nog noodzakelijk is. De kinderrechter verzoekt de Raad twee weken voor de hierna genoemde zittingsdatum te rapporteren over de laatste stand van zaken en daarbij aan te geven of het verzoek gehandhaafd wordt.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Rotterdam, met ingang van 12 april 2023 tot 12 april 2024;
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder vaderszijde, met ingang van 12 april 2023 tot 12 juli 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

houdt de behandeling van het overige verzochte aan en bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI, de moeder, de vader en mr. E.B. van den Ouden in deze zaak zal plaatsvinden op
3 juli 2023 om 14:00 in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. E.B. van den Ouden;
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de zittingsdatum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen, met afschrift aan de GI, de belanghebbenden en mr. E.B. van den Ouden.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van V.L. Blijdorp als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.

Voetnoten

1.Zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zoals genoemd in artikel 1:265b BW.