In deze zaak heeft de kinderrechter op 12 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De minderjarige, geboren in 2016, heeft een onveilige en instabiele thuissituatie gekend, waarbij zij getuige is geweest van conflicten tussen haar ouders. De ouders zijn beiden met persoonlijke problematiek belast, waardoor zij onvoldoende in staat zijn om de ontwikkelingsbehoeften van [minderjarige01] te vervullen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat er een noodzaak is voor een ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden bij de grootmoeder vaderszijde.
De kinderrechter heeft de situatie van de ouders en de minderjarige zorgvuldig gewogen. De moeder heeft aangegeven dat haar situatie verbeterd is, met zicht op een nieuwe woning en zonder contact met de vader. De vader, die gedetineerd is, heeft ook aangegeven dat hij en de moeder zullen scheiden. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat, gezien de recente ontwikkelingen en de nog onzekere situatie, het noodzakelijk is om de uithuisplaatsing voor een kortere periode van drie maanden toe te wijzen, om de situatie van de moeder verder te monitoren en te evalueren. De kinderrechter heeft de Raad verzocht om twee weken voor de volgende zitting te rapporteren over de voortgang en de situatie van de minderjarige.