Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking uithuisplaatsing
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
[minderjarige01] ,
[moeder01]
Het procesverloop
De feiten
Het aangehouden verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming had een spoedmachtiging verzocht om de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te plaatsen, maar de kinderrechter heeft dit verzoek afgewezen. De minderjarige verblijft momenteel in de JJI De Hartelborgt en is voorlopig onder toezicht gesteld tot 10 augustus 2023. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er niet voldaan is aan de wettelijke vereisten voor een gesloten plaatsing, aangezien er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar zijn.
De kinderrechter heeft de mogelijkheid van een plaatsing bij de oom van de minderjarige in Emmen overwogen. De Raad handhaafde zijn verzoek tot gesloten plaatsing, maar de kinderrechter oordeelde dat een plaatsing bij de oom, ondanks het ontbreken van directe hulpverlening en dagbesteding, in het belang van de minderjarige is. De kinderrechter heeft daarom een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de oom voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, tot 10 augustus 2023. De kinderrechter benadrukte het belang van het inzetten van hulpverlening en het maken van veiligheidsafspraken in zowel de thuissituatie bij de oom als bij de moeder, om uiteindelijk te kunnen toewerken naar een terugplaatsing bij de moeder.