4.2Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte rechtspersoon het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
onder parketnummer 83-114486-20:
zij, op 12 juni 2019, te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),
opzettelijk stoffen, te weten zeer basisch en grijs/bruin gekleurd
(afval)water, in een oppervlaktewaterlichaam, te weten een watergang (T 38263) heeft gebracht, door dat (afval)water vanaf haar perceel (kadastraal bekend [kadasternaam01] , sectie [sectie01] , nummer [kadasternummer01] ) via greppels in die watergang te laten wegvloeien, terwijl:
- een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap en
- daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur en
- artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.
onder parketnummer 83-293532-20:
zij, op 21 november 2019, 16 december 2019 en 6 maart 2020 te
Oude-Tonge, gemeente Goeree-Overflakkee, opzettelijk, telkens als degene die op
en/of in de bodem van perceel [perceelnummer01] aan de [straatnaam01] , een handeling, als
bedoeld in artikel 6 tot en met 11 van de Wet bodembescherming heeft verricht, te
weten het toepassen van LD-staalslakken, waarbij kalk (calciumoxide), die de
bodem kan verontreinigen of aantasten, op of in de bodem raakt, en terwijl zij wist
of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kon
worden verontreinigd of aangetast, niet alle maatregelen heeft genomen die
redelijkerwijs van haar kon worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of
aantasting te voorkomen en/of toen die verontreiniging en/of aantasting zich
voordeed, de verontreiniging of de aantasting en/of de directe gevolgen daarvan te
beperken en/of zoveel mogelijk ongedaan te maken.
onder parketnummer 83-298378-20:
1.
zij, op 25 februari 2020, te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee), opzettelijk stoffen, te weten een (witte/gele) vloeistof (basisch en/of met hoge concentraties zware metalen), in een oppervlaktewaterlichaam, te weten een watergang (T 44813) heeft gebracht, door die vloeistof vanaf haar perceel (kadastraal bekend [kadasternaam01] , sectie [sectie01] , nummer [kadasternummer01] en/of [kadasternaam01] , sectie [sectie01] , nummer [kadasternummer02] ) via een talud in die watergang te laten afvloeien, terwijl:
- een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel het bestuur van het betrokken waterschap en
- daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur en
- artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was;
2.
zij, op 6 maart 2020, te Oude-Tonge (gemeente Goeree-Overflakkee),
opzettelijk stoffen, te weten een (grijze) vloeistof (basisch en/of met
hoge concentraties zware metalen), in oppervlaktewaterlichamen, te weten watergangen (T 44813 en T 44812) heeft gebracht, door die vloeistof vanaf haar perceel (kadastraal bekend [kadasternaam01] , sectie [sectie01] , nummer [kadasternummer02] ) via een talud in een watergang (T 44813) te laten afvloeien (waarna die stoffen stroomafwaarts in watergang T 44812 geraakten, terwijl:
- een daartoe strekkende vergunning niet was verleend door Onze Minister dan wel
Het bestuur van het betrokken waterschap en
- daarvoor geen vrijstelling was verleend bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur en
- artikel 6.3 van de Waterwet niet van toepassing was.
onder parketnummer 83-230394-21:
zij, op 4 februari 2021 te Oude-Tonge, opzettelijk stoffen, te weten een substantie bestaande uit onder meer natrium en/of
magnesium en/of aluminium en/of calcium, heeft gebracht in watergang T00672,
zijnde een oppervlaktewaterlichaam, terwijl daartoe geen strekkende vergunning
was verleend door de Minister als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en/of het
bestuur van het betrokken waterschap, en/of daarvoor geen vrijstelling was
verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, en/of artikel 6.3 eerste
tot en met derde lid van de Waterwet niet van toepassing was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.