ECLI:NL:RBROT:2023:51

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
648927 FT RK 22-575
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van GIUSEPPE’S B.V. op verzoek van NCK INVEST B.V. wegens onbetaalde huur en steunvorderingen

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de faillissementszaak van GIUSEPPE’S B.V., op verzoek van NCK INVEST B.V. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk bewijs is van het vorderingsrecht van verzoekster, NCK INVEST B.V., die een opeisbare vordering heeft van € 32.808,48 op verweerster, GIUSEPPE’S B.V. Dit betreft onbetaalde huurpenningen over een huurovereenkomst voor een horecapand. Verzoekster heeft verweerster meerdere keren gesommeerd tot betaling, maar zonder resultaat. Verweerster heeft bovendien de exploitatie van het gehuurde pand gestaakt en de huurtermijnen niet voldaan, wat heeft geleid tot de aanvraag voor faillietverklaring.

Tijdens de zittingen zijn beide partijen gehoord. Verzoekster heeft haar standpunt toegelicht, waarbij zij ook steunvorderingen heeft ingediend van derden, zoals Athlon en Vattenfall. Verweerster heeft de vordering betwist en een tegenvordering ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerster in een toestand verkeert waarin zij heeft opgehouden te betalen, en dat er sprake is van een pluraliteit van schuldeisers.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de faillietverklaring van GIUSEPPE’S B.V. gerechtvaardigd is, en heeft de faillietverklaring uitgesproken. Tevens zijn mr. M.C. Snel-van den Hout benoemd als rechter-commissaris en mr. B.C. Doolaard als curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [nummer]
Uitspraak: 3 januari 2023
VONNIS op het op 1 december 2022 ingekomen verzoekschrift, met bijlagen, van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NCK INVEST B.V.,
gevestigd te Rockanje (gemeente Westvoorne),
te dezer zake domicilie kiezende aan de Oostkade 34,
3221 AK Hellevoetsluis,
verzoekster,
advocaat: mr. Chr.E. Pfeiffer,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GIUSEPPE’S B.V.
statutair gevestigd te Hellevoetsluis,
gevestigd te Ceintuurbaan 211,
3051 KC Rotterdam,
verweerster.

1.De procedure

Ter zitting van 20 november 2022 zijn in raadkamer verschenen en gehoord
mr. Chr.E. Pfeiffer, advocaat van verzoekster, alsmede de heer [naam 1] , namens verzoekster. Aan de zijde van verweerster zijn verschenen en gehoord de heer [naam 2] en de heer [naam 3] (middellijk bestuurders), bijgestaan door de heer [naam 4]
Verzoekster heeft bij e-mail van 13 december 2022 aan de rechtbank het oproepingsexploot overgelegd.
Ter zitting van 20 december 2022 zijn door mr. Chr.E. Pfeiffer aan de rechtbank diverse stukken met betrekking tot de steunvorderingen overgelegd. Door [naam 4] is een verweerschrift aan de rechtbank overgelegd.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Standpunten van partijen

2.1
Standpunt verzoekster
Verzoekster heeft (samengevat) gesteld dat zij een opeisbare vordering heeft op verweerster van € 32.808,48. Verzoekster heeft met verweerster een huurovereenkomst afgesloten voor een periode van vijf jaar, ingaande op 12 februari 2021 voor het pand aan de Oostzanddijk 12a te Hellevoetsluis. Verweerster heeft meerdere huurtermijnen onbetaald gelaten. Verzoekster heeft verweerster meermaals gesommeerd te betalen, hetgeen niet tot (volledige) betaling of tot het treffen van een betalingsregeling heeft geleid. Verzoekster heeft verweerster “coronakorting” gegeven in verband met de coronamaatregelen. Daarnaast is verweerster toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen jegens verzoekster doordat zij op of omstreeks 2 augustus 2022 het gebruik van het gehuurde voor het einde van de overeenkomst heeft beëindigd door de exploitatie geheel te staken, de inrichting en inventaris (die in eigendom toebehoren aan een derde) te verwijderen, de gas-, water- en licht-contracten op te zeggen en haar vestigingsadres te wijzigen naar een opslagbedrijf in Rotterdam.
Verzoekster heeft meerdere malen aan verweerster aangeboden haar schulden kwijt te schelden indien verweerster de inboedel en inventaris zou terugplaatsen en zou meewerken aan de (per omgaande) ontbinding van de huurovereenkomst, zodat een ander het horecapand weer kan gaan exploiteren.
Volgens verzoekster eiste verweerster, na haar vertrek op 2 augustus 2022, wederom toegang tot het pand om daar in strijd met de huurovereenkomst het gas, water en licht daadwerkelijk af te laten sluiten door de netbeheerder, met als gevolg dat de bovengelegen appartementen afgesloten werden van gas, water en licht. Doordat verweerster niet voldoet aan het betalen van de achterstallige huurpenningen en het gas, water en licht voor zowel het gehuurde pand als de bovengelegen appartementen heeft afgesloten, heeft verzoekster op
12 augustus 2022 de sloten van het gehuurde pand verwisseld.
De steunvorderingen bestaan uit een vordering van Athlon, betreffende een leaseovereenkomst waarvan een totaalbedrag van € 1.907,79 onbetaald is gebleven, alsmede een vordering van Vattenfall. Een en ander blijkt mede uit de overgelegde stukken ter zitting.
Tot slot is ter zitting aangevoerd dat er in het kader van de elektra tussenmeters tussen het horecapand en de appartementen boven het horecapand zitten die tevens door verzoekster verhuurd worden.
Verzoekster persisteert derhalve in haar verzoek tot faillietverklaring.
2.2
Standpunt verweerster
Verweerster heeft (samengevat) het volgende aangevoerd. Verweerster betwist deels de vordering van verzoekster en stelt dat zij een verrekenbare tegenvordering op verzoekster heeft. Verweerster stelt dat zij met verzoekster is overeengekomen dat indien in een maand door of vanwege de overheid coronamaatregelen zijn getroffen die specifiek gericht zijn op de horeca, die maand huurvrij wordt gegeven. Hierdoor zou de vordering van verzoekster verminderd moeten worden met de huurtermijnen over de maanden november 2021, december 2021, januari 2022 en februari 2022.
Verweerster heeft gesteld dat zij een zelfstandig energiecontract heeft met Stedin vanaf ingang van de huurovereenkomst op 1 januari 2021 en dat zij daarnaast met diverse energieleveranciers leveringscontracten heeft afgesloten. In het kader van de verrekenbare tegenvordering stelt verweerster dat de bovengelegen appartementen/kantoorruimte energie aftappen van het horecapand van verzoekster. Zij stelt dat er twee aansluitingen zijn voor de bovengelegen appartementen/kantoorruimte waarvoor zij € 1.000,- per ruimte per maand rekent vanaf aanvang huurovereenkomst, wat neerkomt op een totale verrekenbare tegenvordering van € 48.000,-. Verzoekster zou geen rekening hebben gehouden met de elektriciteitskosten van de twee etages boven verweerster. Doordat door verzoekster geen rekening is gehouden met deze kosten heeft verweerster de inventaris die niet aan verzoekster toebehoord, maar aan haarzelf, verwijderd uit het pand, nu door verweerster was aangekondigd dat de sloten zouden worden verwisseld van het pand.
Nu door verzoekster de sloten zijn veranderd van het pand kon geen bedrijfsvoering meer uitgeoefend worden. Ook hiervoor stelt verweerster verzoekster aansprakelijk voor de geleden omzetschade van € 11.795,-. Derhalve stelt verweerster dat zij een tegenvordering heeft op verzoekster van totaal € 59.795,-.
Verweerster erkent de steunvorderingen, echter door de verrekenbare tegenvordering verzoekt zij het verzoek tot faillietverklaring niet-ontvankelijk te verklaren en/of ongegrond te verklaren en/of af te wijzen met veroordeling van verzoekster in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerder in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl ten minste één vordering opeisbaar is.
Niet in geschil is dat verzoekster een vordering heeft op verweerster op grond van onbetaalde huurpenningen over de maanden dat onbetwist geen coronakorting is verleend door verzoekster. Hetgeen verweerster heeft aangevoerd over de maanden waarin het verschuldigd zijn van de huurpenningen wel wordt betwist, laat de rechtbank daarom buiten beschouwing. Daarnaast zijn de steunvorderingen niet, dan wel onvoldoende betwist door verweerster. Van het vorderingsrecht van verzoekster is dus summierlijk gebleken.
Dat verweerster opeisbare tegenvorderingen op verzoekster heeft op grond waarvan zij de betalingen aan verzoekster kan opschorten of verrekenen, is gemotiveerd betwist en door verweerster onvoldoende aannemelijk gemaakt. Uit het overzicht van verzoekster, productie 5 bij het verzoekschrift, blijkt dat er een diverse huurtermijnen zijn gecrediteerd. Uit dit zelfde overzicht blijkt dat er diverse huurpenningen onbetaald zijn gelaten. De gestelde tegenvordering met betrekking tot de elektra waar verweerster op doelt is onvoldoende gemotiveerd nu onvoldoende onderbouwd is hoe de situatie met de energieaansluitingen precies is en hoeveel elektra eventueel zou kunnen worden doorberekend aan de bovengelegen appartementen/kantoorruimtes boven het gehuurde pand van verweerster. Bovendien stelt verzoekster dat er tussenmeters zijn geplaatst tussen het gehuurde horecapand van verweerster en de bovengelegen appartementen/kantoorruimtes. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de door verweerster gestelde door haar geleden financiële schade door het vervangen van de sloten op het bedrijfspand onvoldoende onderbouwd is.
De rechtbank oordeelt dan ook dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van verzoekster en van het bestaan van feiten of omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart GIUSEPPE’S B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M.C. Snel-van den Hout, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. B.C. Doolaard, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van J. Hillen-Huizer, griffier, in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2023 te 10:00 uur. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.