ECLI:NL:RBROT:2023:5096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
C/10/637977 / HA ZA 22-395
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in civiele procedure tussen Sore2 B.V. en gedaagde over mededelingsplicht en schadevergoeding

In deze civiele procedure, aangespannen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sore2 B.V., gevestigd te Amsterdam, tegen een gedaagde wonende te Monaco, heeft de rechtbank Rotterdam op 21 juni 2023 een tussenvonnis gewezen. De zaak betreft een geschil over de mededelingsplicht van de gedaagde in relatie tot een advies van de bebouwingscommissie, waarover Sore2 B.V. stelt dat de gedaagde op de hoogte was. De rechtbank heeft Sore2 opgedragen bewijs te leveren dat de gedaagde reeds op 11 november 2020 bekend was met dit advies. Sore2 heeft getuigen en producties overgelegd ter ondersteuning van haar bewijsopdracht. De getuige, werkzaam als bouwinspecteur bij de gemeente Rotterdam, heeft verklaard dat de gedaagde op 6 oktober 2020 in kennis is gesteld van het advies. De rechtbank concludeert dat de gedaagde zijn mededelingsplicht heeft geschonden, wat betekent dat hij in beginsel aansprakelijk is voor de schade die Sore2 heeft geleden. De rechtbank heeft de gedaagde de mogelijkheid geboden om een contra-expertiserapport in te brengen ter onderbouwing van zijn verweer. De zaak zal op 26 juli 2023 opnieuw op de rol komen voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/637977 / HA ZA 22-395
Vonnis van 21 juni 2023 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SORE2 B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. Th.C. Visser te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
wonende te Monaco,
gedaagde,
advocaten mrs. S.T. Blom en D.A. Boor te Amsterdam.
De partijen worden hierna ‘Sore2’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 16 november 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van Sore2 van 21 december 2022, met bijlagen;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor van 22 februari 2023;
  • de conclusie na enquête aan de zijde van Sore2 van 12 april 2023;
  • de antwoordconclusie na enquête aan de zijde van [gedaagde01] van 24 mei 2023.

2..De verdere beoordeling van het geschil

2.1.
Bij tussenvonnis is aan Sore2 te bewijzen opgedragen dat [gedaagde01] reeds op 11 november 2020 bekend was met het advies van de bebouwingscommissie. Bij die gelegenheid is tevens in het vooruitzicht gesteld dat als Sore2 in het bewijs slaagt, vaststaat dat [gedaagde01] zijn mededelingsplicht heeft geschonden en dat in dat geval de vordering van Sore2 tot schadevergoeding in beginsel zou worden toegewezen.
2.2.
Ter uitvoering van haar bewijsopdracht heeft Sore2 producties overgelegd en heeft zij als getuige voorgebracht [getuige01] (hierna: ‘ [getuige01] ’). [gedaagde01] heeft afgezien van het horen van getuigen in contra-enquête.
2.3.
Uitgangspunt bij de waardering van het bewijs is de getuigenverklaring van [getuige01] ; zij is als bouwinspecteur werkzaam bij de gemeente Rotterdam. Uit haar verklaring leidt de rechtbank af dat [gedaagde01] , de indiener van de aanvraag voor de splitsing van het pand aan de [adres01] te [plaats01] (hierna: ‘het pand’), op 6 oktober 2020 in kennis is gesteld van het advies van de bebouwingscommissie. Derhalve moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde01] reeds op 11 november 2020 bekend was met dit advies. Dat, zoals door [gedaagde01] betoogd, het hierbij slechts ging om een advies over de voorgenomen bouwwerkzaamheden en dat het bestuursorgaan op zijn aanvraag nog geen formeel besluit had genomen doet niet af aan de contractuele mededelingsplicht die op [gedaagde01] rustte.
2.4.
Uit het voorgaande volgt dat Sore2 in de bewijsopdracht is geslaagd. [gedaagde01] heeft zijn mededelingsplicht geschonden en dient, in beginsel, de schade die Sore2 daardoor heeft geleden, (aan haar) te vergoeden.
2.5.
[gedaagde01] heeft (wederom) de wens geuit om, ter onderbouwing van zijn betwisting van de door Sore2 gestelde schade, toegelaten te worden een contra-expertiserapport met betrekking tot de waarde van het pand in het geding te brengen. De rechtbank zal [gedaagde01] hiertoe in de gelegenheid stellen, maar niet voordat zij, om proceseconomische redenen, partijen de gelegenheid heeft gegeven om zich gelijktijdig bij akte uit te laten over een
door de rechtbankte benoemen deskundige, alsmede over de aan hem te stellen vragen. Bij die gelegenheid mogen partijen zich, voor zover van toepassing, ook uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige. Mocht de rechtbank een deskundige benoemen, dan zal Sore2 het voorschot voor de kosten van het deskundigenonderzoek moeten betalen. Op Sore2 rust immers de bewijslast van haar stelling dat zij schade heeft geleden. Mocht [gedaagde01] persisteren bij zijn verzoek om (ook) zelf een contra-expertiserapport in het geding te brengen, dan mag hij op de rol van 23 augustus 2023 reageren op het gevorderde schadebedrag.

3..De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
26 juli 2023voor het gelijktijdig nemen van een akte door partijen over hetgeen is vermeld onder 2.5;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. dr. S. Wahedi en in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2023.
3609