Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
- verzoeker;
- de heer [naam01] en mevrouw [naam02] , beiden werkzaam bij Zuidweg en Partners (hierna: SHV);
- mevrouw [naam03] , werkzaam bij Woonplus, gevestigd te Schiedam (hierna: verweerster).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 mei 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot voorlopige voorziening op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoeker, een ZZP-er die als timmerman werkzaam is, heeft op 13 april 2023 een verzoekschrift ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij geconfronteerd werd met een ontruimingsvonnis van 17 maart 2023. Verzoeker heeft verklaard dat hij door de coronacrisis en een ongeval in financiële problemen is gekomen, maar recentelijk weer werk in loondienst heeft gevonden en daarnaast websites bouwt om extra inkomsten te genereren. Hij heeft aangegeven dat zijn inkomsten voldoende zijn om de huur te betalen en dat hij bezig is zijn financiële situatie te stabiliseren.
Verweerster, Woonplus, heeft echter betoogd dat verzoeker al sinds 2017 huurachterstand heeft en dat er geen vertrouwen is dat hij de huurtermijnen zal voldoen. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw, en dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het ontruimingsvonnis ten uitvoer te leggen. De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis opgeschort voor de duur van zes maanden, mits verzoeker de lopende huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan hij in de toekomst een nieuw verzoek indienen.