ECLI:NL:RBROT:2023:5084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
16 juni 2023
Zaaknummer
10/315053-21, 10/280236-22 en 10/049016-23 vordering TUL VV: 10/306238-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing jeugdstrafrecht bij meervoudige geweldpleging, mishandeling en diefstal met braak door een jeugdige verdachte

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een complexe strafzaak tegen een jeugdige verdachte, die op verschillende data betrokken was bij ernstige strafbare feiten, waaronder openlijke geweldpleging, mishandeling en diefstal met braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2021 in het Kralingse Bos in Rotterdam openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waarbij hij hen heeft geslagen en geschopt, en een glazen fles heeft gebruikt om letsel toe te brengen. Daarnaast heeft hij op 29 oktober 2022 een medewerker van een metrostation mishandeld en op 16 januari 2023 heeft hij ingebroken in verschillende auto’s, waarbij hij goederen heeft gestolen en schade heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en heeft het jeugdstrafrecht toegepast, gezien zijn leeftijd en de omstandigheden van de zaak. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 305 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals begeleiding door de jeugdreclassering en deelname aan een leerstraf. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/315053-21, 10/280236-22 en 10/049016-23 (gevoegd t.t.z.)
Parketnummer vordering TUL VV: 10/306238-20
Datum uitspraak: 8 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 10/049016-23 is op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.P.L. van Loon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/315053-21 onder 1 primair, onder 2 en onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/280236-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde;
  • toepassing van het jeugdstrafrecht;
  • veroordeling van de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 365 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 122 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte begeleiding krijgt van de jeugdreclassering, verblijft in een instelling voor begeleid wonen, dagbesteding heeft, meewerkt aan middelencontrole en ambulante begeleiding krijgt;
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten ‘TACt Plus’, voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering parketnummer 10/315053-21
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de mishandeling van aangever [aangever01] door hem eenmaal te slaan. De verdediging heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
De verdachte ontkent de ten laste gelegde geweldshandelingen, met uitzondering van het eenmaal slaan van aangever [aangever01] . De verdachte ontkent ook de vernieling van de scooters, de helm en de tas.
Voor wat betreft het steken in de hand van aangeefster [aangeefster01] heeft de verdachte het volgende aangevoerd. De verdachte heeft bij de politie op 11 april 2022 verklaard over wat er is gebeurd. Hij heeft verklaard dat hij een discussie kreeg met aangever [aangever01] , waarbij [aangever01] hem duwde. Er is toen een gevecht ontstaan tussen de verdachte en [aangever01] . Aangeefsters [aangeefster01] en [aangeefster02] bemoeiden zich met het gevecht. De verdachte heeft bij [aangever01] een mes gezien nadat het gevecht voorbij was. De verdachte bleek later ook een verwonding op zijn rug te hebben, waarschijnlijk van dit mes, aldus de verdachte. [aangever01] heeft (mogelijk per ongeluk) aangeefster [aangeefster01] in haar hand geraakt met het mes op het moment dat zij zich bemoeide met het gevecht. [aangeefster01] heeft de verdachte daarna onverwachts beetgepakt, waardoor er bloed van haar op zijn kleding terecht is gekomen. De verdachte is na het gevecht weggegaan en heeft niets met de vernieling van de scooters te maken. Het verhaal van de verdachte wordt volgens de verdediging bevestigd door de getuige [getuige01] die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij heeft gezien dat [aangever01] stekende bewegingen richting de verdachte maakte en door de getuige [getuige02] die bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij een mes heeft gezien bij [aangever01] .
Verder heeft de verdediging aangevoerd dat op basis van het dossier onvoldoende kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van het plegen van geweld in vereniging, omdat niet duidelijk is of er een significante bijdrage van andere personen aan het geweld is geweest.
4.1.2.
Beoordeling
Het standpunt van de verdachte vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt. De rechtbank wijdt hier een nadere overweging aan gelet op het door de verdediging ter zitting uitgebreid gevoerde verweer.
Vast staat dat op 20 november 2021 in het Kralingse Bos in Rotterdam de verdachte en de aangevers aanwezig waren bij een feestje en dat daar een gevecht heeft plaatsgevonden. Uitde bewijsmiddelen blijkt dat het hier ging om een gevecht dat is gestart tussen de verdachte en aangever [aangever01] , waar later niet alleen aangeefsters [aangeefster01] en [aangeefster02] bij betrokken zijn geraakt, maar ook andere personen uit de groep. De verdachte heeft aan deze vechtpartij een significante bijdrage geleverd door fors geweld te gebruiken jegens de aangevers [aangever01] , [aangeefster01] en [aangeefster02] . Als gevolg hiervan is letsel bij de aangevers ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. Niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel.
Voor de stelling van de verdachte dat de verwonding van [aangeefster01] (mogelijk per ongeluk) is aangebracht door een mes van [aangever01] , vindt de rechtbank geen steun. De verklaringen van getuigen [getuige01] en [getuige02] ondersteunen de verklaring van de verdachte op dit punt niet. Zij verklaren immers alleen iets over een (mogelijk) mes dat [aangever01] bij zich droeg, maar zij verklaren niet over het feit dat [aangeefster01] op dat moment betrokken was bij het gevecht of dat zij door dat mes zou zijn geraakt. Uit de FARR-verklaring blijkt dat in de steekwond in de hand van aangeefster [aangeefster01] glas is gevonden. Dit ondersteunt het standpunt van de officier van justitie dat de wond is ontstaan door een scherf van de kapotgeslagen fles, waarvan de verdachte blijkens de bewijsmiddelen degene was die deze op de helm van [aangever01] kapot heeft geslagen.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat de ten laste gelegde vernieling van de scooters wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een tas heeft vernield. De tas van aangeefster [aangeefster02] zou zijn vernield door de mishandeling, maar hoe de vernieling precies heeft plaatsgevonden blijkt niet uit het dossier. Gelet op de chaotische situatie waarbij meerdere personen waren betrokken, kan dan ook niet worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de tas heeft vernield. De rechtbank zal de verdachte van dit onderdeel vrijspreken.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de onder feit 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging en de onder feit 2 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend zijn bewezen. De rechtbank is van oordeel dat ook de onder feit 3 ten laste gelegde vernieling, met uitzondering van de vernieling van de tas, wettig en overtuigend is bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering parketnummer 10/280236-22 feit 1
De onder parketnummer 10/280236-22 onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling is door de verdachte bekend en nadien is geen vrijspraak bepleit. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/280236-22 feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de onder feit 2 ten laste gelegde vernieling. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad op de vernieling van de schuifdeuren door daar met zijn step tegenaan te rijden. Er is volgens de verdediging evenmin sprake van voorwaardelijk opzet. De verdachte heeft niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij bij een botsing met de schuifdeuren ten val zou komen; hij zou daardoor immers mogelijk zelf ook letsel oplopen.
4.3.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte op 29 oktober 2022 met snelheid met zijn elektrische step tegen de schuifdeuren in metrostation Capelsebrug in Rotterdam is aangereden. Hierdoor zijn de schuifdeuren in storing gekomen, waardoor deze niet meer open of dicht gingen. Uit de camerabeelden blijkt dat de verdachte tijdens het rijden op de step drie voorwerpen gelijkend op blikjes in zijn hand had.
De rechtbank neemt, met de verdediging en de officier van justitie, aan dat er geen sprake was van vol opzet bij de verdachte. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat door zijn handelen de schuifdeuren zouden worden vernield. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en overweegt daartoe het volgende.
De verdachte heeft met snelheid op een elektrische step tussen schuifdeuren door gereden, terwijl deze aan het sluiten waren. Dit, terwijl het rijden met een step daar ook niet was toegestaan. Hij heeft dit gedaan terwijl hij niet beide handen op een juiste wijze aan het stuur kon houden, omdat hij in één hand drie voorwerpen vasthield. Door deze gedragingen is er een aanmerkelijke kans ontstaan dat er een botsing zou plaatsvinden met de schuifdeuren. Uit het feitencomplex blijkt ook dat de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. Uit de verklaring van de verdachte en uit het dossier blijkt immers niet dat de verdachte bij het naderen van de schuifdeuren heeft afgeremd of anderszins voorzichtiger is gaan rijden. Dat de verdachte daarmee mogelijk ook op de koop toe heeft genomen dat hij zelf ten val zou kunnen komen, doet aan het oordeel van de rechtbank niet af.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank acht dan ook de onder parketnummer 10/280236-22 onder feit 2 ten laste gelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/049016-23
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en het onder 2 primair ten laste gelegde. De verdachte ontkent de ten laste gelegde feiten niet, maar stelt dat hij zich er niets van kan herinneren. De verdachte betwist niet dat er uit sommige voertuigen voorwerpen zijn gehaald, waarvan een deel bij een ander voertuig is teruggevonden. De hele setting maakt op de verdediging de indruk alsof de verdachte op geen enkele wijze wist wat hij aan het doen was. Hij heeft zichzelf open gehaald, bloedde flink en liet zijn telefoon en paspoort bij vertrek ter plaatse liggen. De verdediging maakt hieruit op dat dit niet past bij iemand die bij volle bewustzijn inbreekt in voertuigen en spullen meeneemt. Het lijkt meer het werk van een dronken persoon die in een vlaag van verstandsverbijstering de auto’s heeft vernield. Het oogmerk van de verdachte lijkt niet gericht te zijn geweest op het zich wederrechtelijk toe-eigenen van verschillende voorwerpen uit die auto’s, zoals ten laste is gelegd.
4.4.2.
Beoordeling
Vast staat dat op 16 januari 2023 in de parkeergarage in Capelle aan den IJssel zes auto’s (fors) zijn beschadigd en open gebroken en dat er diverse goederen uit zijn weggenomen. In verschillende auto’s is bloed aangetroffen, waarvan door het NFI is vastgesteld dat het afkomstig is van de verdachte. Daarnaast zijn de telefoon en het paspoort van de verdachte in een auto gevonden. De verdachte betwist niet dat hij degene is geweest die genoemde handelingen heeft uitgevoerd, maar hij stelt dat hij zich de handelingen niet kan herinneren ten gevolge van de alcohol die hij die avond gedronken had.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er sprake is van (poging tot) diefstal uit de auto’s door middel van braak, verbreking of inklimming.
Uit de feiten en omstandigheden, blijkend uit de bewijsmiddelen, zoals die in bijlage II zijn uitgewerkt, volgt dat op 16 januari 2023 zes auto’s (fors) zijn beschadigd en opengebroken. Alle aangevers verklaren dat het leek alsof hun hele auto was doorzocht. Er lagen spullen op verschillende plekken in en buiten de auto’s. Sommige spullen zijn teruggevonden in andere auto’s, maar er zijn ook spullen uit de auto’s weggenomen die niet zijn teruggevonden.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op het wegnemen van de spullen uit de auto’s. De verdachte heeft verschillende spullen aan de beheersmacht van de rechthebbenden onttrokken en al dan niet tijdelijk in zijn bezit gehad. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank een voltooide diefstal op.
De rechtbank is eveneens van oordeel dat ten aanzien van de Citroën met kentekennummer [kenteken01] van aangeefster [aangeefster03] het handelen van de verdachte een poging tot diefstal oplevert. Deze auto is ook door de verdachte beschadigd en doorzocht.
4.4.3.
Conclusie
De rechtbank acht de onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met braak en de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/315053-21 onder 1 primair, onder 2 en 3 ten laste gelegde, het onder parketnummer 10/280236-22 onder 2 en het onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/280236-22 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/315053-21:
1.
hij op 20 november 2021 te Rotterdam openlijk, te weten aan het Langepad (gelegen in het Kralingse bos), in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en [slachtoffer03] door:
- die [slachtoffer01] meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam te
schoppen en te slaan en
- die [slachtoffer01] in de hand te steken met een kapotte glazen fles, en
- die [slachtoffer02] meerdere malen op/tegen het hoofd en het lichaam te duwen
en te schoppen en te slaan
,terwijl die [slachtoffer02] een helm droeg en
- die [slachtoffer03] meerdere malen in het gezicht en tegen het lichaam te
schoppen en
- die [slachtoffer03] op het hoofd te slaan met een glazen fles
,terwijl die [slachtoffer03] een helm
droeg,
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig
lichamelijk letsel, te weten een snijwond aan de hand, voor die [slachtoffer01] ten
gevolge heeft gehad;
2.
hij op 20 november 2021 te Rotterdam
[slachtoffer01] en [slachtoffer02] en [slachtoffer03] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer01] meerdere malen tegen het hoofd en het lichaam te
schoppen en te slaan en
- die [slachtoffer02] meerdere malen op/tegen het hoofd en/ het lichaam te duwen
en te schoppen en te slaan
,terwijl die [slachtoffer02] een helm droeg en
- die [slachtoffer03] meerdere malen in het gezicht en tegen het lichaam te
schoppen en
- die [slachtoffer03] op het hoofd te slaan met een glazen fles
,terwijl die [slachtoffer03] een helm
droeg;
3.
hij op 20 november 2021 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk
- twee scooters/bromfietsen (kentekens [kenteken02] en [kenteken03] ) en
- helmen die aan [slachtoffer01] en [slachtoffer02]
en [slachtoffer03] , toebehoorden heeft vernield
Parketnummer 10/280236-22:
1.
hij op 29 oktober 2022 te Rotterdam [slachtoffer04] heeft mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en in/ de nek te slaan;
2.
hij op 29 oktober 2022 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk schuifdeuren,
die aan [bedrijf01], toebehoorden
heeft onbruikbaar gemaakt.
Parketnummer 10/049016-23:
1.
hij op 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening,uit (personen) auto('s), te weten,
- een Fiat Doblo met kenteken [kenteken04] , en
- een Fiat 500 met kenteken [kenteken05] , en
- een Ford Focus met kenteken [kenteken06] , en
- een Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] , en
- een Fiat Punto met kenteken [kenteken08]
heeft weggenomen
- een (tank)pas en zonnebril (uit de Fiat Doblo met kenteken
[kenteken04] ), en
- een telefoonhouder (uit de Fiat 500 met kenteken [kenteken05] ), en
- meerdere rolletjes verband (uit de Ford Focus met kenteken [kenteken06] )
- een broek en telefoonoplader en zonnebril en 7 euro, (uit de Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] )
- een TomTom navigatiesysteem (uit de Fiat Punto met kenteken [kenteken08] )
toebehorende aan
- [naam01] en
- [naam02] en
- [naam03] (eigenaar Ford Focus met kenteken [kenteken06] ), en
- [naam04] (eigenaar Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] ), en
- [naam05] (eigenaar Fiat Punto met kenteken [kenteken08] ) ,
waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot voornoemde voertuigen
heeft verschaft en (telkens) de weg te nemen goederen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
hij op 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een (personen)auto, te weten een Citroën DS3 met kenteken [kenteken01],
enig goed, dat aan [naam05] , toebehoorde weg te nemen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de
plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed
onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/315053-21:
Eendaadse samenloop van
1.
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
2.
mishandeling;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Parketnummer 10/280236-22:
1.
mishandeling;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken;
Parketnummer 10/049016-23:
1.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op achttien- en negentienjarige leeftijd schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Op 20 november 2021 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging en mishandeling van drie personen, waarbij hij de slachtoffers heeft geslagen en geschopt. Ook heeft hij een glazen fles tegen het hoofd van slachtoffer [slachtoffer03] geslagen (terwijl hij een helm op had) en vervolgens met die kapotte glazen fles slachtoffer [slachtoffer01] in de hand gestoken. Daarnaast heeft hij twee scooters en helmen van de slachtoffers vernield door met een stok daarop te slaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk zinloos geweld lichamelijke en psychische gevolgen daaraan kunnen overhouden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat de geweldshandelingen die op de openbare weg hebben plaatsgevonden grote gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving met zich meebrengen. Daarnaast heeft de verdachte door de vernieling schade en overlast veroorzaakt bij de slachtoffers en geen respect getoond voor hun eigendommen.
Op 29 oktober 2022 is de verdachte met een elektrische step tegen de schuifdeuren van een metrostation aangereden. Hierdoor zijn de deuren onbruikbaar gemaakt. Vervolgens heeft hij het slachtoffer [slachtoffer04] , medewerker van [bedrijf01] , die samen met een monteur bezig was de deuren te repareren, mishandeld door hem meermalen tegen het hoofd en in de nek te slaan. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, die bezig was zijn werk uit te voeren. Ook heeft hij schade veroorzaakt bij het metrostation, voor overlast gezorgd voor de reizigers en hiermee geen respect getoond voor (de eigendommen van) anderen.
Op 16 januari 2023 heeft de verdachte ingebroken in verschillende auto’s en uit die auto’s spullen gestolen. Hierbij heeft hij de auto’s fors beschadigd, waardoor de eigenaren van de auto’s veel schade hebben geleden. De verdachte heeft die avond veel alcohol gedronken met vrienden. De volgende ochtend werd hij thuis wakker met verwondingen aan zijn hand en glasscherven in zijn jaszak, maar hij wist zich (naar eigen zeggen) niets meer te herinneren van die nacht. De verdachte heeft ten gevolge van overmatig alcoholgebruik veel schade en overlast veroorzaakt bij de aangevers. Terwijl hij al eerder in de problemen was gekomen door alcoholgebruik, heeft dit hem er niet van weerhouden opnieuw veel alcohol te drinken; hij heeft er niet bij stil gestaan welke grote gevolgen zijn handelen vervolgens had voor de vijf slachtoffers. De verdachte heeft aldus laten zien geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Bij alle strafbare feiten heeft de verdachte geweld gebruikt en heeft alcoholgebruik een rol gespeeld. De rechtbank rekent de verdachte deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage en verklaring van deskundige op de terechtzitting
GGZ Reclassering Fivoorheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er is sprake van een delictpatroon van geweldsfeiten. Ook heeft alcohol een invloed gehad op het gedrag van de verdachte. Het psychosociaal functioneren en het middelengebruik zijn delictgerelateerde factoren. Uit een intelligentieonderzoek van 25 april 2023 komt naar voren dat de verdachte een licht verstandelijke beperking heeft. Er zijn zorgen over de agressieregulatie van de verdachte. Het is positief dat de verdachte openstaat voor het volgen van een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing. Er zijn geen aanwijzingen voor verslavingsproblematiek, maar het lijkt erop dat het alcoholgebruik een ontremmend effect heeft gehad op het handelen van de verdachte. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft de verdachte een zinvolle dagbesteding. Hij heeft werk en gaat het komende schooljaar starten met een MBO-niveau 2 opleiding. Ook werkt de verdachte mee aan de begeleiding vanuit E25. Een coach begeleidt hem op verschillende leefgebieden. Daarnaast heeft de verdachte goed contact met de jeugdreclasseerder en houdt hij zich aan de schorsingsvoorwaarden.
Adolescentenstrafrecht
Fivoor ziet op het gebied van handelingsvaardigheden en pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden indicaties om het jeugdstrafrecht toe te passen. De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking. De verdachte woont op dit moment nog thuis en lijkt enigszins ontvankelijk voor ondersteuning en beïnvloeding door volwassenen. Ook krijgt hij begeleiding bij praktische zaken en gaat hij volgend schooljaar starten met een nieuwe opleiding. De jeugdreclassering ziet nog mogelijkheden om de verdachte te begeleiden en met hem te werken aan gedragsverandering. Om deze redenen adviseert Fivoor om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Advies bijzondere voorwaarden
Fivoor adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Er dient aandacht te zijn voor de agressieregulatie en het maken van delictvrije keuzes om het risico op recidive te verlagen. Ook vindt Fivoor de leerstraf TACt Plus passend. Daarnaast adviseert Fivoor om de jeugdreclassering door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering te laten uitvoeren.
Fivoor adviseert de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Begeleiding door de jeugdreclassering;
  • Verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Inspanningsverplichting ten aanzien van dagbesteding;
  • Meewerken aan middelencontrole;
  • Ambulante begeleiding vanuit een coach van E25 of soortgelijke instantie.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Aanvullend heeft de jeugdreclasseerder ter zitting toegelicht dat de verdachte zijn best doet en meewerkt met de begeleiding. De verwachting is dat hij de positieve ontwikkeling zal doorzetten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht kan de rechtbank - ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar niet die van 23 jaren heeft bereikt - recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de (voor zijn leeftijd en situatie lange) duur die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Mede gelet op de rapportage van de reclassering, waarin bijzondere voorwaarden worden geadviseerd, zal de rechtbank de jeugddetentie deels voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf bestaande uit de geadviseerde leerstraf opleggen, te weten TACt Plus. De rechtbank acht het van belang dat de verdachte met deze leerstraf sociale en cognitieve vaardigheden aanleert om zijn agressieregulatie te verbeteren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de ernst en de hoeveelheid van de feiten en de rapportage van de reclassering, waaruit naar voren komt dat er sprake is van een delictpatroon van geweldsfeiten, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van dit wetboek uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen schoenen terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten onder parketnummer 10/315053-21 zijn de schoenen van de verdachte in beslag genomen. Nu het strafvorderlijk belang het verder in beslag houden van de schoenen niet langer vordert, zal een last worden gegeven tot teruggave van de schoenen aan de verdachte.

9..Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

9.1.
Parketnummer 10/315053-21
9.1.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij01]
Ter zake van de onder parketnummer 10/315053-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij01] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd, bijgestaan door mr. W.J. Backer. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 2.569,67 aan materiële schade en een bedrag van € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk moet worden toegewezen. Van het eigen risico moeten de kosten van voor 20 november 2021 worden afgetrokken. De officier van justitie verzoekt de schade aan de scooter te schatten, omdat er te veel onduidelijk is over de vraag welke schade is ontstaan ten gevolge van de vernieling. Daarnaast verzoekt de officier van justitie de reiskosten te matigen naar € 150,- en de inkomstenderving ook te matigen. Gelet op het handletsel en de traumatische ervaring in het Kralingse Bos dient de immateriële schade te worden toegewezen tot een bedrag van € 1.500,-. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair verzoekt de raadsman om het deel dat ziet op de schade aan de scooter niet-ontvankelijk te verklaren, nu de herstelkosten onvoldoende zijn onderbouwd. Ook verzoekt de raadsman de verplaatste schade, te weten de reis- en parkeerkosten en gederfde inkomsten, niet-ontvankelijk te verklaren, omdat deze schade niet in rechtstreeks verband staat met de ten laste gelegde feiten. Daarnaast komen de medische kosten die voor 20 november 2021 zijn gemaakt niet voor vergoeding in aanmerking. Tot slot verzoekt de raadsman om de immateriële schade aanzienlijk te matigen.
9.1.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Als onderbouwing van de schade aan de scooter heeft de benadeelde partij een factuur van 19 november 2021 en een schadecalculatie van 31 januari 2022 ingediend. De eerste calculatie is van voor de bewezen verklaarde strafbare feiten en geeft aan dat de scooter in goede staat was ten tijde van de vernieling. De tweede calculatie is gebaseerd op telefonisch contact met een reparateur. Op de calculatie van 31 januari 2022 komen veel dezelfde posten voor als op de factuur van 19 november 2021. De verdediging betwist dat deze posten voortkomen uit vernieling van de scooter op 20 november 2021. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden of deze schade door de verdachte op 20 november 2021 is veroorzaakt, omdat dit uit het dossier niet afdoende blijkt en door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Vast staat wel dat er schade is veroorzaakt aan de scooter van de benadeelde partij. Die schade zal op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op het eigen risico, met uitzondering van twee bedragen van € 16,55 en € 16,20, komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdachte niet weersproken en zal daarom worden toegewezen. Het bedrag van € 16,55 staat niet in rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde feiten, aangezien dit bedrag voor de pleegdatum in rekening is gebracht. Dit deel van de vordering zal dan ook worden afgewezen. Het rechtstreekse verband van het bedrag van € 16,20 is door de verdediging betwist en is onvoldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Voor dit deel zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de reis- en parkeerkosten, zal - nu stukken ter onderbouwing van die schade ontbreken - naar maatstaven van billijkheid worden geschat op € 150,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met niet-ontvankelijk verklaring van dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voor het deel van de vordering dat betrekking heeft op de gederfde inkomsten van de vader, zal de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Daarnaast is de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.481,89, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.1.2.
Benadeelde partij [benadeelde partij02]
Ter zake van de onder parketnummer 10/315053-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij02] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.763,06 aan materiële schade en een bedrag van € 2.500, - aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade in zijn geheel kan worden toegewezen en dat de immateriële schade moet worden beperkt tot € 500, -. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair refereert de raadsman zich ten aanzien van de materiële schade aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt hij de immateriële schade te matigen. Het bedrag staat niet in verhouding tot de ernst van de feiten en er ontbreekt een onderbouwing van de hoogte van het bedrag.
9.1.2.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt en door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering van € 1.763,06 worden toegewezen.
Daarnaast is de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.013,06, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.1.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij03]
Ter zake van de onder parketnummer 10/315053-21 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft [benadeelde partij03] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 58,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.3.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak voor alle ten laste gelegde feiten. Subsidiair verzoekt de raadsman de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
9.1.3.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de helm van de benadeelde partij kapot is gemaakt. Dit deel van de vordering is genoegzaam onderbouwd, komt de rechtbank niet ongegrond voor en is door de verdediging onvoldoende gemotiveerd betwist en zal daarom worden toegewezen. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen, omdat rechtstreeks verband met de bewezen verklaarde feiten ontbreekt, nu onder feit 3 niet bewezen is dat de verdachte de tas van de benadeelde partij heeft vernield.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 november 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.1.3.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 50,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.2.
Parketnummer 10/280236-22
Ter zake van het onder parketnummer 10/280236-22 onder 1 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij04] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 750,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de immateriële schade moet worden gematigd tot € 500,-. Er is geen officiële diagnose, maar het is wel een feit waarvan gesteld kan worden dat dit impact heeft op het psychisch welbevinden van het slachtoffer. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade te matigen.
9.2.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de inbreuk die daarmee is gemaakt op de fysieke en psychische integriteit van de benadeelde partij, zal die schade naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,-, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Dat wat aan hoofdsom meer is gevorderd zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.3.
Parketnummer 10/049016-23
9.3.1.
Benadeelde partij [benadeelde partij05]
Ter zake van het onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij05] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 618,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de materiële schade, met uitzondering van de twee dagen dat aangever niet heeft kunnen werken. Deze schadepost is onvoldoende onderbouwd. Daarbij verzoekt de officier van justitie om het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.1.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak voor het ten laste gelegde feit. Subsidiair verzoekt de raadsman om de gevorderde bedragen van de zonnebril, de broek, telefoonoplader en kosten voor het niet kunnen werken, niet-ontvankelijk te verklaren, omdat een onderbouwing ontbreekt.
9.3.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De benadeelde partij heeft materiële schade geleden door de vernieling van de auto en het wegnemen van spullen. De vordering is, met uitzondering van de schade van de twee dagen dat de aangever niet heeft kunnen werken, genoegzaam onderbouwd en zal ondanks betwisting door de verdachte worden toegewezen.
De schadepost van € 196,- door het niet kunnen werken zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu deze schade onvoldoende is onderbouwd. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.1.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 422,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
9.3.2.
Benadeelde partijen [benadeelde partij06] en [benadeelde partij07]
Ter zake van het onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 ten laste gelegde feit heeft
[benadeelde partij06] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 316,95 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Daarnaast heeft [benadeelde partij07] (eigenaar van de auto die bij [benadeelde partij06] in gebruik was) zich ook als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.006,80 aan materiële schade.
9.3.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van [benadeelde partij07] geheel toewijsbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien de rechtbank deze vordering toewijst, dient de vordering van [benadeelde partij06] te worden toegewezen tot een bedrag van € 16,95. De leasemaatschappij heeft per e-mail laten weten het eigen risico van [benadeelde partij06] te vergoeden.
9.3.2.2.
Standpunt verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij06] aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast stelt de raadsman zich op het standpunt dat de vordering van [benadeelde partij07] niet aan de formele vereisten voldoet, nu een machtiging ontbreekt en uit de aangifte niet blijkt wie de bevoegdheid heeft. Het is niet duidelijk dat de persoon uit de e-mail ook bevoegd is om namens [benadeelde partij07] in rechte op te treden. Subsidiair refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3.2.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [benadeelde partij07] kan niet worden ontvangen in de vordering, omdat een machtiging ontbreekt. Uit de e-mail van [benadeelde partij07] van 16 mei 2023 blijkt niet dat de daarin genoemde persoon bevoegd is om namens dit bedrijf in rechte op te treden. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij07] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij [benadeelde partij06] rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Deze gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdachte niet weersproken. De vordering van € 316,95 zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde partij06] heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij06] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.2.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij06] een schadevergoeding betalen van € 316,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding van [benadeelde partij07] geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.3.3.
Benadeelde partij [benadeelde partij08]
Ter zake van het onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 ten laste gelegde feit heeft
[benadeelde partij08] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.876,65 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.3.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het gevorderde bedrag grotendeels bestaat uit BTW, welk bedrag de werkgever van [benadeelde partij08] kan terugkrijgen van de belastingdienst. Hierdoor blijft er € 135,- eigen risico over. Daarnaast verzoekt de officier van justitie de schadepost niet gewerkte uren te matigen tot de helft. Daarbij verzoekt de officier van justitie om de toegewezen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.3.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. [benadeelde partij08] heeft het formulier ondertekend, maar er is geen machtiging waaruit blijkt dat [benadeelde partij08] is gemachtigd door [bedrijf02] om de vordering in te dienen en [bedrijf02] in rechte te vertegenwoordigen. Subsidiair verzoekt de raadsman de benadeelde partij voor de proceskosten niet-ontvankelijk te verklaren.
9.3.3.3.
Beoordeling
De benadeelde partij [benadeelde partij08] kan niet worden ontvangen in de vordering nu een machtiging ontbreekt. Op het voegingsformulier staat dat de vordering namens [bedrijf03] is ingediend en dat deze wordt vertegenwoordigd door [naam06] . [benadeelde partij08] heeft het formulier ondertekend. Uit dit formulier blijkt niet dat [benadeelde partij08] (of [naam06] ) bevoegd is om namens [bedrijf02] in rechte op te treden. Van geen van beide is een machtiging overgelegd. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.3.3.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
9.3.4.
Benadeelde partij [benadeelde partij09]
Ter zake van het onder parketnummer 10/049016-23 onder 2 ten laste gelegde feit heeft [benadeelde partij09] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.776, - aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.4.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.4.2.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, omdat de schadecalculatie onvoldoende is gespecificeerd. Er kan niet worden gecontroleerd of de onderdelen allemaal in causaal verband staan tot het ten laste gelegde feit.
9.3.4.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen. De verdediging heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze posten in causaal verband staan met de poging diefstal met braak.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 16 januari 2023.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.3.4.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.776,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

10.. Vordering tenuitvoerlegging

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 22 juni 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van afpersing, binnendringen in een besloten lokaal, bezit van een steekwapen en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 70 dagen, waarvan een gedeelte groot 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 7 juli 2021.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de voorwaardelijke jeugddetentie van 20 dagen dient te worden omgezet in een werkstraf van 40 uur en aldus ten uitvoer dient te worden gelegd.
10.3.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de persoonlijke ontwikkeling die hij lijkt door te maken, de voorwaardelijke jeugddetentie moet worden omgezet in een werkstraf.
10.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, doch in plaats daarvan een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren te gelasten.

11.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 55, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 300, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

12.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/315053-21 onder 1 primair, onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, de onder parketnummer 10/280236-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en de onder parketnummer 10/049016-23 onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 305 (driehonderdenvijf) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot 60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de jeugdreclassering en, indien de jeugdreclassering dit nodig acht, zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de jeugdreclassering heeft opgesteld;
- naar school en/of stage gaat en/of zich inspant voor het vinden en behouden van passende dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk met een vaste structuur, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek en ademonderzoek, indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan begeleiding vanuit een coach van E25 of een soortgelijke instantie, te bepalen door de jeugdreclassering, ook als dit inhoudt dat er verdere diagnostiek en indien geïndiceerd ambulante behandeling moet plaatsvinden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de
medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de
jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het aan genoemde jeugdreclasseringsinstelling opgedragen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
legt de verdachte een taakstraf op, bestaande uit een
leerstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uren, waarbij de verdachte dient deel te nemen aan het leerproject TACt Plus van de Raad voor de Kinderbescherming;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van: 2 STK Schoenen;
heft op de bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissingen geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij01], te betalen een bedrag van
€ 1.481,89 (zegge: duizendvierhonderdeenentachtig euro en negenentachtig eurocent), bestaande uit € 731,89 aan materiële schade en € 750, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het deel van de vordering groot
€ 3071,23; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij01]te betalen
€ 1.481,89 (hoofdsom, zegge: duizendvierhonderdeenentachtig euro en negenentachtig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij02], te betalen een bedrag van
€ 2.013,06 (zegge: tweeduizenddertien euro en zes eurocent), bestaande uit € 1.763,06 aan materiële schade en € 250, - aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij02]te betalen
€ 2.013,06 (hoofdsom, zegge: tweeduizenddertien euro en zes eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij03], te betalen een bedrag van
€ 50, - (zegge: vijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij03]te betalen
€ 50, -(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 november 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij04], te betalen een bedrag van
€ 500, - (zegge: vijfhonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij04]te betalen
€ 500, -(hoofdsom,
zegge: vijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij05], te betalen een bedrag van
€ 422, - (zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij05]te betalen
€ 422, -(hoofdsom,
zegge: vierhonderdtweeëntwintig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij06], te betalen een bedrag van
€ 316,95 (zegge: driehonderdzestien euro en vijvennegentig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde partij06]te betalen
€ 316,95(hoofdsom,
zegge: driehonderdzestien euro en vijvennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij07]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verklaart de benadeelde partij
[benadeelde partij08]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[benadeelde partij09], te betalen een bedrag van
€ 4.776, - (zegge: vierduizendzevenhonderdzesenzeventig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 4.776, -(hoofdsom,
zegge: vierduizendzevenhonderdzesenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 22 juni 2021 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie - aan de veroordeelde een taakstraf, bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 40 (veertig) uren, waarbij de Raad voor de Kinderbescherming dient te bepalen uit welke werkzaamheden de werkstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S. Jordaan, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. A.A.J. de Nijs en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2023.
Bijlage I
Tekst (gewijzigde) tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/315053-21:
1.
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Rotterdam
openlijk, te weten op/aan/nabij het Langepad (gelegen in het Kralingse bos), in elk
geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere personen, te weten [slachtoffer01]
en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] ,
door:
- die [slachtoffer01] een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te
schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer01] in de hand/pols te steken met een kapotte glazen fles, althans een
scherp voorwerp, en/of
- die [slachtoffer02] een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te duwen
en/of te schoppen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer02] een helm droeg) en/of
- die [slachtoffer03] een of meerdere malen in het gezicht en/of tegen het lichaam te
schoppen en/of
- die [slachtoffer03] op het hoofd te slaan met een glazen fles (terwijl die [slachtoffer03] een helm
droeg),
terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten een snijwond aan de hand/pols, voor die [slachtoffer01] ten
gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Rotterdam
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] in de hand/pols te steken
met een kapotte glazen fles, althans een scherp voorwerp,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een snijwond in de hand/pols ten
gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Rotterdam
[slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer01] een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te
schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer02] een of meerdere malen op/tegen het hoofd en/of het lichaam te duwen
en/of te schoppen en/of te slaan (terwijl die [slachtoffer02] een helm droeg) en/of
- die [slachtoffer03] een of meerdere malen in het gezicht en/of tegen het lichaam te
schoppen en/of
- die [slachtoffer03] op het hoofd te slaan met een glazen fles (terwijl die [slachtoffer03] een helm
droeg);
3.
hij op of omstreeks 20 november 2021 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
- twee scooters/bromfietsen (kentekens [kenteken02] en/of [kenteken03] ) en/of
- een of meerdere helmen en/of
- een tas,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02]
en/of [slachtoffer03] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt.
Parketnummer 10/280236-22:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer04] heeft mishandeld door meermalen op/tegen het hoofd en/of in/tegen de
nek, althans tegen het bovenlichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 29 oktober 2022 te Rotterdam,
opzettelijk en wederrechtelijk schuif- en/of toegangsdeuren, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf01], in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Parketnummer 10/049016-23:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin/uit meerdere, althans een, (personen) auto('s), te weten,
- een Fiat Doblo met kenteken [kenteken04] , en/of
- een Fiat 500 met kenteken [kenteken05] , en/of
- een Ford Focus met kenteken [kenteken06] , en/of
- een Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] , en/of
- een Fiat Punto met kenteken [kenteken08]
heeft weggenomen
- meerdere, althans een, (tank)pas en/of zonnebril (uit de Fiat Doblo met kenteken
[kenteken04] ), en/of
- een telefoonhouder (uit de Fiat 500 met kenteken [kenteken05] ), en/of
- meerdere rolletjes verband (uit de Ford Focus met kenteken [kenteken06] )
- een boek en/of telefoonoplader en/of zonnebril en/of 7 euro, althans enig
geldbedrag (uit de Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] )
- een TomTom navigatiesysteem (uit de Fiat Punto met kenteken [kenteken08] )
althans één of meer goederen, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan
- [naam01] (eigenaar van de Fiat Doblo met kenteken [kenteken04] ), en/of
- [naam02] (eigenaar van de Fiat Doblo met kenteken [kenteken05] ), en/of
- [naam03] (eigenaar Ford Focus met kenteken [kenteken06] ), en/of
- [naam04] (eigenaar Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] ), en/of
- [naam05] (eigenaar Fiat Punto met kenteken [kenteken08] )
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich (telkens) de toegang tot voornoemde voertuig(en)
heeft verschaft en/of (telkens) de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel, opzettelijk en
wederrechtelijk een aantal auto's, zijnde
- een bestelbus (type: Fiat Doblo met kenteken [kenteken04] ), toebehorend aan Hoften
b.v.
- en/of [naam01] , en/of
- een auto (type: Fiat 500 met kenteken [kenteken05] ), toebehorende aan [naam02] ,
en/of
- een auto (type: Ford Focus met kenteken [kenteken06] ), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam03] , en/of
- een auto (type: Toyota Yaris met kenteken [kenteken07] ), geheel of ten dele
toebehorende aan [naam04] , en/of
- een auto (type: Fiat Punto met kenteken [kenteken08] ), toebehorende aan [naam05]
,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar heeft gemaakt, door:
- de zijruit aan bijrijderszijde en de spiegel te verbreken en de achterdeur in te
deuken (Fiat Doblo, [kenteken04] );
- de achterruit en spiegel te verbreken (Fiat 500 [kenteken05] );
- de achterruit, de ruit in het bijrijdersportier en een ruit aan de bestuurderszijde te
verbreken (Ford Focus, [kenteken06] );
- de achterruit en de ruit van het bestuurdersportier te verbreken (Toyota Yaris,
[kenteken07] );
- de ruit aan de rechterachterzijde te verbreken (Fiat Punto, [kenteken08] );
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een (personen)auto, te weten een Citroën DS3 met kenteken [kenteken01] ,
diverse goederen en/of geldbedrag(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [naam07] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de
plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen
onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
opzettelijk en wederrechtelijk een Citroen DS3 met kenteken [kenteken01] , in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam07] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt.