ECLI:NL:RBROT:2023:5065

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
C/10/649809 / HA ZA 22-1029
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in geschil over geldlening en arbitragebeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een incident waarbij de vraag aan de orde was of de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen van Full-Time Beheer B.V. tegen [gedaagde01]. Full-Time Beheer vorderde betaling van een geldlening, terwijl [gedaagde01] zich op het standpunt stelde dat de rechtbank onbevoegd was, omdat er een arbitragebeding was overeengekomen in de geldleenovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de geldleenovereenkomst een arbitragebeding bevatte, waardoor alle geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst aan arbitrage onderhevig zijn. De rechtbank heeft ook gekeken naar de vaststellingsovereenkomst die partijen eerder hadden gesloten, waarin was bepaald dat geschillen die voortvloeien uit die overeenkomst aan de Rechtbank Oost-Brabant moesten worden voorgelegd. De rechtbank concludeerde dat het geschil in de hoofdzaak onder de reikwijdte van het arbitragebeding valt en dat de rechtbank zich op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd moest verklaren om van het geschil kennis te nemen. Full-Time Beheer werd veroordeeld in de proceskosten van het incident en de hoofdzaak, omdat zij nodeloos kosten had veroorzaakt door de hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/649809 / HA ZA 22-1029
Vonnis in incident van 7 juni 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FULL-TIME BEHEER B.V.,
gevestigd te Monster, gemeente Westland,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. P.J. Frölich te Alphen aan den Rijn,
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J.J. Dijkman te Haarlem.
Partijen zullen hierna Full-Time Beheer en [gedaagde01] genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 december 2022, met producties 1 tot en met 9,
  • de nadere productie 10 van Full-Time Beheer,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring (ex artikel 1022 Rv en 108 Rv),
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2..De feiten, voor zover relevant in het incident

2.1.
[eiser01] was middellijk (via Kubo Beheer B.V.; hierna Kubo Beheer) bestuurder van Kubo Participaties & Investeringen B.V. (hierna: Kubo P&I).
2.2.
Bij koopovereenkomst van 20 januari 2012 heeft Full-Time Beheer haar belang van 51% in het aandelenkapitaal van Horeca Flex Groep B.V. (hierna: HFG) verkocht en geleverd aan Kubo P&I (hierna: de koopovereenkomst). In het kader van die aandelentransactie is tussen Kubo P&I en Full-Time Beheer een overeenkomst van geldlening tot stand gekomen op grond waarvan Kubo P&I een bedrag € 275.000,00 heeft geleend van Full-Time Beheer (hierna: de geldleenovereenkomst).
2.3.
De geldleenovereenkomst, waarin Full-Time Beheer is aangeduid als schuldeiser en Kubo P&I als schuldenaar, luidt voor zover hier van belang:
“(…)
Artikel 5. Zekerheidsstelling
[eiser01] is hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen uit deze Geldleenovereenkomst. Op grond daarvan tekent [eiser01] deze Geldleenovereenkomst voor hem in privé.
(…)
Artikel 9. Rechtskeuze, arbitrage
(…)
Alle geschillen die voortvloeien uit deze Geldleenovereenkomst of de uitvoering daarvan zullen ter beslissing worden voorgelegd aan de arbitrage, met uitsluiting van de bevoegdheid van de gewone rechter. Tenzij de Schuldenaar en Schuldeiser in geschil instemmen met één arbiter zullen drie arbiters worden aangesteld. Aanstelling geschiedt op verzoek van de meest gerede partij door de President van de rechtbank 's Gravenhage. Arbiters zullen recht spreken als goede mannen naar billijkheid. Zij zullen in hoogste instantie recht spreken. Arbiters bepalen zelf de plaats van arbitrage, hun wijze van werken en de regels van procedure, waaronder de heffing van een voorschot en het uitspreken van een proceskosten veroordeling ten gunste of ten laste van enige partij. (…)”.
2.4.
Nadien is op enig moment een geschil ontstaan tussen Full-Time Beheer en Kubo P&I waarna op 24 juni 2013 tussen Kubo P&I, HFG en [eiser01] enerzijds en Full-Time Beheer, haar bestuurder en aandeelhouder Full-Time Holding B.V. en diens bestuurder en aandeelhouder [naam01] anderzijds een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Deze vaststellingsovereenkomst luidt voor zover hier van belang:
“(…)
OVERWEGINGEN
(…)
(c) Bij een schrijven van 30 januari 2013 (…) heeft [eiser01] namens Horeca Flex Groep (bedoeld wordt Kubo) een schadeclaim (…) ingediend bij Full-Time Beheer in verband met de (…) transactie van de aandelen en hebben Horeca Flex Groep en Kubo hun lopende betalingsverplichtingen aan Full-Time Beheer opgeschort.
(…)
(e) Tussen partijen zijn hierna meerdere gesprekken gevoerd (…) waarna Partijen overeenstemming hebben bereikt over een minnelijke regeling.
(f) Partijen wensen met deze akte, hierna te nemen “deze Overeenkomst”, de tussen hen (…) bereikte minnelijke regeling schriftelijk vast te leggen.
ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
(…)
c. Full-Time Beheer scheldt bij dezen haar vordering op Kubo uit hoofde van de
achtergestelde geldlening (…) per 1 januari 2013 gedeeltelijk kwijt voor een bedrag van EUR 25.000,-- (…), als gevolg waarvan de hoofdsom van de achtergestelde geldlening per 1 januari 2013 EUR 250.000,-- (…) bedraagt;
d. Full-Time Beheer scheldt bij dezen kwijt de rente tot l januari 2013 over de
voormelde achtergestelde geldlening. Voor de goede orde stellen Partijen vast dat
Kubo vanaf 1 januari 2013 over de openstaande hoofdsom van de geldlening een
rentevergoeding van 5,55% per jaar verschuldigd is die zij op jaarbasis zal
voldoen, steeds per de eerste kalenderdag van elk jaar, zulks - in verband met de
voormelde kwijtschelding - voor het eerst op 1 januari 2014, een en ander in
overeenstemming met de bepalingen van de (…) geldleenovereenkomst d.d. 20 januari 2012.
(…)
Artikel 4
(…)
2. Geschillen die voortvloeien uit deze Overeenkomst worden ter beslechting voorgelegd
aan de bevoegde Rechtbank Oost-Brabant.
(…)”.
2.5.
Kubo P&I en Kubo Beheer zijn op 13 november 2015 respectievelijk 24 november 2015 ontbonden wegens gebrek aan baten.

3..Het geschil in de hoofdzaak

3.1.
Full-Time Beheer vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] te veroordelen:
1) tot betaling van € 365.599,25, vermeerderd met 5,55% contractuele rente over dit bedrag vanaf 25 november 2022 tot aan de dag van betaling,
2) tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten tot een beloop van € 3.603,00 (exclusief BTW),
3) tot betaling van de kosten van het geding (waaronder de kosten van de door Full-Time Beheer ten laste van [gedaagde01] gelegde conservatoire beslagen), te voldoen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis, en – voor het geval voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Full-Time Beheer legt hieraan – kort samengevat – ten grondslag dat zij op grond van de geldleenovereenkomst en de nadere afspraken in de vaststellingsovereenkomst een bedrag van € 250.000,00, te vermeerderen met rente, te vorderen heeft van Kubo P&I. [gedaagde01] heeft zich in de geldleenovereenkomst hoofdelijk verbonden voor de nakoming van de verplichtingen uit die overeenkomst en heeft die overeenkomst daarom in privé medeondertekend. Omdat Kubo P&I na een turboliquidatie is opgehouden te bestaan, spreekt Full-Time Beheer [gedaagde01] als borg aan tot terugbetaling van de geldlening, vermeerderd met rente.
3.3.
[gedaagde01] heeft nog geen conclusie van antwoord ingediend.

4..Het geschil in het incident

4.1.
[eiser01] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1)
primairdat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Full-Time Beheer in de hoofdzaak tegen [eiser01] kennis te nemen,
2)
subsidiairdat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Full-Time Beheer in de hoofdzaak tegen [eiser01] kennis te nemen en de hoofdzaak in de stand waarin zij zich bevindt verwijst naar de rechtbank Oost-Brabant, locatie Den Bosch,
3) Full-Time Beheer te veroordelen tot betaling van de kosten van het incident, inclusief de nakosten van € 163,00 zonder betekening, en verhoogd met € 85,00 in geval van betekening, en met bepaling dat over de proceskosten de wettelijke rente is verschuldigd met ingang van twee weken na datum vonnis.
4.2.
[eiser01] stelt hiertoe primair dat partijen in artikel 9 van geldleenovereenkomst een arbitragebeding zijn overeengekomen. Op grond van artikel 1022 Rv is de rechtbank daarom onbevoegd om van de vorderingen in de hoofdzaak kennis te nemen. Subsidiair stelt [eiser01] dat de rechtbank onbevoegd is, omdat partijen in de vaststellingsovereenkomst zijn overeengekomen dat de rechtbank Oost-Brabant bevoegd is om van geschillen die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst kennis te nemen.
4.3.
De conclusie van Full-Time Beheer strekt tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van [eiser01] in de kosten van het incident. Full-Time Beheer beroept zich hiervoor op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 2 BW) en misbruik van recht (artikel 3:12 BW).

5..De beoordeling in het incident

Arbitrage

5.1.
Artikel 1022 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter, bij wie een geschil aanhangig is gemaakt waarover een overeenkomst tot arbitrage is gesloten, zich onbevoegd verklaart, indien een partij zich voor alle weren op het bestaan van deze overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
5.2.
[eiser01] heeft zijn incidentele conclusie tot onbevoegdheid tijdig (voor alle weren) genomen.
5.3.
Full-Time Beheer legt aan haar vordering in de hoofdzaak ten grondslag dat [eiser01] zich in de geldleenovereenkomst hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de terugbetaling van de betreffende geldlening en dat partijen vervolgens in de vaststellingsovereenkomst (onder meer) zijn overeengekomen dat Full-Time Beheer deze geldlening voor een bedrag van € 25.000,00 kwijt scheldt, zodat de terug te betalen hoofdsom nog € 250.000,00 bedraagt (zie 3.2 en 2.4).
5.4.
Artikel 9 van de geldleenovereenkomst bepaalt dat de partijen bij die overeenkomst alle geschillen die voortvloeien uit de geldleenovereenkomst of de uitvoering daarvan ter beslissing zullen voorleggen aan arbitrage, met uitsluiting van de bevoegdheid van de gewone rechter. Gesteld noch gebleken is dat (de geldleenovereenkomst met) deze bepaling met de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst is komen te vervallen. De geldigheid van het hierboven bedoelde arbitragebeding is ook overigens niet betwist. Verder is het arbitragebeding naar de formulering onmiskenbaar een beding dat de gang naar de overheidsrechter uitsluit. Full-Time Beheer heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit kan worden afgeleid dat dit beding anders moet worden uitgelegd.
5.5.
In de vaststellingsovereenkomst is geen arbitragebeding opgenomen, maar een forumkeuzebeding in de zin van artikel 108 Rv. In artikel 4 is namelijk bepaald dat geschillen die voortvloeien uit de vaststellingsovereenkomst ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde Rechtbank Oost-Brabant.
5.6.
De rechtbank begrijpt dat de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen naar aanleiding van een geschil dat tussen partijen is gerezen in verband met de verkoop van het aandelenbelang van Full-Time Beheer in HFG. In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen, waaronder Full-Time Beheer en [eiser01] , afspraken gemaakt ter beëindiging van dat geschil. Onderdeel van die afspraken bestond uit een verlaging, door middel van een kwijtschelding, van de hoogte van de geldlening die in het kader van de aandelentransactie was verstrekt (zie 2.4). De vaststellingsovereenkomst vloeit daarmee voort uit de koopovereenkomst met betrekking tot het aandelenbelang van Full-Time Beheer in HFG en de daarmee nauw samenhangende geldleenovereenkomst (zie 2.2).
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank staat in de hoofdzaak nakoming van de geldleenovereenkomst centraal. Full-Time Beheer baseert haar vordering op [eiser01] immers op nakoming van de geldleenovereenkomst na aanpassing ervan op grond van de vaststellingsovereenkomst. In het kader van zijn beroep op de onbevoegdheid van deze rechtbank, heeft [eiser01] niet aangevoerd dat de aanpassing van geldleenovereenkomst op basis van de vaststellingsovereenkomstonderdeel een belangrijk onderdeel is van het geschil en dat daarom de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen forumkeuze gevolgd moet worden. Dat hiervan sprake is, is ook niet anderszins gebleken.
5.8.
Nu het geschil in de hoofdzaak primair betrekking heeft op de geldleenovereenkomst en op grond van het arbitragebeding in de geldleenovereenkomst alle geschillen die voortvloeien uit deze overeenkomst aan arbitrage onderhevig zijn (zie 5.4), valt naar het oordeel van de rechtbank het geschil in de hoofdzaak onder de reikwijdte van het arbitragebeding.
5.9.
De omstandigheid dat in de vaststellingsovereenkomst is bepaald dat geschillen die voortvloeien uit die overeenkomst ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde rechter van de rechtbank Oost-Brabant, maakt dat niet anders. Artikel 108 Rv bepaalt immers dat de volgens een forumkeuzebeding bevoegde rechter in beginsel exclusief bevoegd is, tenzij uit de overeenkomst anders voortvloeit. Uit het voorgaande volgt dat van een dergelijke uitzondering hier sprake is.
5.10.
De rechtbank is dus in beginsel niet bevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. Slechts indien de toepassing van het arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, kan dit anders zijn. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
5.11.
Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke uitzondering geen sprake. Zoals hiervoor al is overwogen, valt het geschil in de hoofdzaak onder de reikwijdte van het arbitragebeding in de geldleenovereenkomst. Daarmee doet zich het door Full-Time Beheer gestelde risico op tegenstrijdige uitspraken niet voor.
Weliswaar kan een beroep op een arbitragebeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, indien degene die het voorschot voor de arbitrageprocedure moet voldoen hiertoe niet is staat is, waardoor voor de betreffende partij in feite geen rechtsgang openstaat, maar gesteld noch gebleken is dat dat voorschot door [eiser01] zal moeten worden gedragen en hij dit niet zou kunnen voldoen, indien Full-Time Beheer een arbitrageprocedure opstart om veroordeling van [eiser01] tot betaling te verkrijgen. Full-Time Beheer heeft niet gesteld dat zij zelf niet in staat is het voorschot op de arbitragekosten te voldoen.
5.12.
Tot slot is de enkele omstandigheid dat [eiser01] weigert te betalen, onvoldoende voor de conclusie dat hij misbruik van recht maakt door zich op het arbitragebeding te beroepen. Full-Time Beheer heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die die conclusie rechtvaardigen.
Conclusie
5.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat partijen ten aanzien van het geschil in de hoofdzaak arbitrage zijn overeengekomen, zodat de rechtbank zich op grond van artikel 1022 Rv onbevoegd zal verklaren om daarvan kennis te nemen. De overige stellingen en verweren behoeven daarom geen bespreking meer.
5.14.
Full-Time Beheer zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De rechtbank begroot deze kosten op € 598,00 aan salaris voor de advocaat.
5.15.
Full-Time Beheer zal daarnaast in de proceskosten van de hoofdzaak worden veroordeeld, nu zij nodeloos kosten heeft veroorzaakt door die hoofdzaak bij de verkeerde rechter aanhangig te maken. De kosten aan de zijde van [eiser01] in de hoofdzaak worden begroot op € 2.277,00 aan griffierecht.

6..De beslissing

De rechtbank
in het incident en in de hoofdzaak
6.1.
verklaart zich onbevoegd om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen,
6.2.
veroordeelt Full-Time Beheer in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot op heden begroot op € 598,00 in het incident en op € 2.277,00 in de hoofdzaak,
6.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.
[2083/3455]