In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 78 kilogram cocaïne in Nederland, waarbij de verdachte werd verdacht van betrokkenheid bij het afzetten van een uithaler bij een haven in Rotterdam. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en het onderzoek op de terechtzitting vond plaats op 24 mei 2023.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een eis tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de bestuurder was van de Volvo die betrokken was bij het afzetten van de uithaler. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en getuigen in overweging genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is om de betrokkenheid van de verdachte vast te stellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Tevens is besloten dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder een telefoon en een Volvo, aan de verdachte worden teruggegeven. Dit vonnis is uitgesproken door de voorzitter en twee andere rechters, en is openbaar gemaakt op de datum van uitspraak.