ECLI:NL:RBROT:2023:5035

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10/307820-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van invoer en uithaal van cocaïne in Rotterdam

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met twee medeverdachten is aangehouden in een container op het haventerrein in Rotterdam. De verdachte was betrokken bij het uithalen van dummy-pakketten cocaïne en had voorwaardelijk opzet op de invoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat er geen indicatie was voor de toepassing van het adolescentenstrafrecht en dat de verdachte, in tegenstelling tot zijn medeverdachten, geen persoonlijkheidsproblematiek vertoonde. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Bijzondere voorwaarden werden opgelegd, waaronder een contactverbod met medeveroordeelden en een locatieverbod voor de Rotterdamse haventerreinen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de invoer van cocaïne en het wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de haven. De verdachte had zich bewust blootgesteld aan de kans dat er cocaïne in de container aanwezig was en handelde in nauwe samenwerking met anderen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke straf, waarbij de verdachte de kans kreeg om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/307820-22
Datum uitspraak: 7 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
24 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden
met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Feit 1 primair: Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Uit het dossier blijkt niet van wetenschap van de verdachte omtrent of betrokkenheid bij de invoer van cocaïne. De verdachte is er op het laatste moment bijgekomen. Zijn rol was beperkt tot het brengen van gereedschap naar de container, hij wist verder van niets. Voor zover wetenschap aanwezig wordt geacht, past zijn rol meer bij medeplichtigheid – wat niet ten laste is gelegd – dan wel bij de subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen.
5.1.2.
Beoordeling
In de nacht van 24 november 2022 op 25 november 2022 worden de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] met een auto afgezet bij het haventerrein van [bedrijf01] . De verdachte wordt daar enige tijd later afgezet. Later die nacht zijn zij alle drie in de container met nummer [containernummer01] aangehouden. De verbalisanten die de verdachten aanhouden zien drie mannen in de container op hun rug liggen. Zij verrichten handelingen in de luchtkanalen achter het kopschot. De verbalisanten zien sporttassen, schroevendraaiers, een hamer, beitel, Makita accu tol, bitjes, hoofdlampjes, werkhandschoenen en een Samsung telefoon. Deze goederen zijn vermoedelijk door de verdachte gebracht.
In de telefoon van de verdachte zijn Snapchat berichten aangetroffen tussen de verdachte en een onbekend gebleven persoon. De berichten zijn verzonden in de avond van 24 november 2022 tot in de nacht van 25 november 2022. In de berichten wordt de verdachte om hulp gevraagd bij het openen van een
“conti”op de Waalhaven, waarmee hij (desgevraagd)
“10kop”zal verdienen. Aan hem wordt verteld dat het gaat om het openen van de zijkant in de container.
Uit onderzoek van de gegevens in een in de container aangetroffen Samsung telefoon blijkt dat op 24 november 2022 een WhatsApp groepsapp is aangemaakt, waar de verdachte deelnemer van is. Op 24 november 2022 worden om respectievelijk 21:04 en 21:46 uur een foto van het terrein van [bedrijf01] en een foto van container [containernummer01] in de groepsapp gedeeld. Uit een op de telefoon van de verdachte aangetroffen WhatsApp gesprek tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte02] blijkt dat zij op 25 november 2022 omstreeks 01:02 uur hun livelocatie met elkaar delen. Op dat moment is medeverdachte [medeverdachte02] al in de container en moet de verdachte daar nog naartoe.
Verder is op de telefoon van de verdachte een video aangetroffen waarop te zien is dat hij in een container pakketten aan het sorteren en tellen is. De filmer is medeverdachte [medeverdachte02] . De verbalisant die de video bekijkt ziet de verdachte de leiding nemen bij het sorteren en tellen van de pakketten, die eerder als dummypakketten in de container zijn teruggeplaatst na de vondst van 78 pakketten met in totaal circa 78 kilogram cocaïne.
Het is een feit van algemene bekendheid dat in de Rotterdamse haven op grote schaal cocaïne in containers wordt binnengebracht en wordt verstopt tussen legale goederen. De verdachte heeft zich dan ook – minst genomen – bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zich cocaïne in die container bevond en die kans ook bewust aanvaard door toch naar de container te gaan. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat zijn rol niet alleen beperkt was tot het brengen van gereedschap naar de container, maar dat hij in de container ook de nodige handelingen heeft verricht. Uit de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte hierbij in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld en dus als medepleger is aan te merken.
5.1.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van een hoeveelheid cocaïne.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen van het onder 2 tenlastegelegde, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1 primair
hij in de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2
hij, omstreeks 25 november 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met e anderen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in [plaats01] , terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang hebben verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming,
waarbij verdachte zich met zijn mededaders op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container [containernummer01] , door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
de voortgezette handeling van:
tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen en zich de toegang verschaffen tot een plaats bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, door middel van inklimming
en
zich tezamen en in vereniging met anderen op de besloten plaats de toegang verschaffen tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een terrein en in een container. De verdachte is met twee anderen in die container aangehouden, terwijl zij bezig waren met het uithalen van dummy pakketten cocaïne. Het Team Bijzondere Bijstand van de Douane had twee dagen daarvoor 78 pakketten met daarin 78 kilo cocaïne uit de betreffende container gehaald en vervangen door genoemde dummypakketten. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 9 mei 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 december 2022. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De verdachte is ingegaan op een aanbod om snel geld te verdienen. De reclassering krijgt het beeld van een jongeman die tot op heden een ongestoord leven heeft geleid en gedurende zijn jeugd geen problemen heeft gekend. Hij was tot het plegen van het onderhavige feit werkzaam. Het risico op recidive is laag-gemiddeld. De risico’s zijn gelegen in de keuzes die hij in het vervolg zal maken als hem een vergelijkbaar aanbod wordt gedaan en in zijn sociale netwerk. Concreet wordt geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen en er wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een inspanningsverplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van inkomen, werk en/of dagbesteding, het volgen van een training cognitieve vaardigheden en een contactverbod met de medeverdachten te koppelen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank ziet in deze zaak toch aanleiding om hiervan af te wijken. De verdachte is een ‘first offender’. Zijn rol bij de invoer is die van uithaler. Dat is een belangrijke rol bij de invoer van cocaïne, maar tegelijkertijd is deze rol in het grotere geheel beperkt. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte. Het is positief dat de verdachte zijn leven verder op de rit heeft en doelen stelt. De positie van de verdachte is wel een andere dan die van zijn mede-uithalers. De rechtbank heeft hier rekening mee gehouden bij het bepalen van de op te leggen straf. Anders dan de mede-uithalers, lijkt de verdachte goed in staat om de gevolgen van zijn handelen te overzien. De verdachte had niet alleen andere keuzes kunnen, maar ook moeten maken. De verdediging heeft gevraagd om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Gelet op de inhoud van het reclasseringsrapport en het onderzoek ter terechtzitting, ziet de rechtbank daartoe geen aanleiding.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, vanwege de oplegging van de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd. Het gaat daarbij alleen om het opleggen van een contactverbod met de medeverdachten en een havenverbod. De rechtbank ziet geen aanleiding om de overige door de reclassering geadviseerde voorwaarden op te leggen, nu niet is gebleken dat de verdachte op deze gebieden hulp nodig heeft. Het voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank koppelt aan de voorwaardelijke straf een langere proeftijd dan is gevorderd door de officier van justitie. Daarmee wordt bereikt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden langer zullen gelden.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 2 (twee) maanden voorwaardelijk passend en geboden.

9..In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- Telefoon, Apple iPhone, omschrijving: [proces-verbaalnummer01] .
Ten aanzien van dit voorwerp zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, bij wie deze in beslag is genomen en die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De telefoon dient te worden teruggegeven in de staat waarin deze in beslag is genomen.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 138aa van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met de medeveroordeelden [medeverdachte02] (geboren op [geboortedatum02]), [medeverdachte01] (geboren op [geboortedatum03]) en [medeverdachte03] (geboren op [geboortedatum04]), zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd niet in de havengebieden van Rotterdam bevinden. Dit betreft Maasvlakte 1, Maasvlakte 2 en de Waalhaven, ofwel het gehele Rotterdamse (industrie)gebied boven de rijksweg A15 na de Suurhoffbrug over het Hartelkanaal en het gehele Rotterdamse (industrie) gebied boven de rijksweg A15/Vondelingenweg tussen de wijken Pernis en Oud-Charlois/Wielewaal;
geeft aan de politie opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van:
telefoon, Apple iPhone, omschrijving: [proces-verbaalnummer01];
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.D. Schmahl en K. Dere, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 78 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van ongeveer 78 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- één of meerdere sporttassen, drie (3) schroevendraaiers, een beitel, een hamer, een accutol, een set bitjes, twee (2) hoofdlampjes en/of werkhandshoenen voorhanden te hebben en/of
- zich (onbevoegd) te begeven op een empty-depot-terrein voor containers, te weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in [plaats01] en/of
- ( via een ladder) zich de toegang te verschaffen tot de zich aldaar bevindende container [containernummer01] en/of
- de achterwand van voornoemde container open te breken en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten te verwijderen;
( art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, op of omstreeks 25 november 2022, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in [plaats01] ,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container [containernummer01] , door middel van inklimming;
( art 138aa lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
138aa lid 3 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 3 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )