ECLI:NL:RBROT:2023:5034

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10/307802-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de invoer en uithaal van cocaïne met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met twee medeverdachten is aangehouden in een container op het haventerrein in Rotterdam. De verdachte was bezig met het uithalen van dummy-pakketten cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. Bij het bepalen van de straf is rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek van de verdachte, die als kwetsbaar wordt beschouwd en niet in staat lijkt de consequenties van zijn handelen te overzien. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met medeveroordeelden en een locatieverbod voor de Rotterdamse haventerreinen.

De zaak kwam aan het licht toen het Team Bijzondere Bijstand van de Douane twee dagen voor de aanhouding 78 pakketten met cocaïne uit de container had gehaald en vervangen door dummy-pakketten. De verdachte heeft bekend en er is geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het wederrechtelijk verblijven op een besloten plaats in de haven.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden meegenomen. De verdachte heeft geen strafblad voor soortgelijke feiten en heeft een rapport van de reclassering waarin zijn kwetsbaarheid en zwakbegaafdheid worden beschreven. De rechtbank heeft besloten om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, zodat de verdachte de kans krijgt om aan zichzelf te werken en herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/307802-22
Datum uitspraak: 7 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
[detentieadres01] ,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
en 24 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden
met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4..Bewezenverklaring zonder nadere motivering

Het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1 primair
hij in de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022
te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2
hij, omstreeks 25 november 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met e anderen wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in [plaats01] , terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang hebben verschaft tot die besloten plaats door middel van inklimming,
waarbij verdachte zich met zijn mededaders op die besloten plaats vervolgens de toegang heeft verschaft tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container [containernummer01] , door middel van inklimming.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1 primair
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
de voortgezette handeling van:
tezamen en in vereniging met anderen wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen en zich de toegang verschaffen tot een plaats bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, door middel van inklimming
en
zich tezamen en in vereniging met anderen op de besloten plaats de toegang verschaffen tot een ruimte bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen door middel van inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen als uithaler schuldig gemaakt aan de invoer van een hoeveelheid cocaïne en het zich (daartoe) wederrechtelijk bevinden op een terrein en in een container. De verdachte is met twee anderen in die container aangehouden, terwijl zij bezig waren met het uithalen van dummy pakketten cocaïne. Het Team Bijzondere Bijstand van de Douane had twee dagen daarvoor 78 pakketten met daarin 78 kilo cocaïne uit de betreffende container gehaald en vervangen door genoemde dummypakketten. De verdachte heeft daarmee een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
7.3
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 9 mei 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 mei 2023. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De verdachte is opgegroeid in een instabiele opvoedingssituatie, wat invloed heeft gehad op zijn ontwikkeling. In 2018 heeft het Nederlands Intituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie vastgesteld dat de verdachte leidt aan een gespecificeerde disruptieve impulsbeheersing- of andere gedragsstoornis en zwakbegaafdheid. Tot zijn 18e levensjaar verbleef hij in de gesloten jeugdzorg. Aansluitend werd hij onder toezicht gesteld van de jeugdreclassering. Na beëindiging van het reclasseringstoezicht in 2021 bleef een jongerencoach betrokken vanwege aanhoudende zorgen over de recidiverisico’s in verband met zijn zwakbegaafdheid en gedragsproblemen. De jongerencoach is nog altijd betrokken bij de verdachte. De reclassering vermoedt dat de verdachte door zijn persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid kwetsbaarder is voor invloeden van buitenaf. Hierdoor zal hij niet goed in staat zijn geweest om na te denken over de gevolgen van zijn handelen en daarnaar te handelen. Daarom worden interventies geadviseerd die zijn gericht op het vergroten van zijn weerbaarheid, zelfinzicht en probleemoplossend vermogen, naast controlerende maatregelen om herhaling te voorkomen. Concreet wordt geadviseerd het adolescentenstrafrecht toe te passen en wordt een (deels) voorwaardelijke straf geadviseerd met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspanningsverplichting voor legaal inkomen, een contactverbod met de mededaders en een locatieverbod voor het havengebied in Rotterdam.
7.4
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank ziet in deze zaak toch aanleiding om hiervan af te wijken. De rol van de verdachte bij de invoer is die van uithaler. Dat is een belangrijke rol bij de invoer van cocaïne, maar tegelijkertijd is deze rol in het grotere geheel beperkt. De rechtbank heeft daarnaast sterk rekening gehouden met de persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid en jonge leeftijd van de verdachte. De rechtbank ziet een kwetsbare jongeman, die de consequenties van zijn handelen niet lijkt te kunnen overzien. Het lijkt erop dat “de zware jongens” hiervan misbruik hebben gemaakt. Het is positief dat de verdachte inzicht heeft getoond in zijn handelen en dat hij open staat voor begeleiding om herhaling te voorkomen.
De reclassering acht begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk en de verdachte staat er voor open om aan zichzelf te werken. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er ook toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank koppelt aan de voorwaardelijke straf een langere proeftijd dan is gevorderd door de officier van justitie. Daarmee wordt bereikt dat de opgelegde bijzondere voorwaarden langer zullen gelden, waardoor de verdachte meer tijd krijgt om aan zichzelf te werken.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 138aa van het Wetboek van Strafrecht
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres Marconistraat 2 te Rotterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich laten diagnosticeren en behandelen door Humane Zorg b.v. of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen van een legaal inkomen in de vorm van een betaalde baan met een arbeidsovereenkomst of een uitkering. De veroordeelde geeft hierin openheid van zaken aan de reclassering;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben of zoeken met de medeveroordeelden [medeverdachte01] (geboren op [geboortedatum02]), [medeverdachte02] (geboren op [geboortedatum03]) en [medeverdachte03] (geboren op [geboortedatum04]), zo lang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
6. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd niet in de havengebieden van Rotterdam bevinden. Dit betreft Maasvlakte 1, Maasvlakte 2 en de Waalhaven, ofwel het gehele Rotterdamse (industrie)gebied boven de rijksweg A15 na de Suurhoffbrug over het Hartelkanaal en het gehele Rotterdamse (industrie) gebied boven de rijksweg A15/Vondelingenweg tussen de wijken Pernis en Oud-Charlois/Wielewaal.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. van Beckhoven, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.D. Schmahl en K. Dere, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, in of omstreeks de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 78 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 22 november 2022 tot en met 25 november 2022,
te Rotterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor
te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
van ongeveer 78 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
door
- één of meerdere sporttassen, drie (3) schroevendraaiers, een beitel, een hamer,
een accutol, een set bitjes, twee (2) hoofdlampjes en/of werkhandshoenen
voorhanden te hebben en/of
- zich (onbevoegd) te begeven op een empty-depot-terrein voor containers, te
weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in
[plaats01] en/of
- ( via een ladder) zich de toegang te verschaffen tot de zich aldaar bevindende
container [containernummer01] en/of
- de achterwand van voornoemde container open te breken en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten te verwijderen;
(art 10a lid 1 ahf/sub 1 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 Opiumwet, art 10a lid 1
ahf/sub 3 Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 25 november 2022, te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk
heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement
gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te
weten het (besloten) terrein van [bedrijf01] , gelegen aan de [adres02] in
[plaats01] ,
terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang heeft/hebben verschaft tot die besloten plaats door middel van
inklimming,
waarbij hij, verdachte, zich al dan niet met zijn mededader(s) op die besloten plaats
vervolgens de toegang heeft verschaft tot een gebouw, ruimte of vervoermiddel
bestemd voor de distributie, opslag of overslag van goederen, te weten de container
[containernummer01] , door middel van inklimming.
(art 138aa lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
138aa lid 3 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 138aa lid 3 ahf/ond b Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)