ECLI:NL:RBROT:2023:5032

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
658738 / HA RK 23-539
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele zaak betreffende voortzetting crisismaatregel

Op 6 juni 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker die op dat moment in een instelling verbleef. Het verzoek was gericht tegen mr. H.J. Wieman-Bart, de rechter die de hoofdzaak behandelde, waarin een verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel aan de orde was. De verzoeker voerde aan dat zijn eigen advocaat niet aanwezig was en dat hij alleen door zijn eigen advocaat bijgestaan wilde worden, niet door de vervangende advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek werd duidelijk dat de verzoeker zich niet gehoord voelde en dat hij vreesde dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer oordeelde echter dat de omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen zwaarwegende aanwijzing opleverden voor het oordeel dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter haar best had gedaan om met de verzoeker in gesprek te gaan, maar dat de communicatie bemoeilijkt werd door de omstandigheden van de behandeling. De beslissing om de mondelinge behandeling van de hoofdzaak door te laten gaan, ondanks de afwezigheid van de eigen advocaat van de verzoeker, werd niet als een grond voor wraking beschouwd. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd benadrukt dat de rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende waren om deze vermoedelijkheid te weerleggen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/10/658738 / HA RK 23-539
Beslissing van 6 juni 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende in [woonplaats] ,
op dit moment verblijvende in de [naam instelling] te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. T.S. Kessel te Dordrecht,
strekkende tot de wraking van
mr. H.J. Wieman-Bart,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met zaaknummer / rekestnummer 658507 / FA RK 23-3889 (hierna: ‘de hoofdzaak’). De hoofdzaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van de crisismaatregel voor verzoeker. Het dossier van de hoofdzaak is aan de wrakingskamer ter beschikking gesteld.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het wrakingsverzoek van verzoeker, op 2 juni 2023 mondeling gedaan tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak in de instelling waar verzoeker verblijft;
  • het proces-verbaal van 2 juni 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • verzoeker (door middel van een digitale beeld- en geluidverbinding met gebruikmaking van Microsoft Teams) en zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • de rechter.
De officier van justitie heeft schriftelijk laten weten zich aan het oordeel van de wrakingskamer te refereren.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Blijkens het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat zijn advocaat niet aanwezig kon zijn, dat hij (verzoeker) alleen door zijn eigen advocaat wenste te worden bijgestaan en niet door diens vervanger mr. J.J. van Santbrink, maar dat de rechter de mondelinge behandeling in de hoofdzaak desondanks gewoon liet doorgaan.
2.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker de gronden nader toegelicht en aangevuld:
De rechter reageerde niet toen verzoeker haar vertelde dat hij bij [naam instelling] in elkaar was geslagen en zijn blauwe oog wilde laten zien en ook niet toen hij vertelde dat hij van zijn behandelaars urine moest drinken. Verder kon verzoeker de vervanger van zijn advocaat niet privé spreken. Verzoeker heeft gezien dat de rechter en de behandelend psychiater zowel voor als tijdens de zitting met elkaar spraken, maar verzoeker kon niet horen wát er door hen werd besproken. Ten slotte had verzoeker de indruk gekregen dat de rechter hem niet kon verstaan. Zo heeft de rechter tegen verzoeker gezegd dat hij niet met haar in gesprek hoefde te gaan als hij dat niet wilde, terwijl verzoeker juist wel met de rechter in gesprek wilde gaan. De rechter had beter haar best moeten doen om op een fatsoenlijke wijze met verzoeker in gesprek te gaan. Dit alles bij elkaar maakt dat verzoeker vreesde en vreest dat de rechter vooringenomen was/is.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

De tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek aanvullend aangevoerde gronden.
3.1.
De wet schrijft voor dat alle omstandigheden die aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggen tegelijk worden aangevoerd om zo onnodige vertraging te voorkomen. Nieuwe omstandigheden worden alleen in de beoordeling betrokken als deze pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Verzoeker heeft tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek meer gronden voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd dan er in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak staan vermeld. Hoewel dit geen omstandigheden zijn die pas na indiening van het verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden, is de wrakingskamer van oordeel dat alle omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek heeft aangevoerd, in de beoordeling van het wrakingsverzoek moeten worden betrokken. Daarvoor is redengevend dat aannemelijk is geworden dat de rechter verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak niet goed heeft verstaan; daarom is het voorstelbaar dat zij ook niet heeft verstaan dat verzoeker meer dan wat hiervoor onder 2.1. staat vermeld aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd c.q. bedoelde te leggen.
Het wrakingsverzoek.
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat zij als rechter is aangesteld. De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd, bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in een dergelijk geval toch schade lijdt, bestaat alleen grond in het geval dat de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
Ten aanzien van de beslissing om de behandeling van de hoofdzaak doorgang te laten vinden
3.4.
Voor zover het verzoek ziet op de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling in de hoofdzaak, ondanks de afwezigheid van de eigen advocaat van verzoeker, doorgang te laten vinden, geldt dat een dergelijke beslissing als zodanig geen grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of om over een verzuim te beslissen.
3.5.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat
de motiveringvan de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.6.
De door verzoeker aangevoerde omstandigheden halen deze hoge drempel niet. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Dit oordeel wordt hieronder nog nader uitgewerkt.
3.7.
De hoofdzaak ziet – kort gezegd – op een verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel van verzoeker. Dat is een zaak die naar zijn aard spoedeisend is. Gelet daarop valt te begrijpen dat de rechter de mondelinge behandeling van de hoofdzaak liet doorgaan zonder dat de eigen advocaat van verzoeker daarbij aanwezig was, juist omdat de eigen advocaat een vervanger had geregeld. Er was dus in elk geval voorzien in rechtsbijstand voor verzoeker. De omstandigheid dat niet de eigen, maar een vervangende advocaat optrad, levert in ieder geval geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
De nadere wrakingsgronden
3.8.
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak vond plaats in een instelling ( [naam instelling] ). Het veiligheidsprotocol schrijft in dergelijke gevallen voor dat de behandelend rechter en de overige aanwezigen voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de behandelaars worden geadviseerd en geïnstrueerd over eventuele veiligheidskwesties. Er was in dit geval sprake van een dergelijke veiligheidskwestie, omdat verzoeker zich bevond (en bevindt) in een extra beveiligde kamer (‘de EBK’) in de instelling. Bij de instructie van de rechter en de overige aanwezigen was de vervanger van de advocaat van verzoeker, mr. Van Santbrink, ook aanwezig.
3.9.
De rechter heeft vervolgens gewacht op aanrijdende politieagenten, om mogelijk onder begeleiding van die politieagenten en de behandelaars van verzoeker de EBK te kunnen betreden; zonder de aanwezigheid van de politieagenten wilde de rechter de EBK in ieder geval niet betreden. De politieagenten vonden het echter niet verantwoord om de EBK te betreden of de deur van de EBK te openen. Omdat niet langer kon worden gewacht, heeft de rechter besloten de mondelinge behandeling toch te laten plaatsvinden met verzoeker in de EBK en de overige aanwezigen (waaronder de rechter) daarbuiten. Dit hing ook samen met de omstandigheid dat kennelijk diezelfde dag (een vrijdag) nog moest worden besloten of de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel zou worden verleend, omdat er anders geen wettelijke grond meer zou zijn voor het kunnen verlenen van verplichte zorg.
3.10.
De mondelinge behandeling van de hoofdzaak heeft vervolgens plaatsgevonden, terwijl tussen verzoeker en de overige aanwezigen (waaronder de rechter) een glasplaat/deur zat. De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling geprobeerd met verzoeker in gesprek te gaan en zij is daarvoor naar de deur van de EBK gelopen. Verzoeker heeft meermaals geschreeuwd, maar voor de rechter was niet goed te verstaan wat verzoeker precies schreeuwde. Op enig moment is verzoeker weggelopen van de deur van de EBK. De rechter heeft de behandelend psychiater vervolgens gevraagd of de behandelaars ook op deze wijze (via de deur/glasplaat) met verzoeker communiceerden, waar de psychiater bevestigend op heeft geantwoord. De rechter is toen verdergegaan met de mondelinge behandeling, totdat verzoeker haar op enig moment heeft gewraakt.
3.11.
De wrakingskamer leidt uit het hiervoor - door de rechter - geschetste verloop van de mondelinge behandeling van de hoofdzaak af dat de rechter haar best heeft gedaan om met verzoeker in gesprek te gaan, maar dat zij verzoeker desondanks niet steeds begreep en ook niet steeds heeft gereageerd op wat hij had gezegd. Hoewel de wrakingskamer zich kan voorstellen dat dit bij verzoeker – subjectief – de vrees heeft gewekt dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koesterde, levert dit toch geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat die door verzoeker geuite vrees ook
objectiefgerechtvaardigd is. Dat de rechter verzoeker niet kon begrijpen, kwam namelijk niet doordat zij te weinig oog of oor voor hem had, maar door de manier waarop de mondelinge behandeling van de hoofdzaak noodgedwongen heeft plaatsgevonden. De rechter heeft de beschikbare mogelijkheden benut om te proberen met verzoeker in gesprek te gaan. Zij heeft allereerst gewacht op aanrijdende politieagenten, om mogelijk de EBK te kunnen betreden, en toen dat niet mogelijk was, heeft de rechter door de glasplaat/de deur van de EBK heen geprobeerd met verzoeker te praten. De wrakingskamer ziet niet in wat de rechter onder deze omstandigheden nog meer had kunnen doen om een gesprek met verzoeker te voeren.
3.12.
Over het voorafgaand en tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaak spreken met de behandelend psychiater heeft de rechter tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek toegelicht dat dit enkel en alleen over de veiligheid ging en niet over de inhoud van de zaak. De rechter heeft verder toegelicht dat zij de opmerking van verzoeker over diens oog niet heeft verstaan, en dat de opmerking over het drinken van urine volgde na het gedane wrakingsverzoek, waardoor de rechter ervoor heeft gekozen om daar niet op in te gaan, en in plaats daarvan naar de gronden van het wrakingsverzoek te vragen. Ook deze omstandigheden leveren in het licht van wat de rechter daarover heeft verklaard geen zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter tegenover hem een vooringenomenheid koestert, ook objectief gerechtvaardigd is.
3.12.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. P. Joele en mr. drs. E. van Schouten, rechters, in aanwezigheid van mr. R.W.H. van Rijkom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.