ECLI:NL:RBROT:2023:5021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10.239860.22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en openlijke geweldpleging in snackbar met blijvend letsel als gevolg

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewelddadig incident in snackbar Verhage. De verdachte, geboren in 1995, heeft samen met haar vader en zusje een klant van de snackbar, [slachtoffer01], zwaar mishandeld. Dit gebeurde op 19 september 2022, toen de verdachte dacht dat het slachtoffer haar zusje had mishandeld. De verdachte en haar mededaders hebben het slachtoffer openlijk geweld aangedaan, waarbij het slachtoffer meerdere keren met een glasscherf in het gezicht is gesneden, wat heeft geleid tot blijvende littekens. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en openlijke geweldpleging, en heeft haar een gevangenisstraf van 93 dagen opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische problemen en het feit dat dit haar eerste veroordeling is. De rechtbank heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de samenleving zou zijn, en heeft gekozen voor een combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De benadeelde partijen, [slachtoffer01] en [slachtoffer02], hebben schadevergoedingen gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de vorderingen van [slachtoffer02] afgewezen, omdat er geen causaal verband was met de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10.239860.22
Datum uitspraak: 28 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en zal meewerken aan een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een ambulante behandeling, een contactverbod met de aangevers [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en een locatieverbod voor snackbar Verhage aan het [locatie01] in [plaats01] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
zij op 19 september 2022 te [plaats01] , aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten (diepe) snijwonden en blijvende littekens in het gezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer01] met een glasscherf meermalen in het gezicht te snijden;
2
zij, op 19 september 2022 te [plaats01]
openlijk, te weten aan het [adres02] , in elk geval op of aan de openbare weg en op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in snackbar ‘Verhage’ in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door
- dreigend op die [slachtoffer01] af te lopen en
- die [slachtoffer01] (met kracht) vast te pakken en naar de grond te werken en
- die [slachtoffer01] (met beiden handen) bij zijn hals te pakken en(met kracht) de keel van die [slachtoffer01] dicht te knijpen(waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg) en
- tegen die [slachtoffer01] te schreeuwen en
- die [slachtoffer01] met kracht tegen het hoofd te trappen /schoppen en stompen enslaan, waarbij die [slachtoffer01] werd vastgehouden en
- het hoofd van die [slachtoffer01] tegen de grond te duwen en
- die [slachtoffer01] met een glasscherf meermalen in het gezicht te snijden en in de duim te snijden, terwijl dit door haar, verdachte, gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel te weten (diepe) snijwonden en blijvende littekens in het gezicht voor die [slachtoffer01] tot gevolg heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in cursief verbeterd. De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.

5.Strafbaarheid feiten

De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot feit 1 en feit 2 sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het in feit 1 bedoelde handelen met zwaar letsel als gevolg is immers in feit 2 bewezen verklaard als onderdeel van openlijke geweldpleging. De bewezen verklaarde gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
De bewezen feiten leveren op de eendaadse samenloop van:
Feit 1:
zware mishandeling;
en
Feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte is verhaal gaan halen bij snackbar Verhage, omdat zij dacht dat een medewerker, het latere slachtoffer [slachtoffer01] , haar zusje had mishandeld. Omdat de deur van de snackbar op slot zat, heeft de vader van de verdachte met een winkelwagen de ruit van een deur vernield waarna de verdachte, haar vader en haar zusje naar binnen zijn gegaan. Eenmaal binnen hebben zij met zijn drieën openlijk geweld gepleegd tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is beetgepakt en naar de grond gebracht. Het op de grond liggende slachtoffer is onder andere geslagen, geschopt tegen het hoofd en hij is door de verdachte in het gezicht en in zijn duim gesneden met een glasscherf. Pas toen omstanders zich ermee gingen bemoeien, stopte het geweld tegen het slachtoffer.
Op een foto die vlak na het incident genomen is, is te zien dat het slachtoffer een flinke snee in zijn wang en een snee in zijn voorhoofd heeft opgelopen. Recente foto’s laten zien dat het slachtoffer littekens in het gezicht aan deze geweldshandelingen heeft over heeft gehouden. Dit is blijvend letsel waardoor het slachtoffer dagelijks herinnerd wordt aan het incident. Naast lichamelijk letsel is bij het slachtoffer ook sprake van geestelijk letsel. De gevoelens van boosheid en frustratie bij het slachtoffer die het gevolg zijn van het incident blijken uit de geschreven slachtofferverklaring die de raadsman van het slachtoffer ter terechtzitting heeft voorgelezen. Ten tijde van het voorval waren in de snackbar nog meer mensen aanwezig, waaronder kinderen – zo ook het vierjarige dochtertje van het slachtoffer – op wie het incident ongetwijfeld ook veel indruk moet hebben gemaakt. De rechtbank vindt het uitermate schokkend dat een discussie over zoiets kleins als bedorven uitjes heeft geleid tot deze uitbarsting van geweld, met alle gevolgen van dien. De rechtbank rekent dit alles – en met name ook het door de verdachte aan het slachtoffer toegebrachte zwaar lichamelijke letsel – de verdachte zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt. Uit het meest recente rapport van 1 maart 2023 blijkt bij de verdachte sprake te zijn van (psychische) problematiek. De verdachte heeft aangegeven in het verleden seksueel te zijn misbruikt door een familielid en dat dit mede de reden is dat zij haar zusje heeft willen beschermen. Verder blijkt dat de verdachte in 2022 een ongeluk heeft gehad waardoor zij arbeidsongeschikt is geraakt. Sindsdien is zij werkloos en bouwt ze schulden op. Zij is een alleenstaande moeder van een zoontje van 3 jaar oud. Door al deze omstandigheden en het belaste verleden, ervaart de verdachte sombere en suïcidale gedachten en heeft zij soms moeite om haar bed uit te komen.
De raadsman heeft ter terechtzitting een verklaring van forensische kliniek De Waag overgelegd, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 29 november 2022 in (ambulante) behandeling is voor genoemde problematiek. De verdachte stelt zich gemotiveerd op en komt de afspraken na. Er is gebleken dat de verdachte veel (psychische) klachten ervaart, die samenhangen met een posttraumatische stressstoornis ten gevolge van ervaringen uit het verleden. Er worden meerdere behandelingen geadviseerd, waaronder traumabehandeling.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank een emotionele verdachte voor zich gezien, die oprecht spijt leek te hebben van haar daden en zich bewust is van de ernstige gevolgen die haar handelen hebben gehad, voor het slachtoffer en voor haarzelf. Vanwege de problemen die zij zelf ervaart, wil zij graag hulp en begeleiding van de reclassering. Hulp en begeleiding die zij naar eigen zeggen heel hard nodig heeft. Zij heeft de rechtbank expliciet verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest aan haar op te leggen, omdat de vader van haar kind uit beeld is en dan niet zelf voor haar zoontje zou kunnen zorgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van de rechtspraak.
De rechtbank ziet zich voor een lastige kwestie gesteld. De feiten en gevolgen rechtvaardigen enerzijds een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar op grond van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte lijkt anderzijds een taakstraf en een deels voorwaardelijk gevangenisstraf meer passend.
De verdachte heeft een belast verleden en dit is de eerste keer dat zij met justitie in aanraking komt. Het incident lijkt een impulsieve daad te zijn geweest, maar wel een met grote gevolgen. De verdachte bekent het feit en zegt te hebben gehandeld vanuit een waas om haar jongere zusje te beschermen. Volgens de reclassering kan haar gedrag een gevolg zijn geweest van gebeurtenissen in het verleden en onverwerkte trauma’s bij de verdachte.
Het opleggen van een gevangenisstraf zal echter volgens de reclassering geen enkele bijdrage leveren aan gedragsverandering en weinig goed doen ten aanzien van haar persoonlijke omstandigheden. Hoewel een deel van het beoogde strafdoel ziet op algemene preventie en vergelding, acht de rechtbank het in dit specifieke geval tevens van belang dat de verdachte begeleiding en hulp ontvangt zodat dergelijke geweldsuitbarstingen voortaan voorkomen kunnen worden. Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet in het belang van de verdachte en ook niet in het belang van de samenleving is dat door een gevangenisstraf de al gestarte behandeling van de verdachte teniet zou worden gedaan door een strafoplegging die (hernieuwde) vrijheidsbeneming met zich brengt.
In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt daarom een taakstraf van de maximale duur opgelegd met daarnaast een forse voorwaardelijke gevangenisstraf. Hiermee wordt de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en daarnaast dient deze stok achter de deur de verdachte ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Bovendien kan de begeleiding en hulp worden geboden die zij zo hard nodig heeft.
De verdachte zal derhalve 240 uur moeten werken zonder daarvoor een financiële vergoeding te ontvangen en daarnaast aan zichzelf moeten gaan werken door onder andere een ambulante behandeling te volgen. De rechtbank is van oordeel dat door deze straffen strafdoelen als vergelding en normbevestiging enerzijds en het strafdoel van speciale preventie anderzijds op verantwoorde wijze in evenwicht worden gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] en [slachtoffer02] .
De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade, vanwege het fysieke en geestelijke letsel dat hij heeft opgelopen. Daarnaast vordert hij vergoeding van € 15.192,08 aan materiële schade. Dit betreft medische kosten, derving van inkomsten en geschatte toekomstige kosten voor plastische chirurgie.
De benadeelde partij [slachtoffer02] vordert een vergoeding van de schade aan de deur en de kassa ter hoogte van € 645,06 respectievelijk € 279,80.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De materiële schade die is toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer02] is niet door de verdachte veroorzaakt. De vordering van [slachtoffer02] dient dan ook te worden afgewezen wegens het ontbreken van een causaal verband.
De verdachte is wel grotendeels verantwoordelijk voor het fysieke letsel van de benadeelde partij [slachtoffer01] . De vordering moet daarom worden toegewezen voor zover dit de materiële schade betreft, met uitzondering van de geschatte toekomstige kosten. Dat deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd. Verder heeft de openlijke geweldpleging naast fysiek letsel ook geestelijk letsel veroorzaakt bij het slachtoffer. Het door [slachtoffer01] gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding is passend en geboden in vergelijking met jurisprudentie. Dit bedrag moet – hoofdelijk – worden toegewezen. De toe te wijzen bedragen moeten worden vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De benadeelde partijen [slachtoffer01] en [slachtoffer02] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen, primair vanwege de late indiening daarvan. De verdediging heeft daardoor onvoldoende tijd gehad zich hierop voor te bereiden en is daardoor in een nadelige positie gebracht. Subsidiair is met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer02] naar voren gebracht dat niet kan worden vastgesteld dat zij de kosten draagt van de schade aan de kassa en de deur én dat de verdachte de schade aan de deur niet heeft toegebracht. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01] is subsidiair naar voren gebracht dat de gestelde inkomstenderving en de toekomstige kosten voor plastische chirurgie onvoldoende zijn onderbouwd.
8.3.
Beoordeling
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de wetgever heeft voorzien in de mogelijkheid om pas tijdens het onderzoek ter terechtzitting een vordering in te dienen. Dat de vordering van de benadeelde partij een dag voor de zitting is ingediend, betekent niet (per definitie) dat de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert waardoor dit tot niet-ontvankelijkheid zou moeten leiden. In dit geval zijn de vorderingen van relatief beperkte omvang en eenvoudig van aard. De vorderingen zijn tijdens het onderzoek ter terechtzitting uitvoerig besproken en door de verdediging gemotiveerd betwist. De rechtbank ziet daarom geen reden om de vorderingen op grond van het latere moment van indiening niet-ontvankelijk te verklaren. Hierna zal de rechtbank voor iedere vordering per schadepost beoordelen of sprake is van rechtstreekse schade en of de schade voldoende is onderbouwd en zo ja, welke schadeposten voor toewijzing in aanmerking komen.
8.3.1.
Benadeelde partij [slachtoffer02]
Het rechtstreekse verband tussen de schade van de benadeelde partij [slachtoffer02] en de bewezenverklaarde feiten ontbreekt. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
8.3.2.
Benadeelde partij [slachtoffer01]
Hoewel de verdachte en haar medeverdachten samen verantwoordelijk zijn voor de openlijke geweldpleging, staat ook vast dat het letsel dat de benadeelde partij [slachtoffer01] in het gezicht heeft opgelopen feitelijk door de verdachte is toegebracht. Het deel van de vordering dat ziet op de gemaakte medische kosten (€ 3.120,80 en € 797,82) zal daarom ten aanzien van deze verdachte wegens het bewezenverklaarde onder feit 1 worden toegewezen. Het is voor de rechtbank voldoende duidelijk en evident dat deze kosten gemaakt zijn. Dat de benadeelde partij niet verzekerd was voor zorgkosten, leidt niet tot een ander oordeel. De verdachte heeft nu eenmaal een slachtoffer getroffen dat (nog) niet verzekerd bleek te zijn en de gevolgen daarvan hoeven niet voor zijn rekening te komen.
Het gedeelte van de materiële vordering dat ziet op derving van inkomsten en geschatte toekomstige medische kosten is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en daarom zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Daarnaast heeft de verdachte, samen met de medeverdachten, bijgedragen aan het gevoel van angst en frustratie bij de benadeelde partij. Het deel van de vordering dat ziet op immateriële schadevergoeding zal daarom ook – hoofdelijk – worden toegewezen. Het gevorderde bedrag van € 5.000,- acht de rechtbank in dit geval billijk.
Nu de verdachte dit strafbare feit, ter zake waarvan immateriële schadevergoeding zal worden toegekend, samen met anderen heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij [slachtoffer01] betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 september 2022 en legt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op.
Omdat de vorderingen van de benadeelde partijen (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van respectievelijk € 3.918,62 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 93 (drieënnegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres03] , [postcode02] [plaats01] , zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een nader door de reclassering te bepalen zorgverlener voor haar problematiek, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, door de reclassering te bepalen en de veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer01] en [slachtoffer02] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal zich niet bevinden aan het [locatie01] te [plaats01] gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer02] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.918,62 (zegge: drieduizend negenhonderdachttien euro en tweeënzestig cent)aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 september 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 8.918,62 (zegge: achtduizend negenhonderdachttien euro en tweeënzestig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 september 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 8.918,62 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
79 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door haar mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. I. Bouter en J. Montijn, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 19 september 2022 te [plaats01]
aan [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel,
te weten één of meer (diepe) snijwonden en/of blijvende littekens in het gezicht, heeft toegebracht door die [slachtoffer01] met een glasscherf meermalen, althans eenmaal in het gezicht te snijden;
2
zij, op of omstreeks 19 september 2022 te [plaats01] ,
openlijk, te weten op of aan het [adres02] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, te weten in snackbar ‘Verhage’
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer01] , door
- dreigend op die [slachtoffer01] af te lopen en/of
- die [slachtoffer01] (met kracht) vast te pakken en/of naar de grond te werken en/of
- die [slachtoffer01] (met beiden handen) bij zijn hals te grijpen/pakken en/of (met kracht) de keel van die [slachtoffer01] met kracht dicht te knijpen (waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg) en/of
- tegen die [slachtoffer01] te schreeuwen en/of
- die [slachtoffer01] met kracht op/tegen het hoofd/gezicht te trappen en/schoppen en/of stompen en/of slaan, waarbij die [slachtoffer01] werd vastgehouden en/of
- het hoofd van die [slachtoffer01] tegen de grond te duwen en/of
- die [slachtoffer01] met een glasscherf meermalen, althans eenmaal in het gezicht te snijden en/of de
hand/duim te snijden, terwijl dit door haar, verdachte, gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel,
te weten één of meer (diepe) snijwonden en/of blijvende littekens in het gezicht voor die [slachtoffer01] tot gevolg heeft gehad.