ECLI:NL:RBROT:2023:5019

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10/257931-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in huurwoning met verminderde toerekeningsvatbaarheid en oplegging van TBS met voorwaarden

Op 14 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige vrouw, die beschuldigd werd van brandstichting in haar huurwoning in Poortugaal op 8 oktober 2022. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. C.B. Stenger. De officier van justitie, mr. M.A. Smetsers, eiste een gevangenisstraf van 266 dagen en de oplegging van TBS met voorwaarden, gebaseerd op rapportages van deskundigen die de psychische toestand van de verdachte onderzochten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht, wat gemeen gevaar voor de inboedel en levensgevaar voor omwonenden met zich meebracht. De rechtbank nam de conclusies van de psychiater en psycholoog over, die aangaven dat de verdachte lijdt aan ernstige psychische stoornissen, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en een depressieve stoornis. Deze stoornissen beperkten haar keuzevrijheid en inzicht in haar handelen op het moment van de brandstichting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was en legde een gevangenisstraf van acht maanden op, gevolgd door TBS met voorwaarden. De rechtbank benadrukte de noodzaak van een intensieve behandeling in een forensische setting om het recidivegevaar te verminderen. De uitspraak bevatte ook voorwaarden voor de terbeschikkingstelling, waaronder toezicht door de reclassering en opname in een forensische zorginstelling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/257931-22
Datum uitspraak: 14 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. C.B. Stenger, advocaat te Schiphol.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kort gezegd verweten dat zij brand heeft gesticht in een door haar bewoonde woning in Poortugaal.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.A. Smetsers heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 266 dagen, met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van Reclassering Nederland van 9 maart 2023, met in aanvulling daarop de voorwaarde dat de verdachte direct vanuit detentie naar een kliniek zal worden vervoerd, en met dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: maatregel langdurig toezicht), als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden en het zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij op 8 oktober 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk brand heeft gesticht in een hoekwoning aan de [adres02] ,
door met een aansteker een shirt in die woning in
brand te steken en dat brandende shirt in de
woonkamer neer te leggen en te laten liggen,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning en de vloer en een bank in die woning
gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en van
aangrenzende woningen
en levensgevaar voor personen in de aangrenzende woningen te duchten was.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Standpunt verdediging
De beschikbare rapportages zijn onvolledig omdat informatie vanuit de GGZ-instelling Antes ontbreekt.
Tevens zijn de rapportages op sommige punten onjuist en tegenstrijdig met elkaar. Er is sprake van borderline-problematiek, waarbij kortdurende opname aangewezen is. Geconcludeerd kan worden dat het van belang is dat de depressie van de verdachte wordt verholpen, zodat het recidiverisico verlaagd wordt. Dit kan ook middels een zorgmachtiging of door een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Er moet eerst naar alternatieven gekeken worden voordat een tbs-maatregel opgelegd wordt. Primair moet de officier van justitie opgedragen worden een zorgmachtiging aan te vragen. Het is te vroeg om de gevorderde maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen en daar is geen aanleiding toe.
7.2.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.3.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van een brand in de huurwoning waar zij verbleef. Dit betrof een hoekwoning. De verdachte heeft toen de brand zich uitbreidde, uit paniek de woning verlaten. Zij heeft weliswaar haar buurvrouw voor hulp gebeld, maar geen hulpdiensten ingeschakeld. Het was een buurvrouw die alarm heeft geslagen bij de brandweer. Alleen door ingrijpen van de brandweer is voorkomen dat er een uitslaande woningbrand ontstond.
Brand in een woning levert in het algemeen een zeer ernstige en gevaar zettende situatie op. Door het stichten van brand heeft de verdachte niet alleen zichzelf in gevaar gebracht, maar heeft zij ook voor de omliggende woningen en de bewoners daarvan een gevaarlijke situatie laten ontstaan. Dat de verdachte geen moment heeft stilgestaan bij de mogelijke gevolgen voor anderen, is kwalijk en zorgelijk. Voorstelbaar is dat het brandgevaar niet alleen beangstigend voor de verdachte is geweest, maar dat het ook gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt voor omwonenden.
7.4.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.4.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.2.
Rapportages
Psychiater [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 januari 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een 24-jarige vrouw die sinds de puberteit toenemend met psychische klachten kampt. Ze heeft veel ingrijpende en onveilige gebeurtenissen meegemaakt die gevoelens van machteloosheid, angst en wantrouwen hebben veroorzaakt. Sprake is van psychische stoornissen met forse beperkingen in het kader van een borderline persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis, ernstig, recidiverende episodes met psychotische kenmerken, een sociale angststoornis en een psychotische stoornis door alcohol en cannabis misbruik met wanen, volledig in remissie. De psychotische stoornis en de wanen die daarbij gepaard gingen, zijn deels het gevolg van middelengebruik (alcohol en cannabis).
Daarnaast is rond het 20e levensjaar van de verdachte vastgesteld dat zij lijdt aan het polycysteus ovarium syndroom (hierna: PCOS), waarvan bekend is dat dit depressieve klachten en angstklachten kan veroorzaken.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde hebben de beperkingen en gedragsproblemen die inherent zijn aan de borderline persoonlijkheidsstoornis, depressieve stoornis en sociale angststoornis een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van het tenlastegelegde. De verdachte was zo psychiatrisch ontregeld dat ervan uit wordt gegaan dat ze op het moment van de brandstichting zeer beperkte keuzevrijheid had en weinig mogelijkheid had om daar op een cognitief niveau op te reflecteren en dus adequaat om te gaan met de ervaren lijdensdruk. Daarom wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De verdachte is nooit goed in behandeling gekomen ondanks pogingen vanuit de reguliere GGZ om dit te bewerkstelligen. Ziektebesef is bij de verdachte aanwezig, maar inzicht ontbreekt volledig. De verdachte wil nu weliswaar behandeld worden, maar eerder is dit steeds niet gelukt mede wegens de angstklachten, ambivalentie en mijdgedrag. Het baart zorgen dat de verdachte suïcidale gedachten heeft gehad, dat zij tot tweemaal toe een zelfmoordpoging heeft verricht en dat er nauwelijks beschermende factoren bestaan omdat de verdachte geen dagbesteding heeft en erg afhankelijk is van haar naasten die overbelast dreigen te raken. De kans op recidive is gezien het voorgaande hoog.
Gezien het complexe psychopathologische ziektebeeld, ter afwending van recidivegevaar en om mijdgedrag of schijnverbetering te voorkomen is volgens de psychiater een (langdurige) klinische behandeling binnen een forensische psychiatrische kliniek (FPK) met een hoog beveiligingsniveau noodzakelijk, gevolgd door een ambulante behandeling met intensieve zorg waarin stabilisatie van het psychiatrisch beeld met medicamenteuze behandeling plaats kan vinden en de verdachte voldoende inzicht opbouwt zodat ze leert omgaan met de psychische klachten en beperkingen die zij heeft.
Van belang is dat de behandeling voortgezet wordt wanneer de verdachte ambivalent wordt of mijdgedrag gaat vertonen. De verwachting is dat de verdachte vanuit het ontbreken van ziekte-inzicht ten aanzien van de psychopathologie en vanuit onrijpe coping mechanismen zich niet geheel aan een behandeling zal committeren. Dit maakt het kader van een bijzondere voorwaarde bij een straf onvoldoende om het recidivegevaar terug te dringen.
De psychiater verwacht verder dat een zorgmachtiging niet toereikend zal zijn, omdat zowel klinische als ambulante behandelingen binnen de reguliere GGZ de psychopathologie niet blijvend tot remissie hebben laten komen. Daarnaast heeft de wet verplichte GGZ (wvggz) niet als specifiek doel om het recidivegevaar terug te dringen en biedt het onvoldoende garanties om duurzaam herstel van de psychopathologie van de verdachte te bewerkstelligen.
De psychiater vindt een tbs-maatregel met voorwaarden het meest kansrijk omdat de verdachte dan langdurig binnen een stevig intensief kader met zorg en het nodige veiligheidsniveau behandeld kan worden. Een tbs-maatregel met dwangverpleging wordt als niet proportioneel geacht omdat de verdachte nu wil mee werken aan een behandeling en ze is begonnen met het innemen van medicatie.
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 27 januari 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
Er is sprake van een psychische stoornis in de zin van borderline persoonlijkheidsstoornis, een depressieve stoornis en een depressieve stoornis met psychotische kenmerken (in remissie). Mogelijk is er ook sprake van een stoornis in alcohol- en drugsgebruik. Daarnaast is de verdachte als gevolg van PCOS extra kwetsbaar voor wisselende stemmingen, angst en depressieve gevoelens.
In de periode van het tenlastegelegde was er sprake van een ernstige depressieve stoornis waardoor de verdachte voelde zich machteloos en moedeloos voelde. Zij wilde niet meer leven en wilde zichzelf door middel van verstikking om het leven brengen. Er is aldus een verband tussen de depressieve stoornis en het tenlastegelegde en om deze reden wordt geadviseerd het tenlastegelegde in een verminderde mate toe te rekenen.
Uit de opgevraagde behandelinformatie blijkt verder dat de verdachte sinds 2017
veel behandelingen is gestart en dat deze behandelingen voortijdig zijn afgebroken. Er kan nu zelfs gesproken worden van een toename van de klachten. De verdachte heeft in minder dan een halfjaar voor het ten laste gelegde twee keer brand gesticht en een keer geprobeerd zichzelf in brand te steken. De factoren die hieraan hebben bijgedragen zijn nog steeds aanwezig. Het recidiverisico wordt daarom als hoog beoordeeld en om deze reden is een intensieve behandeling geïndiceerd ter voorkoming van recidive. In eerste instantie zal de depressieve stoornis behandeld moeten worden, onder andere met medicatie. Later zal ook de persoonlijkheidsstoornis behandeld moeten worden waarbij de focus ligt op het vergroten van probleemoplossende en sociale vaardigheden, het verwerken van trauma’s en het reguleren van emoties en impulsen. Wanneer de verdachte voldoende psychisch gestabiliseerd is, en hiermee het recidiverisico tot een aanvaardbaar minimum is gereduceerd, kan er een traject van resocialisatie en ondersteuning plaatsvinden.
Op basis van bovengenoemde aspecten zijn de zorgprognose en de beïnvloedingsmogelijkheden onzeker en om deze reden is een behandeling binnen een
verplicht juridisch kader aangewezen. De aanvraag van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz kan worden overwogen, maar mogelijk is dat de zorgmachtiging niet wordt verlengd. Aan een behandeling op vrijwillige basis (indien de zorgmachtiging niet wordt verlengd) zal de verdachte zich mogelijk onttrekken. Tevens zal de verdachte met een zorgmachtiging in de civiele GGZ wordt geplaatst; dan zal het beveiligingsniveau te laag zijn en ook zal de focus van de behandeling voornamelijk liggen op psychisch herstel en minder op het voorkomen van recidive.
Een andere optie is om de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een bijzondere
voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Een risico hierbij is dat de verdachte zich onttrekt aan de behandeling en aan het naleven van de voorwaarden. Dan zal het voorwaardelijke strafdeel ten uitvoer worden gebracht en blijft de verdachte onbehandeld.
Vanuit gedragsdeskundig oogpunt is tbs met voorwaarden volgens de psycholoog de meest passende optie. Daarbij kan de verdachte opgenomen worden in een forensische setting met een gepast beveiligingsniveau, zoals een FPK en kan de reclassering langer en intensiever toezien op de behandeling. Binnen een forensische setting ligt de focus niet voornamelijk op psychisch herstel (zoals bij een zorgmachtiging), maar ook op vermindering van het recidiverisico. Indien de verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden dan rest tbs met dwangverpleging, maar is wel een behandeling gegarandeerd.
Reclassering Nederland heeft naar aanleiding van de rapportages van de psychiater en psycholoog een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 maart 2023. Hierin wordt positief geadviseerd over het opleggen van tbs met voorwaarden. In het rapport zijn tevens voorwaarden geformuleerd. De reclassering kan het toezicht hierop uitoefenen en de verdachte heeft zich bereid verklaard tot medewerking aan de voorwaarden.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. De rechtbank heeft acht geslagen op de besproken rapportages en het onderzoek ter terechtzitting. Anders dan de verdediging acht zij zich door de rapportages voldoende ingelicht en ziet zij, op grond daarvan, geen aanleiding de officier van justitie te gelasten een zorgmachtiging aan te vragen.
Toerekenbaarheid
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Er was sprake van ernstige depressiviteit, wat leidde tot suïcidale gedachten. Vanuit die gedachten en in combinatie met de overige persoonlijkheidsproblematiek, is de verdachte gekomen tot het plegen van de brandstichting. De verdachte wordt daarom in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en de verminderde mate van toerekening. Gelet daarop zal de rechtbank een gevangenisstraf van acht maanden opleggen, waarbij het volgende dient te worden opgemerkt.
De officier van justitie heeft bij de bepaling van zijn eis rekening gehouden met de verwachte wachttijd van drie maanden totdat de verdachte in een kliniek opgenomen kan worden. De rechtbank heeft hier bij haar strafoplegging geen rekening mee gehouden omdat dit geen grond is voor het opleggen van (een deel van) een gevangenisstraf. Zoals de officier van justitie op de zitting heeft toegelicht kan, als de hierna genoemde opname niet direct aansluit op de detentie, gebruik worden gemaakt van een overbruggingskliniek.
Maatregel
In de beschikbare rapportages is genoegzaam onderbouwd dat nu een tbs met voorwaarden de passende maatregel is om de verdachte te behandelen voor de geconstateerde stoornissen en het recidiverisico naar een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen ruimte meer voor een minder vergaande maatregel. Uit de hiervoor genoemde rapporten blijkt voldoende dat die niet toereikend zijn.
Aan de wettelijke eisen voor het opleggen van een tbs-maatregel met voorwaarden is voldaan.
Het strafbare feit ter zake waarvan de tbs met voorwaarden zal worden opgelegd is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Dit betekent dat in geval van een omzetting van de maatregel de totale duur van de tbs met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar te boven kan gaan.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen. De rechtbank zal daarom de dadelijke uitvoerbaarheid van de tbs met voorwaarden bevelen.
Maatregel langdurig toezicht
De officier van justitie heeft oplegging van de maatregel langdurig toezicht gevorderd. De rechtbank ziet – mede bij gebrek aan een onderbouwing voor het opleggen van die maatregel en gelet op de oplegging van de terbeschikkingstelling – geen aanleiding tot het opleggen hiervan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37a, 38, 38a en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de terbeschikkinggestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de terbeschikkinggestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of laat een geldig identiteitsbewijs zien zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht;
de terbeschikkinggestelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht. Daarbij:
  • meldt zij zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • houdt zij zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • helpt zij de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • werkt zij mee aan huisbezoeken;
  • geeft zij de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • vestigt zij zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • werkt zij mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
4. de terbeschikkinggestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
5. de terbeschikkinggestelde laat zich opnemen bij [GGZ-instelling01] Rotterdam of een forensische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start aansluitend aan detentie. De ter beschikking gestelde werkt mee aan rechtstreeks justitieel vervoer vanuit detentie naar de kliniek. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de terbeschikkinggestelde laat zich aansluitend aan de klinische behandeling behandelen door een nader te bepalen forensische polikliniek of wel een forensisch FACT of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
7. de terbeschikkinggestelde verblijft, indien blijkt dat zij niet over eigen huisvesting beschikt en/of vanuit de behandelsetting (nog) niet in staat geacht wordt om zelfstandig te wonen, in een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
8. de terbeschikkinggestelde gebruikt geen alcohol en drugs en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
9. de terbeschikkinggestelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle daginvulling, zoals een opleiding, een dagbesteding en/of (on)betaald werk, met een vaste structuur;
10. de terbeschikkinggestelde werkt, indien dit noodzakelijk wordt geacht, mee aan een veiligheidsplan opgesteld door Veilig Thuis en/of een andere daarvoor bestemde (jeugdzorg)organisatie in het kader van de veiligheid van haar kinderen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt tevens dat alleen als de reclassering dat nodig vindt én de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, de terbeschikkinggestelde voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. van de Kragt, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 8 oktober 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard
opzettelijk
brand heeft gesticht in een (hoek)woning aan de [adres02] ,
door (met een aansteker) een of meer shirt(s) of kledingstuk(ken) in die woning in
brand te steken en/of dat/die brandende shirt(s) of kledingstuk(ken) in de
woonkamer weg te gooien of neer te leggen en/of te laten liggen,
in elk geval in die woning opzettelijk (open) vuur in aanraking te brengen met (een)
brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan in die woning en/of genoemde goederen
en/of de houten vloer waarop die goederen lagen en/of een bank in die woning
geheel of gedeeltelijk is / zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de inboedel van die woning en/of van (een)
aangrenzende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en / of levensgevaar voor personen in de/een aangrenzende woning(en), in elk geval
levensgevaar voor een ander of anderen,
te duchten was.