ECLI:NL:RBROT:2023:4998

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
15 juni 2023
Zaaknummer
10/033677-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorhanden hebben vuurwapen en veroordeling voor bezit van MDMA

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1990 en zonder vaste woon- of verblijfplaats. De verdachte was gedetineerd ten tijde van de zitting. De zaak betrof twee tenlastegelegde feiten: het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van ongeveer 180 gram MDMA. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat, hoewel het DNA van de verdachte op het vuurwapen was aangetroffen en hij erkende het wapen vast te hebben gehad, niet kon worden vastgesteld wanneer dit was gebeurd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het voorhanden hebben van het vuurwapen. Echter, de rechtbank achtte het bezit van MDMA wel bewezen, aangezien de verdachte dit feit gedeeltelijk had bekend. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden op voor het bezit van MDMA, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die tot een andere straf zouden moeten leiden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/033677-23
Datum uitspraak: 11 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. R. van den Hemel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.B. Wooldrik, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
Uit het dossier valt op te maken dat, naast het vuurwapen zoals tenlastegelegd onder feit 2, nog een vuurwapen is aangetroffen waar het DNA van de verdachte op is aangetroffen. Dit feit is niet opgenomen in de tenlastelegging. De officier van justitie heeft ter terechtzitting toegezegd dat het openbaar ministerie de verdachte met betrekking tot dit wapen niet zal vervolgen.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring feit 1 (voorhanden hebben van MDMA) zonder nadere motivering
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte – gedeeltelijk- bekend. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel “in vereniging” niet bewezen kan worden verklaard.
Van dit onderdeel van de tenlastelegging zal de verdachte dus worden vrijgesproken. Voor het overige zal dit feit zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 2 (vuurwapenbezit)
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft bekend dat hij het wapen vast heeft gehouden, en daarmee heeft hij het wapen in juridische zin voorhanden gehad. In combinatie met de overige bewijsmiddelen kan ook bewezen worden dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad op de datum die is opgenomen in de tenlastelegging, te weten 2 oktober 2018. Er is die dag een inval gedaan in het pand, waarbij het vuurwapen en ook twee sigarettenpeuken zijn aangetroffen waarop het DNA van de verdachte is gevonden. Bovendien is de verdachte die bewuste dag in de buurt van het pand door de politie gesignaleerd en gecontroleerd. Uit deze feiten en omstandigheden maakt de officier van justitie op dat de verdachte het wapen voorhanden heeft gehad op 2 oktober 2018, zoals ten laste gelegd.
4.2.2.
Beoordeling
Vastgesteld kan worden dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Het DNA van de verdachte is niet alleen op de buitenzijde aangetroffen, maar ook op het magazijn van het wapen en de verdachte zegt zelf dat hij het wapen heeft gevonden en er toen wat mee gespeeld heeft. Naar het oordeel van de rechtbank was er op enig moment dan ook sprake van het voorhanden hebben van een vuurwapen; de verdachte heeft (kort) de beschikkingsmacht over het vuurwapen gehad.
Wat niet vast is komen te staan, is het moment waarop de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. In de tenlastelegging is de datum opgenomen van de inval in het pand en het aantreffen van het vuurwapen. Hoewel de officier van justitie terecht naar voren brengt dat de verdachte die bewuste dag bij het pand is gesignaleerd en er toen nog meer DNA van de verdachte in het pand is aangetroffen, is dit onvoldoende om te stellen dat de verdachte op die bewuste dag het wapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft verklaard dat hij vaker in het pand te vinden was, zodat dit de mogelijkheid open laat dat de verdachte het wapen op een andere datum vast heeft gehad. De rechtbank kan met andere woorden niet vaststellen dat de verdachte het vuurwapen op 2 oktober 2018 voorhanden heeft gehad, en zal de verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 31 januari 2023, te Dordrecht opzettelijk heeft vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 180,4 gram (bevattend) MDMA zijnde MDMA, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een aanzienlijke hoeveelheid MDMA (XTC-pillen) in zijn bezit gehad. Hoewel de verdachte zegt dat ‘heel Nederland drugs gebruikt’ en dat de pillen voor eigen gebruik zijn, is het algemeen bekend dat dergelijke harddrugs een ernstig gevaar vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, niet in de laatste plaats vanwege de daarmee gepaard gaande criminaliteit. De verdachte heeft kennelijk niet stil gestaan bij dergelijke gevolgen.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het blanco strafblad en de aanstaande overlevering van de verdachte naar Spanje en daarom geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 april 2023 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank zoekt bij de strafoplegging aansluiting bij de straffen die rechters in het algemeen opleggen bij het aanwezig hebben van een dergelijke hoeveelheid verdovende middelen.
De rechtbank is daarom van oordeel dat alleen een vrijheidsbenemende straf recht doet aan de ernst van het feit. Er zijn geen bijzondere (persoonlijke) omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Ook voor een (deels) voorwaardelijke straf ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. Havik, voorzitter,
en mrs. H.J. de Kraker en L.J.M. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. S. Hoebe en T. van Driel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij, op of omstreeks 31 januari 2023, te Dordrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 180,4 gram (421 pillen) (bevattend) MDMA, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, (telkens) een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 2 oktober 2018 te Dordrecht, althans in Nederland,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Springfield, type 1911-A1 kaliber .45 mm,
voorhanden heeft gehad.