ECLI:NL:RBROT:2023:4997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10383276 VZVERZ 23-2680
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning transitievergoeding in verband met strafrechtelijke verdenking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen SeaTec UK Limited en [verweerder01]. SeaTec verzocht de ontbinding op basis van verschillende gronden, waaronder verwijtbaar handelen van [verweerder01] in verband met zijn betrokkenheid bij een strafrechtelijk onderzoek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder01] sinds 1 januari 1990 in dienst was bij SeaTec en dat hij op 19 juli 2022 was aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een cocaïne wasserij. SeaTec heeft aangevoerd dat [verweerder01] door zijn afwezigheid en de ernst van de verdenking het vertrouwen van de werkgever heeft geschaad. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de e-grond voor ontbinding niet kan worden toegepast, omdat [verweerder01] onschuldig geacht moet worden totdat zijn schuld is bewezen. Echter, de kantonrechter heeft wel geoordeeld dat er sprake is van een ernstig verstoorde arbeidsverhouding, waardoor de g-grond voor ontbinding van toepassing is. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 augustus 2023. Tevens heeft de kantonrechter geoordeeld dat SeaTec de transitievergoeding van € 11.952,00 aan [verweerder01] moet betalen, omdat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder01]. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10383276 VZ VERZ 23-2680
Uitspraak: 14 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
SEATEC UK LIMITED,
statutair gevestigd te Edinburgh, Schotland,
met vestiging te Barendrecht,
verzoekster,
gemachtigde: mr. drs. E.F.H.M. Voets namens Hoek en Blok Accountants Belastingadviseurs Juristen B.V.,
tegen
[verweerder01],
wonende te [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.H.J.M. Stassen.
Partijen worden hierna SeaTec en [verweerder01] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, met bijlagen;
  • het verweerschrift, met bijlagen;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitaantekeningen van de zijde van SeaTec.

2.De feiten

2.1.
SeaTec is onderdeel van V-Ships international, een onderneming die zich internationaal bezighoudt met werkzaamheden op het gebied van technische maritieme services. De werklocatie van SeaTec is gelegen in de Rotterdamse haven.
2.2.
[verweerder01] , geboren [geboortedatum01] 1958, is sinds 1 januari 1990 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) SeaTec. De functie van [verweerder01] is laatstelijk [functie01] voor 16,92 uur per week met een loon van € 1.073,27 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.3.
Op 19 juli 2022 is [verweerder01] aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij een cocaïne wasserij in een loods van [verweerder01] die zich op 25 meter van zijn woning bevond en die hij verhuurde aan een derde.
2.4.
Op 20 juli 2022 is [verweerder01] niet op het werk verschenen.
2.5.
Bij brief van 1 augustus 2022 heeft SeaTec het volgende aan [verweerder01] geschreven:
“(…) We have tried reaching out to you since 20th July in order to find out why you have not reported at work but unfortunately all our attempts failed.
We now have no other choise than to advise you that due to unauthorized absenteeism since 20th July 2022 we are forced to freeze your wages and salarytax.
We trust to have informed you sufficiently via this letter and meanwhile hope to receive your soonest possible explanation.
(…)”
2.6.
Met ingang van 2 september 2022 is de woning van [verweerder01] op last van de burgemeester gesloten voor de duur van (uiteindelijk) zes maanden.
2.7.
Bij brief van 15 november 2022 heeft SeaTec het volgende aan [verweerder01] geschreven:
“(…) As previous advised via our letter dated 1st August 2022 we have tried reaching out to you since 20th July in order to find out why you have not reported at work but unfortunately all our attempts failed.
Please get in contact with us as soon as possible or send more information about your whereabouts.
(…)”
2.8.
Op 16 december 2022 heeft de gemachtigde van [verweerder01] in de strafzaak gereageerd op de in 2.7 genoemde brief en bericht dat [verweerder01] voorlopig gedetineerd is aangezien hij verdachte is in een strafzaak. Verder is aan SeaTec te kennen gegeven dat de gemachtigde van [verweerder01] in de strafzaak op 19 juli 2022 de voicemail van de heer [naam01] , directeur van SeaTec, had ingesproken.
2.9.
Op 4 januari 2023 heeft de gemachtigde van [verweerder01] in de strafzaak SeaTec bericht dat op 6 januari 2023 een pro forma zitting in de strafzaak zal plaatsvinden.
2.10.
Op 10 januari 2023 is de voorlopige hechtenis van [verweerder01] geschorst. Op diezelfde dag heeft [verweerder01] telefonisch contact opgenomen met SeaTec en zich weer beschikbaar gesteld voor het verrichten van werkzaamheden.
2.11.
Op 16 januari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen.
2.12.
Per brief van 23 januari 2023 aan SeaTec heeft de gemachtigde van [verweerder01] namens [verweerder01] aanspraak gemaakt op het salaris vanaf 10 januari 2023.
2.13.
Per brief van 31 januari 2023 heeft de gemachtigde van [verweerder01] SeaTec te kennen gegeven dat hij niet op het op 16 januari 2023 gedane beëindigingsvoorstel van SeaTec ingaat. Namens [verweerder01] is verzocht om hervatting van zijn werkzaamheden.

3.Het verzoek

3.1.
SeaTec verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] op de kortst mogelijke termijn te ontbinden, maar uiterlijk per 31 maart 2023.
3.2.
SeaTec heeft daarbij het volgende naar voren gebracht.
3.2.1.
Primair is sprake van verwijtbaar handelen aan de zijde van [verweerder01] (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). [verweerder01] draagt verantwoordelijkheid voor het verhuren van de loods die vlak naast zijn woning staat en waarin een cocaïne wasserij werd gehouden. Hij heeft hierdoor meer dan zes maanden niet op zijn werk kunnen verschijnen. [verweerder01] heeft hierdoor ernstig verwijtbaar gehandeld en is het vertrouwen van SeaTec onwaardig geworden. SeaTec acht het aannemelijk dat [verweerder01] op de hoogte was van de illegale activiteiten in de loods. De voorlopige hechtenis van zes maanden onderschrijft deze aannemelijkheid, aldus SeaTec. Daar komt bij dat [verweerder01] in 2014 drie maanden in detentie heeft gezeten en hij bekend verondersteld kan worden met de kennis die men opdoet in detentie.
3.2.2.
Subsidiair stelt SeaTec dat sprake is van een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). [verweerder01] is geassocieerd met de onderwereld en is chantabel. Het is voor SeaTec als onderneming in de maritieme wereld en de Rotterdamse haven van groot belang om een onberispelijke reputatie te hebben. Daarnaast is SeaTec verantwoordelijk voor de veiligheid van haar werknemers. Door werknemers is te kennen gegeven dat zij niet meer met [verweerder01] wensen te werken. Van SeaTec kan niet verwacht worden vertrouwen te hebben in [verweerder01] die niet in staat is te doorzien dat hij handelt met de onderwereld en die gedurende zijn periode van detentie geen enkel contact heeft opgenomen met SeaTec als werkgever. Het vertrouwen is onherstelbaar beschadigd, aldus SeaTec.
3.2.3.
Meer subsidiair is sprake van omstandigheden die zodanig zijn dat van SeaTec redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder h BW). Doordat SeaTec maanden niets vernam van [verweerder01] en de werkzaamheden wel uitgevoerd moesten worden, is de functie van [verweerder01] door een andere werknemer overgenomen en is de functie voor [verweerder01] komen te vervallen.
3.2.4.
Meest subsidiair dient de arbeidsovereenkomst ontbonden te worden op grond van de in 3.2.1 tot en met 3.2.3 genoemde gronden in combinatie met elkaar (artikel 7:669 lid 3 onder i BW).
3.2.5.
Ten slotte meent SeaTec dat in casu sprake is van ernstig verwijtbaar handelen dan wel nalaten van [verweerder01] , zodat aan [verweerder01] geen transitievergoeding toekomt. Als de kantonrechter van oordeel is dat een transitievergoeding verschuldigd is, verzoekt SeaTec rekening te houden met het handelen en het nalaten van de juiste handelingen en de vergoeding te matigen. In dat geval dient rekening gehouden te worden met de periode van detentie van [verweerder01] .

4.Het verweer en het voorwaardelijk tegenverzoek

4.1.
[verweerder01] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder01] bij wege van voorwaardelijk zelfstandig verzoek om bij ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 onder e, g en h BW SeaTec te veroordelen tot betaling aan [verweerder01] van de transitievergoeding van € 11.952,00 en om bij ontbinding op grond van artikel 7:669 lid 3 onder i BW SeaTec te veroordelen tot betaling aan hem van de transitievergoeding van € 11.952,00 en tot betaling van € 5.976,00 als vergoeding in de zin van artikel 7:671b lid 8 BW, en in alle gevallen tot betaling van een billijke vergoeding van € 28.978,00 op grond van artikel 7:671b lid 9 onder c BW, met proceskostenveroordeling.
4.2.
Daartoe is – samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Ten aanzien van het gestelde verwijtbaar handelen (artikel 7:669 lid 3 onder e BW) voert [verweerder01] aan dat het enkele feit dat een werknemer verdacht wordt van een strafbaar feit op zichzelf geen redelijke e-grond voor ontbinding oplevert. Een persoon wordt aan enig strafbaar feit onschuldig geacht zolang zijn schuld niet is komen vast te staan, de onschuldpresumptie. Van bijkomende omstandigheden blijkt niet of niet toereikend. Volgens [verweerder01] mag niet vooruitgelopen worden op het strafvonnis. Het strafbare feit waarvoor [verweerder01] in 2014 drie maanden in detentie heeft gezeten, is van een andere aard. Verder voert [verweerder01] aan dat SeaTec niet stelt dat de positie van [verweerder01] binnen de organisatie onhoudbaar is geworden en dat het strafbare feit waarvan [verweerder01] verdacht wordt, niet valt te verenigen met de functie van [verweerder01] . Bovendien is de opstelling van [verweerder01] erop gericht om SeaTec duidelijkheid te verschaffen. Hij heeft geen informatie achtergehouden of onwaarheden verteld. Volgens [verweerder01] is geen sprake van een voldragen e-grond.
4.2.2.
Met betrekking tot de gestelde verstoorde arbeidsverhouding (artikel 7:669 lid 3 onder g BW) voert [verweerder01] aan dat de onschuldpresumptie ontbinding van de arbeidsovereenkomst ook op deze grond onmogelijk maakt. De verdenking van het strafbare feit heeft geen enkele band met de bedongen arbeid van [verweerder01] . De stelling van SeaTec dat werknemers niet meer met hem willen werken, is niet onderbouwd en bovendien onjuist. Van SeaTec mag verwacht worden dat zij zich inzet om de vertrouwensrelatie te herstellen, te meer nu het strafbare feit volledig losstaat van de werksfeer. [verweerder01] stelt zich dan ook op het standpunt dat geen sprake is van een voldragen g-grond.
4.2.3.
Volgens [verweerder01] is de h-grond (artikel 7:669 lid 3 onder h BW) met name relevant in zaken waarin een werknemer wegens het plegen van een (ernstig) strafbaar feit in de privésfeer veroordeeld is tot een gevangenisstraf van een aantal jaar, waardoor de werknemer langere tijd niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst kan voldoen. Uit de rechtspraak volgt dat voorlopige hechtenis in het algemeen niet gelijk kan worden gesteld met detentie, zodat het verzoek tot ontbinding op de h-grond voor afwijzing gereedligt.
4.2.4.
Een afzonderlijke toelichting waarom ontbinding op de i-grond (artikel 7:669 lid 3 onder i BW) ontbreekt, zodat het verzoek op deze cumulatiegrond moet worden afgewezen.
4.2.5.
[verweerder01] is van mening dat, als tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt geconcludeerd, er aanleiding bestaat [verweerder01] een transitievergoeding toe te kennen. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] is geen sprake.
4.2.6.
Bij ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de i-grond, maakt [verweerder01] aanspraak op een vergoeding in de zin van artikel 7:671b lid 8 BW. Hij maakt in dat geval ook aanspraak op de helft van de transitievergoeding van € 5.976,00 op grond van artikel 7:673 lid 2 BW. Er wordt dan aanspraak gemaakt op een totaalbedrag van € 17.928,00.
4.2.7.
In geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, bestaat ook aanleiding tot toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 9 onder c BW. Volgens [verweerder01] is aan de zijde van SeaTec sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Dat bestaat volgens [verweerder01] uit het onterecht vragen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:699 lid 3 onder e, g, h en i BW. De billijke vergoeding wordt door [verweerder01] begroot op een bedrag van € 28.978,00 (25 maanden x € 1.073,27 bruto x 8% vakantietoeslag).

5.De beoordeling

In het verzoek
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden.
5.2.
Niet gesteld of gebleken is dat er in deze zaak een opzegverbod aan de orde is, dan wel dat het verzoek van SeaTec met het bestaan van een dergelijk verbod verband houdt. Daarvan wordt bij de verdere beoordeling dan ook uitgegaan.
5.3.
Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW).
de e-grond
5.4.
In het kader van de beoordeling van de e-grond wordt vooropgesteld dat ook in het arbeidsrecht het beginsel geldt dat iemand aan enig strafbaar feit voor onschuldig wordt gehouden, indien en zolang zijn schuld niet is komen vast te staan (de onschuldpresumptie). Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat in de strafzaak op 10 januari 2023 een pro forma zitting is gehouden, maar dat nog geen zittingsdatum bekend is van de inhoudelijke behandeling van de zaak. Totdat sprake is van een onherroepelijke uitspraak in de strafzaak, moet [verweerder01] dan ook voor onschuldig gehouden worden aan enig strafbaar feit. Dat SeaTec het aannemelijk vindt dat [verweerder01] op de hoogte was van de illegale activiteiten in de loods die hij verhuurde aan een derde, doet daar niet aan af. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake zijn van ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de e-grond. Hierbij wordt nog opgemerkt dat het op de weg van [verweerder01] had gelegen SeaTec openheid van zaken te geven over de strafzaak, maar dat het feit dat hij dit niet heeft gedaan – zoals SeaTec onbetwist ter zitting heeft gesteld – in het licht van de onschuldpresumptie niet tot een ander oordeel leidt.
de g-grond
5.5.
Ten aanzien van de verzochte ontbinding van de arbeidsovereenkomst op de g-grond wordt het volgende overwogen. Vooropgesteld wordt dat het feit dat [verweerder01] zes maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten en het feit dat die voorlopige hechtenis is geschorst en niet is opgeheven, een indicatie is dat sprake is van een forse strafrechtelijke verdenking tegen [verweerder01] .
5.6.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter aan (de gemachtigde van) [verweerder01] diverse vragen gesteld over de concrete strafrechtelijke verdenking waarop de voorlopige hechtenis is gebaseerd en het vooronderzoek in de strafzaak. De gemachtigde van [verweerder01] heeft in zeer algemene bewoordingen te kennen gegeven dat [verweerder01] zes maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten vanwege een verdenking van strafbare feiten zoals het vervaardigen en voor handen hebben van drugs en drugshandel. Door of namens [verweerder01] is geen (nadere) toelichting gegeven waarom hij voor zo’n lange duur in voorlopige hechtenis heeft gezeten. Kennelijk zijn er nog steeds ernstige bezwaren en gronden aanwezig om hem langer in voorlopige hechtenis te houden, maar is die voorlopige hechtenis enkel vanwege persoonlijke omstandigheden geschorst. Wat die persoonlijke omstandigheden inhouden, is niet door of namens [verweerder01] uitgelegd. [verweerder01] heeft in het kader van zijn verweer weliswaar aangevoerd dat zijn opstelling erop gericht was om SeaTec duidelijkheid te verschaffen en hij geen informatie heeft achter gehouden, maar dit staat haaks op de ontbrekende dan wel zeer summiere uitleg die hij ter zitting gaf. Zo schreeuwt alleen al om uitleg op welke concrete strafrechtelijke verdenking [verweerder01] nota bene een periode van zes maanden in voorlopige hechtenis heeft gezeten, maar zelfs daarover heeft [verweerder01] zich tegenover zijn werkgever en zelfs tot en met de zitting op de vlakte gehouden. Het had naar het oordeel van de kantonrechter op de weg van [verweerder01] gelegen om meer toe te lichten dan hij heeft gedaan. Begrijpelijk is dat SeaTec als werkgeefster in het kader van de vertrouwensrelatie antwoorden over de strafzaak wenst te krijgen van [verweerder01] . SeaTec heeft onweersproken gesteld dat het vanwege haar positie in de maritieme wereld en haar bedrijfsvoering in de Rotterdamse haven van groot belang is om op geen enkele wijze geassocieerd te worden met de drugswereld. SeaTec stelt dat zij pas per brief van 16 december 2022 door de gemachtigde van [verweerder01] in de strafzaak is ingelicht over de voorlopige hechtenis van [verweerder01] . Zelfs al zou het juist zijn dat, zoals [verweerder01] aanvoert, de gemachtigde van [verweerder01] in de strafzaak op 19 juli 2022 per voicemailbericht aan SeaTec zou hebben gemeld dat [verweerder01] in voorlopige hechtenis zat, dan nog had het op de weg van [verweerder01] als werknemer gelegen om op enig moment nadat hij uit beperkingen was gekomen contact op te nemen met SeaTec. [verweerder01] heeft echter op geen enkele manier zelf contact gezocht met SeaTec en aan haar uitgelegd dat hij vervolgd wordt voor een strafbaar feit.
5.7.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien, acht de kantonrechter het begrijpelijk en bovendien gerechtvaardigd dat SeaTec het vertrouwen in [verweerder01] als werknemer en in een voortzetting van de samenwerking met hem verloren is. Dit brengt in casu mee dat sprake is van een zodanige verstoring van de arbeidsverhouding dat van SeaTec in redelijkheid niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] voort te laten duren en dat bovendien herplaatsing niet in de rede ligt. Hierbij wordt nog opgemerkt dat SeaTec onweersproken heeft gesteld dat de functie van [verweerder01] door een derde is ingevuld.
5.8.
De conclusie is dat de kantonrechter het subsidiaire verzoek van SeaTec zal toewijzen en de arbeidsovereenkomst zal ontbinden op de g-grond.
5.9.
Omdat het verzoek van SeaTec op de subsidiair aangevoerde g-grond wordt toegewezen, behoeven de meer subsidiair aangevoerde h-grond en de meest subsidiair aangevoerde i-grond geen verdere bespreking meer.
einddatum arbeidsovereenkomst
5.10.
Het einde van de arbeidsovereenkomst zal worden bepaald per 1 augustus 2023. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, onder aftrek van de proceduretijd en met dien verstande dat een termijn van tenminste één maand resteert (artikel 7:671b lid 9 BW).
In het voorwaardelijk tegenverzoek
transitievergoeding
5.11.
Ten aanzien van de transitievergoeding wordt het volgende overwogen. Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op de transitievergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. De werkgever hoeft de transitievergoeding echter niet te betalen wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
5.12.
SeaTec stelt dat [verweerder01] zich bewust was, dan wel bewust behoorde te zijn van zijn onoorbaar handelen en dat de grond van ontbinding aan hem verwijtbaar is.
5.13.
Gelet op hetgeen de kantonrechter hiervoor ten aanzien van de e-grond heeft overwogen, is van verwijtbaar handelen door [verweerder01] , laat staan van ernstig verwijtbaar handelen geen sprake. SeaTec zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding.
5.14.
SeaTec heeft de juistheid van de door [verweerder01] berekende transitievergoeding van € 11.952,00 niet betwist. De kantonrechter gaat ervan uit dat dit een bruto bedrag betreft. SeaTec zal worden veroordeeld tot betaling van dit brutobedrag.
billijke vergoeding
5.15.
[verweerder01] heeft verzocht om toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 9 onder c BW ter hoogte van € 28.978,00. Volgens [verweerder01] is aan de zijde van SeaTec sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, dat eruit bestaat dat SeaTec geheel ten onrechte op basis van de gronden van artikel 7:699 lid 3 onder e, g, h en i BW de ontbinding van de arbeidsovereenkomst vraagt. [verweerder01] ziet zich genoodzaakt hiertegen bezwaar te maken. Als er daardoor een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat, althans een onwerkbare situatie ontstaat en geconcludeerd wordt dat de arbeidsovereenkomst moet worden beëindigd, dan is volgens [verweerder01] sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door SeaTec.
5.16.
De kantonrechter ziet geen reden om aan [verweerder01] een billijke vergoeding toe te kennen. Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (artikel 7:671b lid 9 BW). Dat zal zich alleen voordoen in uitzonderlijke gevallen en als een werkgever de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst in ernstige mate schendt (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie is in dit geval niet aan de orde. Het staat SeaTec vrij om de kantonrechter de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken op één van de in artikel 7:669 lid 3 BW genoemde gronden. Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat de verstoring van de arbeidsverhouding in overwegende mate is te wijten aan [verweerder01] , zoals dat ook in 5.5. tot en met 5.7. is overwogen. Van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van SeaTec is dan ook geen sprake, zodat er geen aanleiding is voor toekenning van een billijke vergoeding.
In het verzoek en in het voorwaardelijk tegenverzoek
proceskosten
5.17.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten zowel in het verzoek van SeaTec als in het voorwaardelijk tegenverzoek van [verweerder01] te compenseren. Iedere partij draagt daarom de eigen proceskosten.
6. De beslissing
De kantonrechter:
In het verzoek
6.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 augustus 2023;
In het tegenverzoek
6.2.
veroordeelt SeaTec tot betaling van de transitievergoeding van € 11.952,00 bruto aan [verweerder01] ;
In alle gevallen
6.3
wijst het meer of anders verzochte af;
6.4.
compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
[46009]