ECLI:NL:RBROT:2023:4959

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
10/309618-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen van autobanden en poging tot diefstal met psychische problematiek

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk vernielen van autobanden van 309 gedupeerden en van een poging tot diefstal. De verdachte heeft in de periode van 17 tot en met 25 november 2022 in verschillende plaatsen in Nederland, waaronder Capelle aan den IJssel en Krimpen aan de Lek, de banden van auto’s, vrachtwagens en scooters lek geprikt. De rechtbank oordeelde dat de feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend, gezien zijn psychische toestand. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 22.181,38. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische stoornis, mogelijk schizofrenie, en dat deze stoornis van invloed was op zijn handelen. De rechtbank heeft de verdachte ook de verplichting opgelegd om zich te laten behandelen in een forensische psychiatrische kliniek en heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan zijn straf, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/309618-22
Datum uitspraak: 15 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01].,
geboren op [gebooredatum01] te [geboorteplaats01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01],
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 juni 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. V. Vreeling heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
- zich zal melden bij de reclassering;
- zich laat opnemen in een forensische psychiatrische kliniek voor de duur
van een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- zich aansluitend op de klinische behandeling laat behandelen door een
ambulante GGZ instelling;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke
opvang;
- zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle,
structurele dagbesteding,
- dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4..Waardering van het bewijs

Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op de diefstal van een fiets niet bewezen. De rechtbank heeft op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen of, wanneer en van wie de fiets zou zijn gestolen. De enkele verklaring van de verdachte dat de fiets niet zijn eigendom was, is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal voor het overige zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 17 november 2022
tot en met 25 november 2022 te Capelle aan den IJssel en
Krimpen aan de Lek en Ammerstol en Bergambacht en Lekkerkerk, opzettelijk en wederrechtelijk één of meer
derebanden van auto’s en scooters en vrachtwagens, die geheel of ten dele aan
309personen, (zie Excel-document in bijlage
II), in elk geval aan ander
entoebehoorden heeft vernield;
2
hij op 17 november 2022 te Krimpen aan de Lek, gemeente
Krimpenerwaard
een trekker sleutel, die geheel of ten dele
aan [naam 1], heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op 17 november 2022 te Krimpen aan de Lek, gemeente
Krimpenerwaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of
goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2]
en/of [naam 3], weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een woning aan de
[adres] is binnen gegaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd;
diefstal;
poging tot diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Bij de verdachte is pro Justitia-onderzoek verricht door GZ-psycholoog [naam 4], onder supervisie van GZ-psycholoog [naam 5], (hierna: de psycholoog) en door psychiater in opleiding, [naam 6], onder supervisie van psychiater [naam 7] (hierna: de psychiater). De psycholoog en de psychiater hebben naar aanleiding van hun onderzoeken respectievelijk op 2 en op 3 maart 2023 een rapport uitgebracht.
Beide rapporteurs concluderen dat bij de verdachte al langere tijd sprake is van recidiverende psychoses en van middelenproblematiek (met name cannabis en cocaïne). Volgens de psychiater moeten deze psychotische klachten worden gezien in het kader van schizofrenie, waarbij de verdachte in de periode vanaf 2019 toenemend achterdochtig is en sociaal-maatschappelijk afglijdt. Passend bij de psychotische problematiek is sprake van wanen, hallucinaties, desorganisatie en impulsief gedrag. Hoewel middelengebruik hierbij luxerend kan werken, acht de psychiater onwaarschijnlijk dat de psychotische symptomen volledig hieraan kunnen worden toegeschreven en reversibel zouden zijn in geval de verdachte in de toekomst geen drugs meer zou gebruiken. Vanwege het middelengebruik, maar ook vanwege traumatisering in de voorgeschiedenis van de verdachte, acht de psycholoog het nog te vroeg om de diagnose schizofrenie te stellen. Op basis van het testonderzoek is volgens de psycholoog sprake van zwakbegaafdheid, wat de verdachte extra kwetsbaar maakt en hem belemmert om in stressvolle situaties de meest effectieve aanpak te kiezen. Gelet op zijn opleidingsniveau is volgens de psychiater mogelijk sprake van cognitief verval als gevolg van het psychotisch toestandsbeeld.
De psychiater en de psycholoog signaleren beiden een toename van psychotische klachten in de periode voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten. Het gegeven dat de verdachte naar eigen zeggen enkele weken voor het tenlastegelegde was gestopt met het gebruik van drugs, kan hierbij volgens de psycholoog een rol hebben gespeeld (ontwenningsverschijnselen, rusteloosheid, toename van angst en achterdocht). De verdachte had het gevoel getreiterd te worden door buren, verstopte messen in zijn huis om zich te kunnen verdedigen en maakte lange wandeltochten gedurende de nacht. Op familieleden maakte hij een angstige en schichtige indruk; ook stuurde hij onbegrijpelijke berichten via zijn telefoon. Daarnaast verloor de verdachte zijn baan, waardoor financiële problemen ontstonden. Rapporteurs achten aannemelijk dat gevoelens van wanhoop en machteloosheid, samenhangend met verdachtes psychiatrische problematiek, een rol hebben gespeeld bij het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen.
De vernieling van een groot aantal autobanden lijkt volgens de psychiater in eerste instantie vooral impulsief te zijn bepaald onder invloed van de psychose, waarbij sprake lijkt van willekeurige slachtoffers. In de daaropvolgende nachten lijkt de verdachte zijn doelwitten meer planmatig en overwogen te kiezen vanuit een behoefte aan vergelding, en neemt hij ook voorzorgsmaatregelen om ontdekking te voorkomen. Beide rapporteurs adviseren om de vernielingen, uitgaand van drie gradaties, in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De psycholoog ziet ook voor de overige feiten gronden voor een verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid, aangezien naast de psychotische ontregeling hierbij ook andere (financiële) motieven een rol lijken te hebben gespeeld en uit zijn verklaringen blijkt dat de verdachte wel besef had van de strafbaarheid van zijn handelen. De psychiater deelt dit standpunt ten aanzien van de poging tot diefstal uit een woning (feit 3). Anders dan de psycholoog dient echter volgens de psychiater de onder 2 ten laste gelegde diefstal als een rechtstreeks gevolg te worden beschouwd van de psychose, zodat wordt geadviseerd om de verdachte voor dit feit volledig ontoerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank stelt op basis van de rapporten van de psycholoog en de psychiater vast dat bij de verdachte ten tijde van de bewezen feiten sprake was van een psychische stoornis, mogelijk in het kader van schizofrenie, en dat deze stoornis in belangrijke mate van invloed is geweest bij het plegen van deze feiten – in de zin dat deze gezien kunnen worden als een inadequate manier om uiting te geven aan gevoelens van machteloosheid en frustratie vanuit zijn psychiatrische problematiek en financiële problemen in het verlengde hiervan. Door de rapporteurs gesignaleerde wisselingen in het psychiatrisch beeld gedurende de ten laste gelegde periode en hun bevinding dat ook andere, meer in de realiteit gelegen factoren van invloed lijken te zijn geweest in de aanloop tot de bewezen feiten, brengen de rechtbank tot de conclusie dat deze feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Met betrekking tot de onder 2 bewezen diefstal ziet de rechtbank onvoldoende grondslag voor het aannemen van een strafuitsluitingsgrond.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich over een periode van ruim een week schuldig gemaakt aan een groot aantal vernielingen van autobanden, door in de nacht met een mes steeds één of meerdere banden van auto’s, vrachtwagens en scooters ‘lek te prikken’. Dit zijn ergerlijke en overlastgevende feiten voor de 309 gedupeerden die hiervan aangifte hebben gedaan, waardoor veel financiële schade is veroorzaakt. De wetenschap dat iemand gedurende langere tijd dergelijke vernielingen pleegt, zorgt bovendien voor maatschappelijke onrust - zoals ook naar voren komt uit het onderzoek door de politie en de publieke belangstelling voor deze strafzaak.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een tractorsleutel en aan een poging tot diefstal na insluiping in een woning. Ten tijde van dit laatste feit waren de bewoners en hun 19-jarige dochter in de woning aanwezig; blijkens hun verklaringen heeft de confrontatie met een onbekende indringer in hun privésfeer voor hen grote impact gehad. De rechtbank rekent de verdachte deze gedragingen aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 16 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportage
De rapporterend psycholoog en psychiater, hiervoor genoemd, achten een klinische behandeling in een forensische setting geïndiceerd om het herhalingsrisico te beperken van soortgelijke delicten als ten laste gelegd. De verdachte functioneert op dit moment stabiel binnen een gestructureerde omgeving en is ingesteld op medicatie. Op basis van eerdere ervaringen bestaat het risico dat hij buiten detentie zijn medicatiegebruik staakt en terugvalt in middelengebruik. Geadviseerd wordt om na een klinische fase, waarbij ook aanvullende diagnostiek kan plaatsvinden en verdere behandelinterventies hierop kunnen worden afgestemd, de verdachte stapsgewijs te resocialiseren. Gelet op de aard en ernst van de vastgestelde problematiek is begeleiding en toezicht op medicatiegebruik en abstinentie van middelen naar verwachting gedurende langere tijd noodzakelijk. Geadviseerd wordt om een dergelijk behandeltraject te realiseren in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Reclassering Nederland, locatie Rotterdam, heeft op 27 februari 2023 over de verdachte een rapport uitgebracht. De reclassering kan zich vinden in de bevindingen van de psycholoog en de psychiater en taxeert het recidiverisico als gemiddeld. Naast een behandeling van de psychiatrische problematiek wordt verdere begeleiding van de verdachte noodzakelijk geacht om stabiliteit te waarborgen op het gebied van huisvesting en financiën. Als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf worden geadviseerd een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en (aansluitend) meewerken aan ambulante behandeling, meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een inspanningsverplichting bij het zoeken naar een structurele, zinvolle dagbesteding. Vanwege het herhalingsgevaar adviseert de reclassering om deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten en de omvangrijke schade die hierdoor is veroorzaakt acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de bevindingen uit de hiervoor besproken rapportages, op grond waarvan de bewezen feiten in (sterk) verminderde mate aan de verdachte worden toegerekend. Op basis daarvan zal de rechtbank het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk stellen aan de duur van het voorarrest. De officier van justitie heeft ter zitting meegedeeld dat op de dag van de uitspraak een mogelijkheid bestaat tot opname van de verdachte op een forensisch psychiatrische afdeling in een kliniek. De rechtbank acht een dergelijke opname aangewezen in het kader van de hierna te noemen bijzondere voorwaarden bij het voorwaardelijk op te leggen strafdeel en heeft de voorlopige hechtenis daarom in een separate beslissing opgeheven vanaf het moment dat de verdachte is opgenomen in een kliniek. De rechtbank acht een kortere straf dan gevorderd door de officier van justitie ook passend vanwege de verwachte duur van het verdere begeleidingstraject dat noodzakelijk zal zijn om het recidiverisico te beperken.
Uit de bevindingen van de hiervoor genoemde rapportages wordt het risico op gewelddadig gedrag op korte termijn als matig en op lange termijn als hoog ingeschat. Volgens de rapporteurs ervaart de verdachte vanuit zijn psychische problematiek een constante dreiging vanuit de buitenwereld; tegenover de psycholoog heeft de verdachte verklaard dat hij in de ten laste gelegde periode steeds op het randje van vechten stond en ‘oplossingen’ zocht om zichzelf veilig te stellen of om zich tegen anderen te verweren in reactie op een (vermeende) dreiging. Gelet op deze bevindingen en op zijn veroordeling in 2019 voor een geweldsdelict, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht zullen daarom dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partijen

Er heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde een groot aantal benadeelde partijen gevoegd. Een overzicht van de vorderingen en de beslissingen daarop is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft in een aan de rechtbank overgelegd Excel-overzicht haar standpunt gegeven met betrekking tot de ingediende vorderingen van de benadeelde partijen. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen, voor zover onderbouwd en voor zover het rechtstreekse schade betreft van de ten laste gelegde feiten, kunnen worden toegewezen, met toekenning van wettelijke rente. Daarbij wordt verzocht ook de schadevergoedingsmaatregel op te leggen; de officier van justitie kan zich vinden in het verzoek van de verdediging om de hierbij op te leggen gijzeling in duur te beperken. De benadeelde partijen dienen ten aanzien van de gevorderde vergoeding van lakschade, immateriële schade of het vervangen van meer banden dan zijn genoemd in de aangifte, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft - zoals weergegeven in een bijlage bij zijn pleitnotities - aangevoerd dat enkele vorderingen niet met stukken zijn onderbouwd en dat door sommige benadeelden vergoeding van schade is gevorderd die niet rechtstreeks verband houdt met het tenlastegelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat vergoeding van één autoband redelijk is, maar dat vorderingen voor meer autobanden niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit geldt ook ten aanzien van andere gevorderde materiële en immateriële schade. De raadsman verzoekt bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de duur van de hierbij de bepalen gijzeling te beperken tot 12 dagen.
Beoordeling
De rechtbank zal de benadeelde partijen die hun vordering tot schadevergoeding niet met stukken hebben onderbouwd, niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen. De rechtbank stelt voor de overige benadeelde partijen vast dat zij rechtstreeks schade hebben geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde feit, in de vorm van één of meer lekgestoken autobanden. Deze vorderingen zijn onderbouwd door overlegging van een factuur of een bankafschrift en zijn daarmee in beginsel toewijsbaar. De rechtbank gaat uit van de kosten van vervanging van het aantal vernielde autobanden dat is genoemd in de aangiftes. Hoewel de mate van slijtage van deze banden niet is vastgesteld, zal de rechtbank de nieuwwaarde hiervan voor vergoeding in aanmerking brengen. Dat in enkele gevallen vervolgens meer banden zijn vervangen ten behoeve van de balans tijdens het rijden, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als rechtstreekse schade van de bewezen feiten. De betreffende vorderingen zullen daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard.
Een aantal benadeelde partijen heeft de vergoeding van lakschade, gederfde inkomsten en immateriële schade gevorderd. Indien de benadeelde partij meer of andere kosten heeft gevorderd dan het vervangen van de in de aangifte genoemde autobanden zal de rechtbank de benadeelden voor deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren, deels omdat geen causaal verband kan worden vastgestelde met het onder 1 bewezen feit en deels omdat de vorderingen op de genoemde onderdelen onvoldoende zijn onderbouwd. Een nadere beoordeling van dit deel van de vorderingen zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting vormen van het strafgeding.
Voor zover vorderingen geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk worden verklaard, kunnen de benadeelde partijen (dit deel van) hun vorderingen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Proceskosten
Voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen geheel of gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Voor zover de vorderingen geheel niet-ontvankelijk worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Wettelijke rente
De rechtbank bepaalt dat de te vergoeden schadebedragen worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de gepleegde vernielingen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens wordt ten aanzien van de vorderingen die geheel of gedeeltelijk zijn toegewezen, oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. De rechtbank zal de duur van de eventueel toe te passen gijzeling stellen op het wettelijk minimum van 1 dag gijzeling per (geheel of gedeeltelijk) toegewezen vordering. De totale duur van de gijzeling voor alle vorderingen bedraagt daarmee 126 dagen bij een toegewezen schadebedrag van in totaal € 22.181,38.
Conclusie
De rechtbank wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe zoals is opgenomen in het overzicht in bijlage III van dit vonnis. Over een deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. In die gevallen vloeit voor de verdachte dan ook geen betalingsverplichting voort.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een
gedeelte, groot 163 (honderddrieënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden na uitnodiging bij een nader aan te wijzen reclasseringsinstelling. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde laat zich opnemen in een forensische psychiatrische kliniek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de veroordeelde laat zich aansluitend op de klinische behandeling, behandelen door een door de reclassering nader te bepalen ambulante GGZ instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Indien de veroordeelde niet aansluitend op detentie klinisch kan worden opgenomen, dan is hij verplicht om ter overbrugging een ambulante behandeling te volgen. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
de veroordeelde zal verblijven in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na ontslag uit de kliniek of zo spoedig mogelijk daarna, afhankelijk van de
plaatsingsmogelijkheden. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van een zinvolle, structurele dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst de vorderingen van de benadeelde partijen toe conform het overzicht in bijlage III van dit vonnis;
verklaart de vorderingen voor het overige niet-ontvankelijk; dit deel van de vorderingen kan slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter (zie overzicht in bijlage III van dit vonnis);
bepaalt dat de toegewezen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente van het moment van ontstaan van de schade tot de dag van de algehele voldoening (zie overzicht in bijlage III van dit vonnis);
veroordeelt de verdachte, voor zover de vorderingen geheel of gedeeltelijk zijn toegewezen, tevens in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de benadeelde partijen die niet-ontvankelijk zijn verklaard in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte, voor zover de vorderingen geheel of gedeeltelijk zijn toegewezen, de schadevergoedingsmaatregel op, inhoudende de verplichting aan de Staat om ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals in het overzicht in bijlage III van dit vonnis zijn opgenomen en bepaalt dat bij uitblijven van betaling gijzeling kan worden toegepast voor de duur van één dag per (deels) toegewezen vordering; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. J.M.L. van Mulbregt, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en M. de Nooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B.A.M. Elst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 15 juni 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 november 2022
tot en met 25 november 2022 te (onder andere) Capelle aan den IJssel en/of
Krimpen aan de Lek en/of Ammerstol en/of Bergambacht en/of Lekkerkerk, althans
in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk 360, althans één of meer banden van auto’s en/of scooters en/of vrachtwagens, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan 317 personen, althans één of meerdere perso(o)n(en) (zie Excel-document in bijlage), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Krimpen aan de Lek, gemeente
Krimpenerwaard
een fiets en/of een trekker sleutel, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [naam 1], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 17 en/of 18 november 2022 te Krimpen aan de Lek, gemeente
Krimpenerwaard
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om geld en/of
goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2]
en/of [naam 3], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een woning op/aan de
[adres] is binnen gegaan/geslopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid.