ECLI:NL:RBROT:2023:49

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10/238901-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor (verlengde) uitvoer heroïne en overtreding 10A Opiumwet met vrijspraak voor witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van (verlengde) uitvoer van heroïne en voorbereidingshandelingen in strijd met de Opiumwet. De verdachte, geboren op [geboortedatum01] en ingeschreven op [adres01], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2022 in Rotterdam en Hazeldonk bijna 10 kilogram heroïne en versnijdingsmiddelen vervoerde, terwijl hij niet op de hoogte was van de inhoud van de tas en dozen die in zijn bedrijfsauto waren geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van de uitvoer van harddrugs, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was dat het in beslag genomen geldbedrag van € 3.400,- uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte als koerier in de drugshandel, maar hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/238901-22
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. H. Yilmaz, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. H.J. du Croix heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van witwassen. Aangevoerd is dat de feiten en omstandigheden in deze zaak van dien aard zijn, dat vermoed wordt dat het onder de verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 3.400,- uit misdrijf afkomstig is. De verklaring van de verdachte, dat hij het geldbedrag telkens gepind heeft van zijn bankrekening, dient als ongeloofwaardig terzijde te worden geschoven. De verdachte heeft daarmee geen aannemelijke verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geld, ondanks het vermoeden van witwassen, toch een legale herkomst heeft.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank kan op basis van het dossier geen rechtstreeks verband leggen tussen het bedrag van € 3.400,- en een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Dat het bedrag "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het genoemde bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De rechtbank is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een dergelijk vermoeden niet rechtvaardigen. De verdachte was werkzaam als installatiemonteur en had daaruit een maandelijks inkomen. Niet gesteld of gebleken is waarom hij niet over een contant bedrag van € 3.400,- zou kunnen beschikken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden en heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft geen opzet gehad op de uitvoer van heroïne en versnijdingsmiddelen naar België. Hij had geen wetenschap van de verdovende middelen in zijn bedrijfsauto en heeft niet waargenomen wat er door anderen in zijn bedrijfsauto is geplaatst. De verdachte verkeerde in de veronderstelling dat hij behulpzaam was bij een verhuizing van huishoudelijke goederen. Voorts zijn er geen DNA-sporen van de verdachte aangetroffen op de tas en dozen. Een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte01] ziet de verdediging evenmin.
4.2.2.
Beoordeling
Op 19 september 2022 – na een volgteken van de politie op de A16 ter hoogte van Hazeldonk – is de verdachte staande gehouden en is in zijn bedrijfsauto bijna 10 kilogram heroïne en versnijdingsmiddelen, waaronder paracetamol en coffeïne aangetroffen.
De verdachte heeft hierover verklaard dat hij een opdracht had aangenomen van een persoon die hij niet kende en hem in een café had aangesproken. Hij heeft door andere onbekende personen een tas en dozen achterin zijn bedrijfsauto laten zetten en de inhoud daarvan niet gecontroleerd. De verdachte had te horen gekregen dat hij iets in Rotterdam zou gaan verhuizen, maar op de dag zelf moest hij achter een andere auto aanrijden naar Eindhoven en uiteindelijk in de richting van België rijden. Hij kreeg daarbij instructies hoe zich te gedragen en had – tot kort voor zijn aanhouding – via Whatsapp contact met een medeverdachte.
De omstandigheden waaronder de verdachte de tas en dozen kreeg, hadden hem alle aanleiding moeten geven die goederen aan een inspectie te onderwerpen. Door dit na te laten heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij verdovende middelen zou vervoeren.
Op het moment dat de politieambtenaren een volgteken hadden afgegeven, was de verdachte met de heroïne en de versnijdingsmiddelen de Belgische grens genaderd. Behoudens een afslag naar het tankstation, kon de verdachte geen andere route rijden dan de route over de Belgische grens. Niet de wil van de verdachte maar het volgteken van de politie heeft er voor gezorgd dat de verdachte de grens naar België niet overstak. Na zijn staande houding heeft de verdachte overigens ook aan de politieambtenaren verklaard dat hij onderweg was naar Antwerpen. De rechtbank acht daarmee het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van de heroïne bewezen. Uit de verklaring van de verdachte zelf blijkt dat hij hiertoe nauw en bewust heeft samengewerkt met anderen waaronder een medeverdachte met wie hij via WhatsApp contact onderhield, zodat medeplegen eveneens bewezen is.
4.2.3.
Conclusie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van uitvoer van harddrugs en voorbereidingshandelingen gericht op het vervaardigen en vervoeren van versnijdingsmiddelen en harddrugs.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 19 september 2022 te Rotterdam en te Hazeldonk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van 9.846 gram heroïne van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 19 september 2022 te Rotterdam en Hazeldonk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren
- het opzettelijk vervaardigen van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige reden hadden om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- grote hoeveelheden (mengels van) paracetamol en coffeïne voorhanden te hebben;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. primair:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

2.

medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, vervoermiddelen en stoffen voor handen hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) uitvoer van verdovende middelen. Hij heeft bijna 10 kilogram heroïne vervoerd en was voornemens daarmee België binnen te rijden. Tevens heeft de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid versnijdingsmiddelen, waaronder paracetamol en coffeïne, bij zich gehad en vervoerd. Hoewel de rol van de verdachte als koerier van relatief beperkte aard is, is deze rol essentieel in de keten van de uitvoer van harddrugs. Slechts door interventie van de politie is voorkomen dat een grote hoeveelheid verdovende middelen België binnen kon komen. De verdachte heeft zich blijkbaar niet bekommerd om de negatieve gevolgen van de grensoverschrijdende handel in en het gebruik van verdovende middelen. Bovendien heeft de verdachte met zijn handelen niet alleen een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de (internationale) handel in verdovende middelen, maar is hij daar ook zelf onderdeel van geweest. De handel in verdovende middelen gaat in het algemeen gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, zoals gewelds- en vermogensdelicten. Daarnaast vormen verdovende middelen een bedreiging voor de samenleving in het algemeen, in die zin dat zij de volksgezondheid bedreigen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij dit alles op de koop toe heeft genomen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op uittreksels uit de justitiële documentatie van 28 september 2022 (België) en van 6 december 2022 (Nederland), waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 november 2022. De reclassering vermoedt dat de verdachte een (deels) negatief sociaal netwerk heeft, zich onvoldoende weerbaar op kan stellen en door ADHD ondoordacht handelt. Gelet op deze factoren en omdat de verdachte tijdens zijn detentie zijn baan en inkomen is kwijtgeraakt, kan de reclassering recidive in de toekomst niet uitsluiten. De verdachte functioneerde voor zijn aanhouding wel goed in de maatschappij; hij had werk en inkomen en verder had hij geen problemen met huisvesting en middelengebruik. Dat de verdachte inzicht toont in zijn handelen en dat zijn familie hem blijft steunen wordt gezien als beschermende factoren.
Geadviseerd wordt om het volwassenenstrafrecht toe te passen en aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, een contactverbod met de medeverdachten en andere gedrag gerelateerde voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij een dergelijke hoeveelheid kilo harddrugs wordt doorgaans een onvoorwaardelijke straf geëist en opgelegd van drie tot vier jaar. De rechtbank kijkt echter niet alleen naar de hoeveelheid, maar ook naar de rol en persoon van de verdachte. Het is de rechtbank bekend dat binnen een organisatie die op deze schaal heroïne naar het buitenland exporteert, de koerier niet de persoon is die de grote winst van een transport opstrijkt. Een organisatie die achter een dergelijk transport zit, maakt juist misbruik van mensen die makkelijk beïnvloedbaar zijn. Zij bieden een koerier zoals de verdachte een manier om snel een aardig bedrag te verdienen, waarbij de koerier tegelijkertijd ook degene is die de grootste risico’s loopt en die uiteindelijk ook achter de tralies belandt. De hoeveelheid verdovende middelen die vervoerd wordt kan een kleine, of zoals in dit geval, een grote hoeveelheid blijken te zijn, maar dat maakt voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil.
De rechtbank betrekt deze omstandigheden bij haar beoordeling.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank verder rekening met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, zodat hij als een zogenaamde
first offenderwordt aangemerkt en zijn strafblad geen strafverhogend effect heeft. Daarnaast heeft de verdachte zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft verklaard dat hij achteraf blij dat is dat hij is aangehouden en dat hij hoopt met deze aanhouding uit
deze wereld te komen.
Gelet op de rol en de achtergrond van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf dient te worden gematigd. De rechtbank acht een gevangenisstraf met een totaalduur van 24 maanden passend. Van deze straf worden 12 maanden in voorwaardelijke vorm opgelegd met een proeftijd van drie jaar. De totaalduur van de straf doet recht aan de ernst van de feiten en komt ook tegemoet aan de strafdoelen van preventie. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat daarnaast een voorwaardelijke straf van 12 maanden boven zijn hoofd hangt. Voor anderen – onder meer jonge mensen – moet ook duidelijk zijn dat dit niet de weg is naar het grote geld of het aflossen van eventuele schulden en dat hoge straffen volgen als zij ook in de fout gaan.
Dat een groot deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk is, biedt de verdachte de kans om het anders te gaan doen. Daarbij wordt hij geholpen door de algemene voorwaarden en bijzondere voorwaarden. De algemene voorwaarde waarschuwt hem. Als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt kan het voorwaardelijke deel, 12 maanden gevangenisstraf, alsnog worden tenuitvoergelegd. De bijzondere voorwaarden moeten de verdachte ook helpen om het niet zover te laten komen. Houdt hij zich niet aan deze bijzondere voorwaarden, dan kan ook de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf volgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 3.400,-verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Nu verdachte is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het geldbedrag van € 3.400,-.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
12 (twaalf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit zal schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal actief deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer en/of begeleider;
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een structurele dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen als volgt:
gelast de teruggave aan de verdachte van het onder hem inbeslaggenomen geldbedrag van € 3.400,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Luijck, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 september 2022 te Rotterdam en/of te Hazeldonk, althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, een hoeveelheid van 9.846 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2022 te Rotterdam en/of te Hazeldonk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland te brengen, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet een hoeveelheid van 9.846 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet,
- een tas met daarin die hoeveelheid heroïne in bestelbus en/of auto heeft geladen en/of heeft geplaatst en/of
- ( vervolgens) die hoeveelheid cocaïne heeft vervoerd met bestemming België, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 september 2022 te Rotterdam en/of te Hazeldonk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van 9.846 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks met 19 september 2022 te Rotterdam en/of Hazeldonk, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- grote hoeveelheden (mengels van) paracetamol en/of coffeïne voorhanden te hebben;
3.
hij in of omstreeks 5 september 2022 tot en met 11 oktober 2022 te Rotterdam,
althans in Nederland, van een voorwerp te weten een geldbedrag van (in totaal ongeveer) 4150 euro, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit/deze voorwerp(en) (daadwerkelijk) voorhanden had dan wel heeft gehad, en/of heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of (van (één van) voornoemd(e) voorwerp(en))
gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit/deze voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;