Uitspraak
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 juni 2023 in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
Inleiding
[eiseres] en het college hebben nadere stukken ingediend.
Totstandkoming van het besluit
Met het bestreden besluit heeft het college een last onder dwangsom aan [eiseres] opgelegd, omdat zij in strijd handelt met voorschrift 1.3.12 van de omgevingsvergunning. Volgens het college treft [eiseres] niet genoeg maatregelen tegen vervuiling in de bluswaterleiding en kan dat gevolgen hebben voor de inzet van de bedrijfsbrandweer bij calamiteiten.
In het bestreden besluit heeft het college [eiseres] opgedragen om uiterlijk op 24 februari 2023 blijvend te voldoen aan voorschrift 1.3.12 door de volgende maatregel uit te voeren:
dient er zorg voor te dragen dat sprake is van een bluswatersysteem dat schoon is van vervuiling, stenen en/of aangroeiingen, door de ondergrondse bluswaterleiding met een snelheid van minimaal 3 m/s te spoelen of een andere methode toe te passen. Na het uitvoeren van een andere methode dient er middels een visuele inspectie met camera te worden aangetoond dat er sprake is van een schoon bluswatersysteem.
De dwangsom bedraagt € 1.000.000 per keer dat wordt geconstateerd dat zij niet voldoet aan het bovenstaande, tot een maximum van € 2.000.000. Per twee weken kan maximaal één constatering plaatsvinden.
Beoordeling door de rechtbank
“De brandveiligheidssystemen moeten ten minste eenmaal per jaar, of zoveel vaker als de leverancier voorschrijft, aan de hand van onder andere NFPA 25 en NEN 2654-1:2015 of gelijkwaardig, door een ter zake deskundige worden geïnspecteerd, getest en onderhouden. Elektrische installaties dienen om de 5 jaar conform NEN 3140:2019 te worden gekeurd. De controle van de pompinstallatie voor het bluswatersysteem moet ten minste eenmaal per maand op adequate wijze plaatsvinden.”
Vergunningvoorschrift 1.3.12 is vóór de datum van het bestreden besluit in werking getreden.
Het college stelt dat vergunningvoorschrift 1.3.12 betrekking heeft op het gehele brandveiligheidssysteem en niet beperkt is tot het inspecteren, testen en onderhouden van een in gebruik genomen systeem. Het college wijst erop dat NFPA25 in het hoofdstuk over onderhoud bepaalt dat bij vervanging, reparatie of aanpassing een “flushing test” overeenkomstig NFPA24 moet plaatsvinden. Volgens het college moet wanneer een ondergronds bluswatersysteem wordt vervangen, aangepast of gerepareerd overeenkomstig NFPA24 – waarnaar in NFPA25, hoofdstuk 7, tabel 7.5.1 wordt verwezen – een flushing test (acceptance test) plaatsvinden. Dit is in NFPA24 gedefinieerd als “a test of a piping system using flow rates intended to remove debris from the piping system prior to it being placed in service”. Volgens het college moet de flushing test op grond van hoofdstuk 10 van NFPA24, paragraaf 10.10.2.1.3 en tabel 10.10.2.1.3, worden uitgevoerd met een flow rate (debiet) van ten minste 3 m/s. Die snelheid is nodig om vervuiling uit de leiding te verwijderen. In paragraaf 10.10.2.1.3.1 van NFPA24 staat als uitzondering dat als dit niet haalbaar is “the maximum flow rate available to the system shall be acceptable”. Dat betekent volgens het college niet dat in dat geval altijd op de maximale capaciteit van het bluswatersysteem mag worden gespoeld; dat mag alleen als de maximale capaciteit aanvaardbaar is. Volgens het college is dat hier niet het geval, omdat er bij de test in december 2022 vervuiling in de bluswaterleiding is aangetroffen, die pas kan worden verwijderd bij spoelen op 3 m/s.
Hier gaat het niet om vervanging, reparatie of aanpassing van een component of onderdeel van een bestaande bluswaterleiding, waar paragraaf 7.5.1 van NFPA25 op ziet, maar om de aanleg van een geheel nieuw systeem. Uit de tekst van voorschrift 1.3.12 blijkt niet dat het voorschrift ook betrekking heeft op het spoelen van een geheel nieuwe bluswaterleiding vóór ingebruikname.
Met deze algemene verwijzing naar NFPA25 wordt naar het oordeel van de rechtbank de reikwijdte van voorschrift 1.3.12 zoals die volgt uit de tekst van het voorschrift – namelijk het periodiek inspecteren, testen en onderhouden van bestaande brandveiligheidssystemen – niet uitgebreid naar de aanleg en ingebruikname van een nieuw bluswatersysteem.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in een vergunningvoorschrift slechts met een verwijzing naar een richtlijn worden volstaan als voldoende duidelijk is welke verplichtingen in het concrete geval uit die richtlijn voortvloeien. Dat is hier niet het geval. In voorschrift 1.3.12 wordt alleen over het periodiek inspecteren, testen en onderhouden gesproken. Het spoelen van de bluswaterleiding kan daarvan deel uitmaken. Daarop kunnen eisen uit NFPA25 van toepassing zijn, bijvoorbeeld de eisen uit hoofdstuk 14 over onderzoek naar vervuiling en obstructie van de leiding. Het spoelen door middel van een flushing test vóór de ingebruikname van een nieuwe bluswaterleiding is echter een andere situatie. Als het college daarvoor de eisen uit NFPA25 en NFPA24 wil voorschrijven, moet het een voldoende specifiek en concreet voorschrift aan de vergunning verbinden.
De algemene verwijzing naar NFPA25 zonder nadere specificatie kan er naar het oordeel van de rechtbank niet toe leiden dat vergunningvoorschrift 1.3.12 zo moet worden uitgelegd dat op grond daarvan ook de eisen uit NFPA25, in samenhang met NFPA24, voor een flushing test vóór de ingebruikname van een nieuwe bluswaterleiding van toepassing zijn. Dit betekent dat uit voorschrift 1.3.12 niet de verplichting volgt om vóór de ingebruikname van een nieuwe bluswaterleiding een flushing test met een snelheid van in beginsel ten minste 3 m/s uit te voeren.
Conclusie en gevolgen
Omdat het college niet bevoegd was om handhavend op te treden, ziet de rechtbank geen reden om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, het college op te dragen om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus) of het college op te dragen een nieuw besluit te nemen.