ECLI:NL:RBROT:2023:4814

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/357 en FT EA 22-358
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurachterstand en schuldsanering

In deze zaak heeft verzoekster op 13 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 mei 2023 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de verweerster, een gerechtsdeurwaarderskantoor, aanwezig geweest. Verzoekster, die als zelfstandige werkt, heeft aangegeven dat zij in staat is om haar huurtermijnen te voldoen, ondanks een huurachterstand van € 7.400,--. De verweerster heeft echter betoogd dat verzoekster niet betrouwbaar is in haar betalingsgedrag en dat er afspraken zijn gemaakt die niet zijn nagekomen.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een proces-verbaal van ontruiming heeft overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij een inkomen van € 5.000,-- per maand genereert, wat voldoende is om de huur te betalen. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van de ontruiming op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster zich heeft aangemeld voor beschermingsbewind, wat positief is voor haar schuldenproblematiek. De beslissing houdt in dat de huurovereenkomst wordt verlengd en dat de verzochte voorziening wordt toegewezen onder voorwaarden. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 10 mei 2023
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1..De procedure

Verzoekster heeft op 13 april 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 13 april 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 mei 2023.
Ter zitting van 3 mei 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer W. Haksteeg en mevrouw Maas, beiden werkzaam bij Zuidweg en Partners (hierna: schuldhulpverlening);
  • mevrouw K. Staat en mevrouw A.E. van der Plaat, beiden werkzaam bij gerechtsdeurwaarderskantoor Wouters, namens [verweerster], gevestigd te Sliedrecht (hierna: verweerster);
  • mevrouw Sitskorn, werkzaam bij [verweerster].
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het proces-verbaal van de Rechtbank Rotterdam van 17 november 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij als zelfstandige werkzaam is. Zij stelt dat zij een inkomen verwerft dat voldoende is om de lopende huurtermijnen te voldoen. De laatste huurbetaling heeft plaatsgevonden op 1 mei 2023 . Verzoekster stelt doordrongen te zijn van de noodzaak tot stipte betaling van de huurtermijnen.

3..Het verweer

Ter zitting heeft verweerster zicht op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Er is sprake van een huurachterstand inclusief rente en kosten van € 7.400,--. Omtrent deze huurachterstand zijn bij de kantonrechter afspraken gemaakt. Deze afspraken is verzoekster niet nagekomen. Ook nadien heeft verzoekster diverse malen verzocht om de huur op een later tijdstip te mogen voldoen. Verweerster vindt de situatie omtrent verzoekster zorgelijk en begrijpt niet waarom verzoekster geen hulp aanvaardt. Verweerster heeft er geen vertrouwen in dat de lopende huurtermijnen stipt zullen worden voldaan.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het proces-verbaal van de Rechtbank Rotterdam van 17 november 2022 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 14 maart 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 20 april 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het proces-verbaal van 17 november 2022 ten uitvoer kan leggen.
Ter zitting is uitgebreid met verzoekster gesproken over de mogelijkheid van beschermingsbewind. Verzoekster gaf ter zitting aan daar aarzelingen over te hebben vanwege negatieve ervaringen in het verleden. Na afloop van de zitting heeft de rechtbank kopie ontvangen van een brief van Mijnbudgetcoach.nl van 5 mei 2023 aan de rechtbank, sector kanton, waarin ten aanzien van verzoekster met spoed wordt verzocht het beschermingsbewind uit te spreken. De verwachting is dat het beschermingsbewind op korte termijn zal worden uitgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is mede gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij een inkomen genereert van € 5.000,-- per maand. De maandelijkse huurtermijn bedraagt op dit moment € 650,--. De inkomsten van verzoekster zijn voldoende om de lopende huurtermijnen te voldoen. Verzoekster heeft op 1 mei 2023 een betaling van € 636,36 aan de verhuurder verricht en ter zitting toegezegd in het vervolg voor stipte betaling van de lopende huurtermijnen zorg te dragen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank merkt op dat aan verzoekster thans een laatste kans wordt geboden om ontruiming van haar woning tegen te gaan. Het is positief dat verzoekster zich alsnog heeft aangemeld voor beschermingsbewind en een definitieve oplossing wil zoeken voor haar schuldenproblematiek. Verweerster heeft er wel belang bij dat de huurschuld niet verder oploopt. Om die reden acht de rechtbank termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 17 november 2022 opgemaakte proces-verbaal van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan het [adres] te Sliedrecht, voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.