In deze zaak heeft verzoekster op 13 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 mei 2023 bepaald. Tijdens de zitting zijn zowel verzoekster als vertegenwoordigers van de verweerster, een gerechtsdeurwaarderskantoor, aanwezig geweest. Verzoekster, die als zelfstandige werkt, heeft aangegeven dat zij in staat is om haar huurtermijnen te voldoen, ondanks een huurachterstand van € 7.400,--. De verweerster heeft echter betoogd dat verzoekster niet betrouwbaar is in haar betalingsgedrag en dat er afspraken zijn gemaakt die niet zijn nagekomen.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een proces-verbaal van ontruiming heeft overgelegd, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Verzoekster heeft aangegeven dat zij een inkomen van € 5.000,-- per maand genereert, wat voldoende is om de huur te betalen. De rechtbank heeft besloten om de tenuitvoerlegging van de ontruiming op te schorten voor de duur van zes maanden, mits verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat verzoekster zich heeft aangemeld voor beschermingsbewind, wat positief is voor haar schuldenproblematiek. De beslissing houdt in dat de huurovereenkomst wordt verlengd en dat de verzochte voorziening wordt toegewezen onder voorwaarden. Verzoekster is niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen.