Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoekster;
- mr. J. Verheij, werkzaam bij JAW Advocaten, raadsman van verzoekster.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoekster op 26 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet, met het doel een voorlopige voorziening te verkrijgen. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 10 mei 2023 bepaald. Tijdens de zitting is verweerster, Maus Beheer B.V., niet verschenen. Verzoekster, die als zelfstandige in de zorg werkt, heeft verklaard dat zij door persoonlijke omstandigheden tijdelijk geen inkomen heeft kunnen genereren, maar inmiddels haar werkzaamheden heeft hervat en een inkomen van ongeveer € 5.000 per maand heeft. Ze heeft ook aangetoond dat de huur voor mei 2023 is voldaan.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door de wet. Aangezien verzoekster een vonnis van ontruiming heeft ontvangen en verweerster van plan was om de woning te ontruimen, concludeerde de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie was. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis van ontruiming wil uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, vooral gezien haar huidige financiële situatie en het feit dat zij de huur kan blijven betalen.
De rechtbank heeft daarom de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming opgeschort voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat verzoekster haar huurtermijnen tijdig blijft voldoen. Tevens is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar kan zij in de toekomst een nieuw verzoek indienen. De uitspraak is gedaan door mr. F. Damsteegt en openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.