ECLI:NL:RBROT:2023:4812

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
FT EA 23/355 en FT EA 23/356
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot ontruiming huurwoning

In deze zaak heeft verzoeker op 13 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 mei 2023 bepaald. Tijdens deze zitting heeft de vertegenwoordiger van de verweerster, de heer R. Romkes, laten weten niet aanwezig te zijn en de beslissing van de rechtbank af te wachten. De rechtbank heeft op 10 mei 2023 uitspraak gedaan.

Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het vonnis van 10 maart 2023 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou worden gelegd. Verzoeker, die AOW en een klein aanvullend pensioen ontvangt, heeft aangegeven dat zijn financiële situatie onder druk staat door beslaglegging op zijn inkomsten. Hij heeft de huur voor april en mei 2023 met hulp van zijn moeder kunnen betalen. De schuldhulpverlening heeft verklaard dat er een beschermingsbewind is aangevraagd om de financiële situatie van verzoeker te stabiliseren.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van het vonnis tot ontruiming en de aankondiging van de ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan.

Daarnaast heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. Verzoeker kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen indien nodig. De uitspraak is gedaan door mr. F. Damsteegt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 10 mei 2023
[naam verzoeker],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoeker.

1..De procedure

Verzoeker heeft op 13 april 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van 13 april 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 3 mei 2023.
Ter zitting van 3 mei 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoeker;
  • de heer H. Boogerd, werkzaam bij de gemeente Voorne aan Zee (hierna: SHV).
De heer R. Romkes, werkzaam bij Deurwaarder.com heeft namens [verweerster] (hierna: verweerster) voorafgaand aan de zitting op 17 april 2023 per e-mailbericht aan de rechtbank laten weten niet aanwezig te zullen te zijn ter zitting en de beslissing van de rechtbank af te wachten.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2..Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 10 maart 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker ten uitvoer te leggen.
Schuldhulpverlening heeft ter zitting verklaard dat beschermingsbewind is aangevraagd, zodat de financiële situatie van verzoeker gestabiliseerd kan worden. Verzoeker heeft de pensioengerechtigde leeftijd en ontvangt AOW-uitkering en een klein aanvullend pensioen. Op deze beide inkomstenbronnen is beslag gelegd. Schuldhulpverlening is in overleg met de beslaglegger omtrent de hoogte van de beslagvrije voet. Indien de juiste beslagvrije voet wordt gehanteerd, is verzoeker in staat de huur te betalen, aldus schuldhulpverlening. Verzoeker heeft de huur over de maanden april en mei 2023 met behulp van zijn moeder voldaan.

3..Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4..De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoeker een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 10 maart 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker en een kopie van het exploot van 28 maart 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 18 april 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoeker, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoeker enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoeker bestaat erin dat hij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoeker kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 10 maart 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoeker ontvangt een AOW-uitkering en pensioen. Indien de beslaglegger de juiste beslagvrije voet hanteert, zijn deze inkomsten voldoende om de lopende huurtermijnen te betalen. Daarnaast heeft schuldhulpverlening verklaard dat beschermingsbewind is aangevraagd. De beschermingsbewindvoerder zal zorg dragen voor betaling van de vaste lasten. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoeker zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoeker te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5..De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 10 maart 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoeker gelegen aan de [adres] te [woonplaats], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat SHV die namens verzoeker de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. Damsteegt, rechter, en in aanwezigheid van
C. van der Velde, griffier, in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.