Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer H. Boogerd, werkzaam bij de gemeente Voorne aan Zee (hierna: SHV).
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft verzoeker op 13 april 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 3 mei 2023 bepaald. Tijdens deze zitting heeft de vertegenwoordiger van de verweerster, de heer R. Romkes, laten weten niet aanwezig te zijn en de beslissing van de rechtbank af te wachten. De rechtbank heeft op 10 mei 2023 uitspraak gedaan.
Verzoeker vroeg om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat het vonnis van 10 maart 2023 tot ontruiming van zijn huurwoning ten uitvoer zou worden gelegd. Verzoeker, die AOW en een klein aanvullend pensioen ontvangt, heeft aangegeven dat zijn financiële situatie onder druk staat door beslaglegging op zijn inkomsten. Hij heeft de huur voor april en mei 2023 met hulp van zijn moeder kunnen betalen. De schuldhulpverlening heeft verklaard dat er een beschermingsbewind is aangevraagd om de financiële situatie van verzoeker te stabiliseren.
De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist door artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoeker bewijs heeft overgelegd van het vonnis tot ontruiming en de aankondiging van de ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank heeft de belangen van verzoeker en verweerster afgewogen en geoordeeld dat het belang van verzoeker om in zijn huurwoning te blijven zwaarder weegt dan het belang van verweerster om het vonnis tot ontruiming uit te voeren. De rechtbank heeft de voorlopige voorziening toegewezen, onder de voorwaarde dat de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan.
Daarnaast heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. Verzoeker kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen indien nodig. De uitspraak is gedaan door mr. F. Damsteegt, rechter, en is openbaar uitgesproken op 10 mei 2023.