ECLI:NL:RBROT:2023:48

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
10/234476-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor handel in verdovende middelen en witwassen; veroordeling voor aanwezig hebben van verdovende middelen en vuurwapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 3 januari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van handel in verdovende middelen en witwassen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de handel in drugs, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij daadwerkelijk drugs heeft verhandeld in de ten laste gelegde periode. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte opzettelijk aanwezig had van een hoeveelheid heroïne en cocaïne, evenals het bezit van een vuurwapen en munitie. De rechtbank oordeelde dat de door de verdediging aangevoerde argumenten over onrechtmatige doorzoekingen niet opgingen, omdat de woning rechtmatig was doorzocht. De verdachte heeft bekend dat hij de drugs in zijn bezit had, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was voor de handel in drugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft ook een taakstraf van 80 uur opgelegd en bepaalde in beslag genomen voorwerpen zijn onttrokken aan het verkeer, terwijl andere voorwerpen aan de verdachte zijn teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/234476-22
Datum uitspraak: 3 januari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] in [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, waarnemend voor G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2022.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.I. Eijfferts heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Is er ten aanzien van feit 1 en 2 sprake van een onherstelbaar vormverzuim?
4.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De doorzoeking van de woning was onrechtmatig, omdat de hiertoe vereiste machtigingen ontbraken. Onder deze omstandigheden voldoet de doorzoeking niet aan de eisen die de wet daaraan stelt en is de verdachte geschonden in zijn recht op een eerlijk proces en zijn recht op privacy. Dit is een onherstelbaar vormverzuim. De bij de doorzoeking van de woning gevonden drugs moeten daarom van het bewijs worden uitgesloten. Op basis van de in de woning aangetroffen drugs heeft de politie vervolgens de auto van de vriendin van de verdachte doorzocht. Daarom is ook deze doorzoeking onrechtmatig en moet het in de auto gevonden vuurwapen met munitie worden uitgesloten van het bewijs. Er is door dit alles onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring van feit 1 en 2 te komen.
4.1.2.
Beoordeling
De officier van justitie heeft tijdens de terechtzitting gewezen op de machtiging tot binnentreden van hulpofficier van justitie Roquas van 14 september 2022, welke zich niet in het einddossier bevindt maar wel deel uitmaakt van het voorgeleidingsdossier. Daarnaast heeft zij een beslissing van de rechter-commissaris van 21 september 2022 overgelegd waarin de op 14 september 2022 mondeling toegewezen vordering tot doorzoeking van de woning schriftelijk is vastgelegd.
Uit deze stukken blijkt dat de woning rechtmatig is binnengetreden en doorzocht. Van enig vormverzuim is dus geen sprake. De verweren worden verworpen.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
Het handelen in drugs
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde handelen in drugs in de periode van 15 juli tot en met 14 september 2022 kan wettig en overtuigend worden bewezen. In de woning van de verdachte is een handelshoeveelheid drugs, voorwerpen die horen bij de handel in drugs en een grote hoeveelheid contant geld aangetroffen. Uit de in de ten laste gelegde periode gedane observaties blijkt dat er ook daadwerkelijk in en rond de woning van de verdachte werd gehandeld.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte in de periode van 15 juli tot en met 14 september 2022 in drugs heeft gehandeld. De in de woning van de verdachte aangetroffen goederen en de observaties kunnen daar weliswaar op duiden, maar bewijs van het daadwerkelijke handelen in drugs door de verdachte ontbreekt. Dat er tijdens drie observaties op verschillende momenten (relatief) kortdurende bezoeken aan de woning van de verdachte zijn gebracht en bij een van deze bezoekers nadien drugs is aangetroffen, is daarvoor niet voldoende. Dat geldt des te meer nu deze persoon heeft verklaard de bij hem aangetroffen drugs bij een ander dan de verdachte te hebben gekocht. De verdachte zal daarom voor dat deel van feit 1 worden vrijgesproken.
Het aanwezig hebben van drugs
4.2.3.
Beoordeling
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit deel van feit 1 zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en er – afgezien van het hiervoor besproken verweer met betrekking tot het vormverzuim – geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.3.
Bewijswaardering feit 2
4.3.1.
Beoordeling
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en er – afgezien van het hiervoor besproken verweer met betrekking tot het vormverzuim – geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
4.4.
Bewijswaardering feit 3
4.4.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde witwassen kan wettig en overtuigend worden bewezen, behoudens het geldbedrag van € 3.770,00. Dat geldbedrag is direct afkomstig uit eigen misdrijf, te weten het ten laste gelegde handelen in drugs en heeft de verdachte enkel voorhanden gehad. De luxegoederen daarentegen zijn gekocht met geld uit het eigen misdrijf zodat witwassen kan worden bewezen.
4.4.2.
Beoordeling
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van de handel in drugs. Dat betekent dat, anders dan de officier van justitie heeft gesteld, uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de tenlastegelegde voorwerpen (het geld en de goederen) afkomstig zijn uit een nauwkeurig aangeduid en door de verdachte zelf gepleegd misdrijf.
De rechtbank is wel van oordeel dat de feiten en omstandigheden zoals in het dossier naar voren komen een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. De hoogte van het inkomen van de verdachte laat het hebben van een dergelijk geldbedrag en het kopen van dergelijke luxegoederen in zo’n korte periode namelijk niet toe. Daarom mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van deze voorwerpen die niet zó onwaarschijnlijk is dat zij zonder meer terzijde kan worden geschoven. De verdachte heeft in dat kader aangevoerd dat hij geld heeft verdiend met het verkopen van spullen op het internet en heeft dit onderbouwd met foto’s. Verder heeft hij aangevoerd dat hij geld van zijn stiefvader heeft gekregen voor zichzelf en dat hij daarnaast nog een bedrag van € 2.000,00 ‘en nog wat’ van zijn stiefvader heeft gekregen om een jas voor hem te kopen, maar dat hij die jas later mocht houden. Deze verklaring is concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Het lag daarom op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek naar deze verklaring te doen. Naar de door de verdachte gestelde verkoop van goederen heeft het openbaar ministerie echter geen nader onderzoek verricht. Wel heeft zij de stiefvader van de verdachte als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij de verdachte in de zomer van 2022 een bedrag van € 5.000,00 heeft geleend en hem een bedrag van € 2.500,00 heeft gegeven om een jas voor hem te kopen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de verklaringen van de verdachte en zijn stiefvader niet met een voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag en de luxegoederen een legale herkomst hebben. Dit betekent dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde feit.
4.5.
Bewezenverklaring
Op grond van het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 impliciet subsidiair en onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 14 september 2022 te Rotterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,3 gram en 5,2 gram, heroïne en/ 86,8 gram cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2022 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type Aut Pistols 'z', kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III, te weten 25 kogelpatronen van het merk GECO, kaliber 6.35 mm; voorhanden heeft gehad;

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. (impliciet subsidiair)
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Vuurwapens worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen in de samenleving. De vele schietpartijen en beschietingen in Rotterdam maken duidelijk dat het hebben van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dit zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Tegen het ongecontroleerde bezit van vuurwapens moet daarom streng worden opgetreden.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de verspreiding van harddrugs en de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met georganiseerde drugshandel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 december 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 30 november 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte een verleden heeft van jeugdzorginstellingen, leven op straat en detenties. Hij woont nu samen met zijn vriendin, heeft een bijstandsuitkering, maar zou willen gaan werken. Hij gebruikt verschillende soorten drugs, maar wil niet meer gebruiken en wil daarbij ook hulp. De reclassering kan het risico op recidive niet inschatten. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), het meewerken aan middelencontrole en een gedragsinterventie, bestaande uit het vinden en houden van zinvolle dagbesteding. Het risico op onttrekken aan de voorwaarden wordt ingeschat als laag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de aard en ernst van de feiten, waarbij het zwaartepunt ligt op het vuurwapenbezit, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Nu de reclassering bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, de rechtbank zich hierin kan vinden en de verdachte de voorwaarden wil naleven, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden. Dit strafdeel heeft ook als doel de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Met het oog op de strafdoelen van vergelding en generale preventie, kan daarmee echter niet worden volstaan. De rechtbank zal daarom ook een taakstraf opleggen.
Alles afwegend vindt de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie vordert de in beslag genomen telefoon, het in beslag genomen bedrag van € 3.770,00 en de op de beslaglijst opgenomen goederen verbeurd te verklaren omdat het primair onder 1 ten laste gelegde feit met behulp van de telefoon is begaan en het geld en de goederen daarmee zijn verkregen.
De officier van justitie vordert de in beslag genomen drugs en het namaakhorloge aan het verkeer te onttrekken omdat het bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De raadsman heeft verzocht om de in beslag genomen telefoon aan de verdachte terug te geven en refereert zich voor het overige aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.
Beoordeling
De rechtbank zal de in beslag genomen drugs onttrekken aan het verkeer omdat met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen verklaarde feit is begaan en het ongecontroleerde bezit hiervan in strijd is met de wet.
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie ten aanzien van het in beslag genomen bedrag van € 3.770,00 en de overige op de beslaglijst genoemde goederen afwijzen. Er is namelijk niet gebleken dat de bewezen feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan of de voorwerpen door middel van deze strafbare feiten zijn verkregen. Ten aanzien van deze voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. Dat geldt ook voor het namaakhorloge, omdat het enkele bezit daarvan niet strafbaar is.
De door de officier van justitie genoemde telefoon staat niet op de aan de rechtbank aangeleverde beslaglijst en de rechtbank zal daarover dan ook geen oordeel geven.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 impliciet primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden,
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twee (2) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde laat zich ambulant behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Indien een behandeling ingezet wordt, houdt de veroordeelde zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
indien dit nodig geacht wordt, vindt er een kortdurende klinische opname plaats, waarvan de tenuitvoerlegging niet eerder plaatsvindt dan na vaststelling van de duur en goedkeuring door de rechter.
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
beslist ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen als volgt:
verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
0,3 gram en 5,2 gram heroïne;
86,8 gram cocaïne.
gelast de teruggave aan de verdachte van de goederen geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
het geldbedrag van € 3.770,00;
het horloge waarop Rolex staat;
de tas van het merk Louis Vuitton;
een paar schoenen van het merk Dior;
een bril met de omschrijving Dita lxn-Evo;
een jas van het merk Dior;
een paar schoenen van het merk Dior.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van de Klashorst, voorzitter,
en mrs. A. van Luijck en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y. Ouarssani, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter, de oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 15 juli 2022 tot en met 14 september 2022 te Rotterdam, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 0,3 gram en/of 5,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of ongeveer 1 gram en/of 86,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 14 september 2022 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type Aut Pistols 'z', kaliber 6.35 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III, te weten 25 kogelpatronen van het merk GECO, kaliber 6.35 mm; voorhanden heeft gehad;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2022 tot en met 14 september 2022, te Rotterdam, althans in Nederland, een of meer voorwerpen, te weten
- een tas van het merk Louis Vuitton,
- sneakers van het merk Dior (goednummer 6450951),
- een zonnebril van het merk Dior,
- een jas van het merk Dior,
- sneakers van het merk Dior (goednummer 6450957),
- een horloge van het merk Rolex, en/of
- een (contant) geldbedrag van (in totaal) 3.770 EUR,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig en/of enig eigen misdrijf;