ECLI:NL:RBROT:2023:4732

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10/101480-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak verkrachting en bewezenverklaring van mishandeling met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van verkrachting en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting wegens gebrek aan overtuigend bewijs. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar had gedwongen tot anale seks, terwijl de verdachte ontkende dat er sprake was van dwang. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in ander bewijs, waardoor de verdachte in dubio pro reo werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van twee vrouwen op 9 mei 2021. De verklaringen van de slachtoffers werden ondersteund door getuigenverklaringen en de verdachte had zelf ook een deel van de feiten erkend. De rechtbank oordeelde dat de mishandeling wettig en overtuigend bewezen was.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/101480-21
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] ,
raadsman mr. C.M. Emeis, advocaat te Den Haag.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1 ten laste gelegde verkrachting en de onder 2 en 3 ten laste gelegde mishandelingen;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 26 april 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 1)
4.1.1.
Feiten en omstandigheden
Op 13 november 2020 is [aangeefster01] (hierna: de aangeefster) naar de woning van de verdachte gegaan. Op enig moment hebben zij vrijwillig vaginale seks gehad. Vervolgens hebben zij anale seks gehad. De verklaringen van de aangeefster en de verdachte over de omstandigheden waaronder deze anale seks heeft plaatsgevonden lopen uiteen.
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte – na de vaginale seks – anale seks wilde. Zij wilde dat niet en probeerde hem met haar hand weg te duwen en van hem weg te draaien. De verdachte pakte haar vast, draaide haar om en duwde zijn penis bij haar naar binnen. De aangeefster lag op haar buik en schreeuwde het uit van de pijn. De verdachte pakte haar polsen en borsten vast en kneep in haar borsten. De aangeefster probeerde hem opnieuw met haar handen weg te duwen. Zij durfde geen nee te zeggen, omdat zij bang was voor zijn reactie. Nadat de verdachte klaar was, is zij naar het toilet gegaan en zag zij dat ze hevig aan het bloeden was.
De verdachte heeft een andere lezing van de feiten dan de aangeefster. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij de aangeefster na de vaginale seks heeft gevraagd of zij seks van achteren wilde hebben. Hierop hebben zij kort anale seks gehad. De verdachte ontkent dat de aangeefster tijdens de anale seks heeft geschreeuwd of hem heeft geprobeerd weg te duwen. Volgens de verdachte kreunde zij op eenzelfde manier als tijdens de vaginale seks. Na de anale seks zag de verdachte dat de aangeefster niet op haar gemak was. Zij zei dat hij haar had verkracht, waar hij erg van schrok. Hij heeft haar vastgepakt, omdat hij hierover met haar wilde praten. De aangeefster wilde dit niet en is weggegaan.
Nadat de aangeefster was vertrokken, is zij opgehaald door [naam01] . [naam01] heeft verklaard dat de aangeefster hem vroeg om haar op te halen. Toen zij bij hem in de auto zat, merkte hij dat zij uit haar doen was. Zij zei niets en was stil. [naam01] hoorde de aangeefster bellen met [naam02] , senior ervaringswerker bij Yulius. Hij hoorde dat zij aan hem vertelde dat zij in het verkeerde gaatje was genomen. [naam02] heeft in een verhoor bij de politie bevestigd dat de aangeefster hem die nacht huilend heeft opgebeld. Hij heeft verklaard dat hij haar gelooft als zij het zegt en het zo bij haar is overgekomen.
De aangeefster is door een forensisch arts onderzocht. Uit de letselbeschrijving blijkt dat de aangeefster diverse verwondingen had, waaronder diepe en ondiepe scheurverwondingen aan de anus en onscherpe bruinkleurige bloeduitstortingen op de borsten, polsen en bovenbenen.
4.1.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van de aangeefster wordt allereerst ondersteund door de letselverklaring. Het letsel dat is beschreven toont aan dat de seks gepaard is gegaan met geweld en dat zij dit niet vrijwillig heeft ondergaan. Ook de verklaringen van de getuigen [naam01] en [naam02] ondersteunen de verklaring van de aangeefster. Zij heeft direct nadat zij de woning van de verdachte heeft verlaten aan hen verteld wat haar was overkomen. De getuigen zagen en hoorden dat zij overstuur was.
4.1.3.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Op grond van de feiten en omstandigheden zoals beschreven onder paragraaf 4.1.1. staat vast dat de aangeefster en de verdachte met elkaar anale seks hebben gehad op 13 november 2020 te [plaats02] . Nu de verdachte ontkent dat hij de aangeefster tot anale seks heeft gedwongen, dient de verklaring van de aangeefster in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht schrijft immers voor dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of, naast de verklaring van de aangeefster, voldoende steunbewijs voorhanden is in het dossier. Deze vraag dient te worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden in het concrete geval.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het dilemma dat zowel de verklaring van de aangeefster als de lezing van de verdachte op basis van het dossier voor waar kan worden aangenomen. De lezing van de verdachte wordt namelijk niet weerlegd door de beschikbare bewijsmiddelen, waardoor er onvoldoende grond is om zijn verklaring zonder meer als niet aannemelijk of ongeloofwaardig terzijde te schuiven. Ten aanzien van het kernpunt in deze zaak – was de seks vrijwillig of was er sprake van dwang? – is er geen doorslaggevend bewijs.
De processen-verbaal die door de officier van justitie als steunbewijs zijn aangevoerd, bewijzen naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verdachte de aangeefster heeft gedwongen tot seks. Het letsel aan de anus kan immers ook optreden bij een persoon die voor de eerste keer anale seks heeft zonder het gebruik van hulpmiddelen (bijvoorbeeld glijmiddel), zoals in de onderhavige zaak het geval is geweest. De getuigenverklaringen kunnen ook niet als ondersteunend bewijs worden gezien, omdat de bron van deze verklaringen de aangeefster zelf is en de verklaringen in die zin niet objectief zijn. Bovendien heeft zij niet tegen hen verteld dat de anale seks onder dwang van de verdachte heeft plaatsgevonden.
In deze situatie rest de rechtbank niets anders dan terug te vallen op een grondregel van ons strafrechtelijk systeem: in het geval van redelijke twijfel dient die twijfel in het voordeel van de verdachte te worden beslecht (in dubio pro reo). De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken.
4.1.4.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 2 en 3)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft verklaard dat hij één van de aangeefsters aan haar haren heeft getrokken en dat hij zich – doordat hij onder invloed was van onder andere alcohol – zich weinig meer kan herinneren.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van de redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen zoals uitgewerkt in bijlage II van dit vonnis komt de rechtbank, net als de officier van justitie, tot een bewezenverklaring van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Beide aangeefsters hebben verklaard dat zij door de verdachte op 9 mei 2021 zijn mishandeld. Deze verklaringen worden door elkaar ondersteund en vinden tevens steun in de verklaring van de getuige [getuige01] . De verdachte heeft bovendien bekend dat hij één van de aangeefsters aan haar haren heeft getrokken.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 9 mei 2021 te [plaats03] [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] met kracht aan het haar te trekken, waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en met het achterhoofd op de straat/stenen terechtkwam;
3.
hij op 9 mei 2021 te [plaats03] [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] meermalen, telkens met kracht
- met zijn tot vuist gebalde hand op (de zijkant van) het hoofd te slaan en
- te schoppen tegen de benen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 2 en 3 telkens: mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van twee voor hem onbekende vrouwen door hen aan de haren te trekken, te slaan en te schoppen, terwijl hij onder invloed was van alcohol. De slachtoffers hebben als gevolg hiervan pijn ondervonden en letsel eraan overgehouden. Met zijn handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
In de periode van 24 maart 2017 tot en met 23 december 2022 zijn er over de verdachte 25 rapportages uitgebracht, waaronder vier PJ-consults en drie NIFP-rapporten. Op 26 april 2023 heeft Reclassering Nederland een nieuw rapport opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte liep ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in een proeftijd met reclasseringstoezicht. De problematiek die destijds aan de orde was, is onveranderd. Zo zijn er zorgen over de beperkte mate van zelfinzicht en het niet dan wel nauwelijks nemen van verantwoordelijkheid. Dezelfde voorwaarden, zoals die van kracht waren onder het eerdere toezicht, zijn derhalve geïndiceerd. Vanwege de zorgen over de verdachte is de reclassering bereid om nogmaals te proberen om tot een waardevol traject te komen. De slagingskans hiervan hangt af van de inzet en mate van medeverwerking van de verdachte. Bij een veroordeling wordt het opleggen van de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht bij de reclassering, een opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling en het meewerken aan een middelencontrole.
Mevrouw [naam03] , reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, heeft ter terechtzitting bovengenoemd rapport toegelicht.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheid dat sprake is van recidive kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal de eis van de officier van justitie matigen, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 8.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering te worden gematigd.
8.3.
Beoordeling
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
86 (zesentachtig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich gedurende de proeftijd dient te melden bij reclassering zo lang en zo frequent als deze dit nodig acht. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak. Hij dient zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken. De veroordeelde is verantwoordelijk telefonisch en per post bereikbaar te zijn. De reclassering controleert de behandelvoortgang en woont evaluaties bij;
zich laat opnemen in een FPA van een instelling passend bij zijn problematiek, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de behandelaren in samenspraak met de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
zich aansluitend op zijn klinische opname laat behandelen door een forensische polikliniek, indien dit wordt geadviseerd door de behandelsetting in overleg met de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik beter in beeld te krijgen en zo mogelijk beter te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle welke bij voorkeur plaats dient te vinden met de RUMA-marker. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd. Bij ernstige bezwaren tegen het gebruik van de RUMA-marker zal de veroordeelde meewerken aan visuele controles;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij01] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en mr. L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 mei 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2020 te [plaats02] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, te weten het (telkens) (met kracht) bij [slachtoffer03]
- duwen op de zij en/of op de buik en/of
- vastpakken van/bij de pols(en) en/of de keel en/of
- plaatsen van de arm om/op de nek en/of
- knijpen in de borst(en),
die [slachtoffer03] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer03] , te weten het met kracht brengen van zijn penis in de anus van die [slachtoffer03] ;
2.
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te [plaats03] [slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) aan het haar te trekken, waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en/of met het (achter)hoofd op de straat/stenen terechtkwam;
3.
hij op of omstreeks 9 mei 2021 te [plaats03] [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht)
- met zijn tot vuist gebalde hand op (de zijkant van) het hoofd te slaan/stompen en/of
- te schoppen tegen het/de be(e)n(en).