ECLI:NL:RBROT:2023:4731

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10/290135-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanrandingen met gebruik van schakelbewijs en gemotiveerde afwijking van taakstrafverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van twee aanrandingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de hoedanigheid van monteur, zich toegang heeft verschaft tot de woningen van de slachtoffers en hen heeft aangerand. De feiten vonden plaats in de periode van januari tot en met maart 2020. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs, waarbij eerdere soortgelijke feiten zijn betrokken om een patroon in het gedrag van de verdachte aan te tonen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en heeft hem veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. De rechtbank heeft gemotiveerd afgeweken van het taakstrafverbod, omdat de verdachte in de tussentijd niet opnieuw in de fout is gegaan en de feiten dateren uit 2020. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad en de rapportages van de reclassering. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en zich laten behandelen door een zorgverlener. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/290135-21
Datum uitspraak: 23 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Marokko) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. S.J. Jansen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 mei 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 22 februari 2022, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 180 uren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feiten 1 en 2)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft ontkend dat hij de aangeefsters heeft aangerand en de verklaringen van de aangeefsters vinden onvoldoende steun in de overige bewijsmiddelen. Evenmin kan via schakelbewijs tot een bewezenverklaring worden gekomen nu het hier evident niet om dezelfde situaties gaat.
4.1.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Feit 1
[slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. Zij heeft verklaard dat zij een woning huurde van de verdachte en dat hij begin 2020 bij haar langskwam om mankementen in de woning te verhelpen. De verdachte maakte bij binnenkomst direct complimenten over haar lichaam, zoals ‘wat heb je mooie borsten' en ‘wat heb je mooie billen’. Ook vroeg hij [slachtoffer01] of hij haar mocht aanraken, waarop ze antwoordde dat ze dat niet wilde. Vervolgens vroeg hij of zij kon meelopen naar de cv-ketel en naar de badkamer. In de badkamer ging de verdachte achter haar staan, pakte haar met beide handen vast en begon tegen haar aan te bewegen. De verdachte duwde daarbij zijn geslachtsdeel tegen haar billen, schoof zijn handen naar haar borsten en pakte deze vast. Vervolgens probeerde hij haar te zoenen. [slachtoffer01] heeft verklaard dat zij verstijfde en bang was en tegen de verdachte heeft gezegd dat zij dit niet wilde.
De verdachte heeft verklaard dat hij begin 2020 in de woning van [slachtoffer01] is geweest, dat hij daar kwam om naar een lekkage te kijken en dat [slachtoffer01] thuis was. De verdachte heeft ontkend dat hij haar heeft aangeraakt, vastgepakt, betast en/of heeft gezoend. Volgens de verdachte heeft [slachtoffer01] mogelijk een dergelijke verklaring afgelegd, omdat zij een conflict hadden over de oorzaak van een lekkage in de woning die hij aan haar verhuurde.
Feit 2
[slachtoffer02] (hierna: [slachtoffer02] ) heeft aangifte gedaan van aanranding. Zij heeft verklaard dat op 9 maart 2020 de verdachte bij haar woning langskwam om haar cv-ketel te repareren. De verdachte vroeg [slachtoffer02] of zij mee naar boven kon lopen, waar de cv-ketel hing. [slachtoffer02] is daarop naar de eerste verdieping gelopen en liet hem zien waar de cv-ketel hing. Eenmaal boven maakte de verdachte complimenten over haar lichaam, zoals ‘wat heb je mooie ogen’ en ‘ik vind je een mooie vrouw’. Opeens ging de verdachte tegen haar aanstaan. Hij omhelsde haar en legde zijn handen op haar billen. Zij voelde dat hij met zijn hand onder haar jurkje ging, haar billen vastpakte en zijn handen in haar slipje deed. Ook pakte hij haar bij haar borsten vast. Hij vroeg hij [slachtoffer02] om haar mond te openen en zij voelde dat hij met zijn tong naar binnenging. [slachtoffer02] heeft verklaard dat zij verbaasd en overrompeld was en bang was zich te verzetten.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 9 maart 2020 in de woning van [slachtoffer02] is geweest voor een reparatie aan de cv-ketel en dat [slachtoffer02] thuis was. [slachtoffer02] is met hem meegelopen naar de cv-ketel die boven in een krappe ruimte hing. De verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer02] heeft aangeraakt, vastgepakt, betast en/of heeft gezoend.
Verklaringen
De opdrachtgever van de verdachte, [naam01] , is als getuige gehoord. [naam01] heeft verklaard dat hij de verdachte – die als zzp-er werkt – sinds 2013 regelmatig inhuurde als servicemonteur. Op 9 maart 2020 heeft hij de verdachte de opdracht gegeven om bij [slachtoffer02] langs te gaan voor de cv-ketel. [slachtoffer02] heeft na het incident telefonisch contact met hem opgenomen en verteld dat zij samen met de verdachte naar boven is gegaan waar hij handtastelijk werd door aan haar borsten en billen te zitten. [naam01] heeft vervolgens de verdachte op 10 maart 2020 naar zijn zaak laten komen en hem geconfronteerd met wat er volgens [slachtoffer02] zou zijn gebeurd. Toen [naam01] aangaf dat hij de samenwerking met de verdachte per direct zou stoppen, gaf de verdachte aan dit te begrijpen. [naam01] heeft verder nog verklaard dat hij eerder door andere klanten is aangesproken op het gedrag van de verdachte. Zo heeft een vrouwelijke klant hem in 2018 verteld dat de verdachte haar drie zoenen heeft gegeven, waarvan zij niet was gediend. Toen [naam01] de verdachte hierop aansprak, gaf de verdachte aan dat dit bij zijn cultuur hoorde.
Getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ) heeft op 25 juni 2020 een melding gemaakt bij de zedenpolitie over de verdachte. Zij heeft op 1 november 2020 verklaard dat de verdachte als loodgieter werkzaamheden uitvoerde in het gebouw waar zij woonde en toen ook bij haar woning binnenkwam. De verdachte maakte complimenten over haar lichaam. Zo zei hij dat ze een mooi lijf en mooie rondingen had. Vervolgens gaf hij haar een knuffel en probeerde hij haar te zoenen. Zij heeft dit gemeld bij de zoon van haar huisbaas, [naam02] . [naam02] heeft verklaard dat [getuige01] hem in paniek heeft opgebeld en hem vertelde dat de loodgieter haar had proberen te zoenen. Verder heeft hij verklaard dat zijn dochter in hetzelfde gebouw woont en dat de verdachte ook in haar appartement is geweest. Zijn dochter vertelde hem dat de monteur haar probeerde te ‘huggen’ en dat zij een volgende keer niet thuis zou zijn als hij weer zou komen.
Toepassing schakelbewijs?
De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (11 januari
2000, NJ 2000, 194) het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke, feiten ten
grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs is toegelaten. Daarbij
moet het gaan om bewijsmateriaal van dat andere feit dat op essentiële punten belangrijke
overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van de te bewijzen feiten en dat duidt op
een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is
in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank stelt vast dat beide tenlastegelegde feiten aanrandingen betreffen die wat betreft de manier van handelen een grote mate van overeenkomst met elkaar vertonen. Uit de aangiftes blijkt dat de verdachte telkens in de hoedanigheid van monteur zich de toegang tot de woningen van de aangeefsters heeft verschaft, de vrouwen vraagt om mee te lopen naar de cv-ketel en complimenten over hun lichamen maakt. Vervolgens heeft hij deze vrouwen aangeraakt bij de borsten en billen en willen zoenen. De rechtbank acht dit specifieke gedragspatroon (
modus operandi) redengevend voor het bewijs.
De rechtbank acht voor het bewijs voorts redengevend dat de [slachtoffer01] en [slachtoffer02] elkaar niet kennen en geheel onafhankelijk van elkaar een soortgelijke aangifte hebben gedaan over het handelen van de verdachte. Dat [slachtoffer01] deze aangifte heeft gedaan vanwege wraakgevoelens jegens de verdachte, is op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting op geen enkele manier gebleken. Integendeel: [slachtoffer01] heeft in haar aangifte juist beschreven dat zij zich door het gedrag van de verdachte onveilig voelde in haar eigen woning. Het verweer dat de verklaring van [slachtoffer02] minder betrouwbaar zou zijn, wordt tevens verworpen. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer02] mogelijk een kwetsbaar persoon is, maakt niet dat haar verklaring daardoor onbetrouwbaar zou zijn.
De rechtbank merkt voorts op dat het dossier, naast de aangiftes, meerdere verklaringen bevat over het soortgelijk gedrag van de verdachte. Dit draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] .
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 maart 2020 te [plaats01] , door een andere feitelijkheid , te weten het onverhoeds uitvoeren van die handelingen [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het vastpakken van die [slachtoffer01] bij haar middel en
- het duwen van zijn penis, althans zijn middel tegen de billen van die [slachtoffer01] en
- het betasten van de borsten van die [slachtoffer01] en- het proberen die [slachtoffer01] te zoenen;
2.
hij op 9 maart 2020 te [plaats02] , door een andere feitelijkheid , te weten het onverhoeds uitvoeren van die handelingen [slachtoffer02] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten
- het betasten van de billen van die [slachtoffer02] en- het betasten van een borst van die [slachtoffer02] en
- het tongzoenen van die [slachtoffer02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feiten 1 en 2 telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van aanrandingen door in de hoedanigheid van monteur vrouwen onverhoeds vast te pakken, hun billen en/of borsten te betasten en hen (proberen) te zoenen.
Met zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het gevoel van veiligheid van deze vrouwen. Zij waren op dat moment immers alleen met de verdachte in hun eigen woning en hebben de verdachte in goed vertrouwen in hun woning binnengelaten. De verdachte heeft hier misbruik van gemaakt. Een woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Dit soort delicten leidt bovendien tot een toename van gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Dit wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 februari 2022. Dit rapport houdt het volgende in.
De seksuele zelfregulatie van de verdachte lijkt de delictgerelateerde factor te zijn. Het ongepaste en ongewenste seksueel contact kan zijn ontstaan vanuit een antisociale houding. De seksuele besluitvorming en het gebrek aan zelfregulatie van de verdachte lijkt daarnaast problematisch. Ook zijn algemene houding kan mogelijk een ontremmende werking hebben gehad op zijn handelen. De impulsiviteit van de verdachte lijkt afwijkend te zijn, waar hij bij spanning en angst suïcidale gedachten als enige uitweg ziet. De reclassering acht het van belang dat de risico’s op het gebied van zedendelicten en gerichte interventies om dit risico te verminderen in kaart worden gebracht. Er is een indirect verband tussen de dagbesteding en het onderhavige feit waarvan hij verdacht wordt. De verdachte kan door zijn beroep dagelijks in contact komen met potentiële slachtoffers. De verdachte komt bij mensen thuis waar niemand hem kan controleren. Dit kan leiden tot eventuele impulsdoorbraken op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Gelet op de proceshouding van de verdachte is diagnostiek op dit moment niet mogelijk. Nu er momenteel onvoldoende zicht is op de risicofactoren, acht de reclassering het van belang dat het gedrag van de verdachte nader wordt onderzocht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het de feiten en gelet op het feit dat het taakstrafverbod (ex artikel 22 van het Wetboek van Strafrecht) van toepassing is, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal hier echter in dit specifieke geval van afwijken. De feiten dateren uit 2020 en de verdachte heeft zich blijkens zijn strafblad in de tussentijd niet schuldig heeft gemaakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarnaast naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, niet passend. In plaats daarvan wordt een onvoorwaardelijke taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De officier van justitie heeft desgevraagd ook bewust voor deze wijze van strafafdoening gekozen en de rechtbank acht de eis van de officier van justitie dan ook passend en geboden.
De reclassering acht begeleiding en oplegging van bijzondere voorwaarden daarnaast noodzakelijk.
Nu de verdachte daarnaast heeft verklaard dat hij werkzaam blijft in de branche waarin hij ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten werkzaam was, dient het voorwaardelijk strafdeel er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Johan de Wittstraat 40B, 3311KJ te Dordrecht. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Tevens is het afnemen en afronden van diagnostiek verplicht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 23 mei 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 31 maart 2020 te [plaats01] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds uitvoeren van die handelingen [slachtoffer01] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
-het vastpakken van die [slachtoffer01] bij haar middel en/of
-het duwen van zijn penis, althans zijn middel tegen de billen van die [slachtoffer01] en/of
-het betasten van de borsten van die [slachtoffer01] en/of
-het proberen die [slachtoffer01] te zoenen;
2.
hij op of omstreeks 9 maart 2020 te [plaats02] , door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds uitvoeren van die handelingen [slachtoffer02] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
-het betasten van de billen van die [slachtoffer02] en/of
-het betasten van een borst van die [slachtoffer02] en/of
-het tongzoenen van die [slachtoffer02] .