ECLI:NL:RBROT:2023:4728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10/063649-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beoordeling van de noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel

Op 28 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een veroordeelde die een ISD-maatregel ondergaat. De rechtbank beoordeelde de noodzaak tot voortzetting van deze maatregel, die oorspronkelijk was opgelegd voor de duur van twee jaar, van 5 september 2022 tot en met 4 september 2024. De veroordeelde, geboren in Letland, is ongewenst verklaard door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en verblijft in een penitentiaire inrichting. Hij heeft een verzoek ingediend tot beëindiging van de ISD-maatregel, met het argument dat de doelen van de maatregel niet meer kunnen worden bereikt, nu hij ongewenst vreemdeling is verklaard en hij zelf terug wil naar Letland.

De rechtbank heeft de argumenten van de veroordeelde en zijn raadsvrouw gehoord, evenals de officier van justitie, die pleitte voor voortzetting van de maatregel. De rechtbank concludeerde dat er nog geen concreet zicht is op de uitzetting van de veroordeelde naar Letland, aangezien er geen huisvesting, werk of reisdocumenten zijn en hij nog geen behandeling voor zijn verslavingsproblematiek heeft ondergaan. De rechtbank oordeelde dat beëindiging van de ISD-maatregel zou kunnen leiden tot onveiligheid en overlast in de maatschappij. Daarom werd het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen en werd de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk geacht totdat de uitzetting daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/063649-22
Datum uitspraak: 28 maart 2023
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte01] ,
geboren te Letland op [geboortedatum01] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] ,
raadsvrouw mr. S.M. Ploegmakers, advocaat te Amsterdam.

1..Inleiding

Bij vonnis van deze rechtbank van 20 juni 2022 is aan de veroordeelde opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren van 5 september 2022 tot en met 4 september 2024. De veroordeelde verblijft sinds 6 september 2022 in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] , alwaar de uitvoering van de ISD-maatregel is gestart.
Bij beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (de IND) van 10 augustus 2022 is de veroordeelde ongewenst verklaard. De veroordeelde heeft tegen deze beschikking een bezwaar ingediend waarop nog niet is beslist. Hij mag deze beslissing in beginsel echter niet in Nederland afwachten.

2..Procesverloop

Op 15 februari 2023 is door de griffie van de rechtbank ontvangen een namens de veroordeelde gedaan verzoek als bedoeld in artikel 6:6:14, eerste lid, Sv tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel.
Op 22 maart 2023 hebben de directeur en de senior casemanager van de inrichting waar de veroordeelde verblijft een rapportage ten behoeve van de toetsing van de ISD-maatregel opgemaakt.
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 28 maart 2023. De officier van justitie mr. M. Vollebregt, de veroordeelde en zijn raadsvrouw zijn gehoord. Tevens is als getuige gehoord [getuige01] , als senior casemanager verbonden aan de inrichting waar de veroordeelde verblijft.

3..Standpunten van partijen

De veroordeelde en de raadsvrouw hebben beëindiging van de ISD-maatregel bepleit. Daartoe is aangevoerd dat de doelen die de rechtbank voor ogen had bij oplegging van de ISD-maatregel niet kunnen worden bereikt in de penitentiaire inrichting, omdat de veroordeelde ongewenst vreemdeling is verklaard. De bescherming van de maatschappij wordt voldoende gediend als de veroordeelde wordt uitgezet naar Letland .
De veroordeelde leeft bovendien sinds zijn aanhouding in 2021 al zonder verslaving en wenst zelf terug te gaan naar Letland .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Daartoe is aangevoerd dat de doelen die de rechtbank bij het opleggen van de ISD-maatregel voor ogen had nog niet zijn bereikt. Hoewel de veroordeelde inmiddels ongewenst is verklaard, kunnen deze doelen binnen de inrichting nog worden bereikt. De veroordeelde kan op die manier uiteindelijk op een verantwoorde manier worden uitgezet naar Letland .

4..Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat het schriftelijk verzoek van de verdediging van 15 februari 2023 tot beëindiging van de ISD-maatregel binnen zes maanden na het starten van deze maatregel is ingediend, terwijl bij vonnis een termijn van minimaal zes maanden is bepaald. De raadsvrouw heeft om die reden haar schriftelijk verzoek op de terechtzitting van 28 maart 2023 mondeling herhaald en heeft verzocht dit mondelinge verzoek als een nieuw verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel te beschouwen. De rechtbank stemt hiermee in.
Met betrekking tot het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de uitzetting van de verdachte naar Letland op zichzelf wel mogelijk is op korte termijn. Dit geldt te meer nu de veroordeelde zelf ook terug lijkt te willen gaan naar Letland , waar hij dat eerder niet wilde. Er bestaat echter nog geen concreet zicht op is hoe dit kan worden gerealiseerd, nu er aan de basisvoorwaarden voor een vertrekplan nog niet is voldaan. Zo is er geen zicht op huisvesting in Letland , geen werk of inkomen, geen reisdocument en heeft de veroordeelde nog geen behandeling voor zijn verslavingsproblematiek ondergaan.
Bij deze stand van zaken kan de beëindiging van de maatregel leiden tot onveiligheid, (drugs)overlast en verloedering van het publieke domein. Bovendien is niet gebleken dat de voorzetting van de ISD-maatregel niet meer zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
De rechtbank wil – ter bescherming van de maatschappij en gelet op de verblijfsstatus van de veroordeelde – voorkomen dat de veroordeelde bij een beëindiging van de ISD-maatregel op straat zal belanden. De rechtbank acht voortzetting van de ISD-maatregel dan ook noodzakelijk totdat de uitzetting daadwerkelijk wordt bewerkstelligd. De tenuitvoerlegging van de maatregel moet daarom worden voortgezet.

5..Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door:
Mr. A.M. van der Leeden, voorzitter,
en mrs. Ch. Vogtschmidt en F.J.E. van Rossum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.