ECLI:NL:RBROT:2023:4726

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10/318086-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging met vuurwapen en overtreding van de Wet wapens en munitie

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 december 2022 een ander heeft bedreigd met een vuurwapen, en op 4 december 2022 verschillende vuurwapens en munitie in zijn bezit had. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging met betrekking tot cocaïne, maar de rechtbank oordeelde dat de bedreiging en het voorhanden hebben van wapens bewezen waren. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 11 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze eis. De rechtbank hield geen rekening met het feit dat de verdachte tijdens het onderzoek zijn DNA had moeten afstaan, en zag geen strafverminderende omstandigheden. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte had veroorzaakt voor de veiligheid van anderen. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, en de verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/318086-22
Datum uitspraak: 29 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te [detentieadres01] ,
raadsman mr. E.B. Jobse, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • partiële vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 (overig) en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 28 februari 2023.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten die betrekking hebben op de goederen die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de woning op het adres [adres01] , [postcode01] te [plaats01] . Dit betreft de volgende feiten en aangetroffen goederen:
  • Feit 2 (partieel): een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl. een pistool van het merk Zastava, model M70, kaliber 7.65mm
  • Feit 3 (integraal): 1.407 gram cocaïne.
De verdachte zal van deze ten laste gelegde feiten zonder nadere motivering (partieel) worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feiten 1, 2 en 4)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het bewijs. Wel is ten aanzien van feit 1 opgemerkt dat de verdachte niet de intentie heeft gehad om het vuurwapen in de richting van de aangever [aangever01] te richten.
4.2.2.
Beoordeling
Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen in bijlage II is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Uit de camerabeelden en de getuigenverklaringen blijkt bovendien dat de verdachte het vuurwapen in de richting van het hoofd van de aangever heeft gehouden. Het verweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1, 2 (deels) en 4 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 3 december 2022 te [plaats01] [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht , door een vuurwapen op korte afstand in de richting van het hoofd van die [slachtoffer01] te richten;
2.
hij op 4 december 2022 te [plaats01] een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9mm en
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
13, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9mm , voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 4 december 2022 te [plaats01] één of meer onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een loop en patroonmagazijn, zijnde onderdelen/hulpstukken die specifiek bestemd zijn en van wezenlijke aard zijn, voor
- een pistool van het merk: FN, model: 1922, kaliber 7.65 mm en- een pistool van het merk Glock kaliber 9 mm en munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 9 kogelpatronen (kaliber 9mm - 5 x S&B, 3 x geco, 1 x mke) en- 93 kogelpatronen (GFL .045 ACP) en- 11 kogelpatronen (4 x S&B, 4 x GFl expanderend projectiel, 2 x GLF 9mm, 1 x 9 mm JSC Batnaul), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte is onder invloed van alcohol met een vuurwapen in zijn broekzak naar een café gelopen en heeft op een uitgaansavond zonder enige aanleiding het vuurwapen tevoorschijn gehaald en in de richting van één van de cafébezoekers gericht. In de periode daaraan voorafgaand heeft de verdachte dit vuurwapen, en diverse soorten (bijbehorende) munitie en vuurwapenonderdelen enige tijd in de woning van zijn moeder aanwezig gehad.
Door op deze wijze te handelen heeft de verdachte een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van andere personen in het leven geroepen. De verdachte heeft niet alleen bij het slachtoffer, maar ook bij andere bezoekers van het café, gevoelens van angst veroorzaakt. Het voorhanden hebben van een vuurwapen leidt tot het risico dat dit ook daadwerkelijk zal worden gebruikt, met alle gevolgen van dien. Dat blijkt ook uit het handelen van de verdachte in deze zaak. Het ongecontroleerde bezit van wapens en (bijbehorende) munitie in een woning voedt bovendien gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dit handelen wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
Het alcoholgebruik en het sociaal netwerk van de verdachte zijn delict gerelateerde factoren. Het psychosociaal functioneren en de houding van de verdachte hebben mogelijk ook een rol gespeeld. De verdachte kan moeilijk de oorzaak-gevolgrelatie leggen als het gaat over controleverlies na alcoholgebruik en het nemen van verantwoordelijkheid. Hij kan daarnaast moeilijk “nee” zeggen tegen vrienden en wil stoer doen. Beschermende factoren zijn de dagbesteding, de financiën, de relatie, het gezin en de familie van de verdachte. De verdachte is zelfredzaam en heeft probleembesef op grond waarvan hij is gestopt met het drinken van alcohol en gericht is op herstel. Nu alcoholmisbruik in het leven van de verdachte leidt tot delictgedrag, kan risico op herhaling mogelijk worden beperkt met een alcoholverbod. Daarnaast is een inzicht biedende gedragsinterventie in de vorm van leefstijltraining alcoholgebruik nodig om blijvende abstinentie te ondersteunen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis, omdat deze passend is en de rechtbank geen aanleiding ziet om hiervan af te wijken een hogere straf op te leggen.
Anders dan door de verdediging is bepleit, zal de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen gevangenisstraf geen rekening houden met het gegeven dat de verdachte tijdens het politieonderzoek tweemaal zijn DNA heeft moeten afstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake geweest van een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de verdachte die van zodanig gewicht is geweest dat dit bij de bepaling van de strafmaat dient te worden betrokken. Ook in de overige door de verdediging aangevoerde strafverzachtende omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding om tot strafvermindering over te gaan. De verdachte heeft weliswaar aangegeven graag af en toe een biertje te kunnen drinken, maar de rechtbank vindt dat niet aangewezen zonder dat de reclassering toezicht houdt op het alcoholgebruik van de verdachte.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 11 (elf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich na uitnodiging meldt bij Antes Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam, telefoonnummer 088 358 3810. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Binnen dit toezicht werkt de verdachte aan bewustwording van de levensstijl en middelenproblematiek. Hiertoe volgt de verdachte de begeleidingsmodule Stap voor Stap;
actief deelneemt aan de gedragsinterventie voor alcoholgebruik, leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
bij zorgen over het volhouden van abstinentie, of als de noodzaak van behandeling volgt uit de bevindingen van de leefstijltraining, werkt betrokkene mee aan intake/behandeling door Fivoor-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start indien nodig en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) of een aansluiting op de alcoholband om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd;
zich niet bevindt in [naam café01] , gelegen aan de [adres02] te [plaats01] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 maart 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 december 2022 te [plaats01] [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door een vuurwapen, althans een vuurwapen gelijkend voorwerp (op korte afstand), in de richting van en/of op het hoofd van die [slachtoffer01] te richten, gericht te houden en/of te tonen;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 4 december 2022 te [plaats01] een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9mm en/of
- een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool, nl een pistool van het merk Zastava, model M70, kaliber 7.65mm
en/of
- munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 15 en 6, bij het vuurwapen behorende, kogelpatronen van het kaliber 9mm en/of 7.65mm, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3.
hij op of omstreeks 4 december 2022 te [plaats01] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1407 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
4.
hij op of omstreeks 4 december 2022 te [plaats01] één of meer onderdelen van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2 lid 1 van Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een loop en/of patroonmagazijn, zijnde onderdelen/hulpstukken die specifiek bestemd zijn en/of van wezenlijke aard zijn, voor
- een pistool van het merk: FN, model: 1922, kaliber 7.65 mm en/of
- een pistool van het merk Glock kaliber 9 mm en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2, lid 2 van Categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 9 kogelpatronen (kaliber 9mm - 5 x S&B, 3 x geco, 1 x mke) en/of
- 93 kogelpatronen (GFL .045 ACP) en/of
- 11 kogelpatronen (4 x S&B, 4 x GFl expanderend projectiel, 2 x GLF 9mm, 1 x 9 mm JSC Batnaul), voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )