ECLI:NL:RBROT:2023:4725

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
10/161929-22 vordering TUL: 10/108358-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen van afpersing met geweld in woning

Op 29 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van afpersing en poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 27 juni 2022, toen de verdachte samen met een medeverdachte de woning van de aangever binnenging. De aangever, een slechtziende man, werd gedwongen om geld te pinnen en later om een groter bedrag over te maken. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangever gedetailleerd en geloofwaardig was, en dat de alternatieve verklaring van de verdachte niet aannemelijk was. De rechtbank achtte de geweldscomponenten wettig en overtuigend bewezen, en wees het verzoek van de verdediging om het jeugdstrafrecht toe te passen af, omdat de verdachte ten tijde van de feiten 20 jaar oud was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 150 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 90 uren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die een schadevergoeding van € 1.350,00 vorderde, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/161929-22
Parketnummer vordering TUL: 10/108358-21
Datum uitspraak: 29 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. M.R. de Kok, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het over de verdachte opgemaakte rapport van 23 december 2022, alsmede dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en oplegging van een taakstraf voor de duur van 90 uren, te vervangen door 45 dagen vervangende hechtenis;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/108358-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering (feit 1 en feit 2)
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van de ten laste gelegde geweldshandelingen. De verklaring van de aangever wordt op dit punt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. De verdachte heeft een alternatieve verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA op de schaar, namelijk dat niet de verdachte, maar juist het slachtoffer de schaar pakte om mee te dreigen, en dat de verdachte de schaar vervolgens heeft afgepakt. De verdachte dient partieel te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde geweldshandelingen.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte01] op 27 juni 2022 de woning van de aangever [aangever01] (hierna: de aangever) is binnengegaan en dat zij vervolgens met de aangever naar buiten zijn gegaan en hem hebben gedwongen tot het pinnen van € 500,00. Bij terugkomst in de woning van de aangever hebben de verdachte en de medeverdachte de aangever gedwongen tot het overmaken van € 6.800,00, wat niet lukte omdat de overboeking om veiligheidsredenen automatisch werd geannuleerd. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de door de verdachte en de medeverdachte gebruikte dwang tot afgifte van de geldbedragen door geweld heeft plaatsgevonden.
Op grond van de uitgewerkte bewijsmiddelen in bijlage II is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing en een poging daartoe. De verklaring van de aangever is naar het oordeel van de rechtbank zeer gedetailleerd en geloofwaardig. Deze verklaring wordt bovendien op verschillende punten ondersteund door de overige bewijsmiddelen en ook grotendeels bevestigd door de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding de verklaring van de aangever in twijfel te trekken waar het aankomt op de geweldshandelingen, waaronder het slaan en duwen van de aangever en het dreigen met de schaar. De alternatieve verklaring van de verdachte over het afpakken van de schaar van de aangever acht de rechtbank onaannemelijk. Het ligt niet in de rede dat de aangever, die op leeftijd is, een ernstige visuele beperking heeft en tot dan toe geen enkel verzet had getoond of heeft durven tonen, in die fase van het gebeuren, zelf een schaar heeft gepakt om zich te kunnen beschermen. De ten laste gelegde geweldscomponenten kunnen daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 27 juni 2022 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 500 euro, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het (nadat er eerder via de datingsite Binkdate onderling contact was gelegd)
- zich ongevraagd begeven naar de woning van die [slachtoffer01] en
- zeggen tegen die [slachtoffer01] : "Wie denk je wel niet wie je bent om contact te hebben met een minderjarige” en
- hard de hal van zijn woning induwen van die [slachtoffer01] en vervolgens betreden van de woning van die [slachtoffer01] en- meermalen, slaan tegen het hoofd en in het gezicht van die [slachtoffer01] en- zeggen tegen die [slachtoffer01] "Dit ga je geld kosten, wij willen een financiële tegemoetkoming hebben" en dat die [slachtoffer01] mee moest gaan om geld te pinnen en- met die [slachtoffer01] meelopen naar een pinautomaat;
2.
hij op 27 juni 2022 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen en door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 6.800 euro:
- ongevraagd met zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer01] is meegegaan en- tegen die [slachtoffer01] hebben gezegd dat hij 6.800 euro moest overmaken via internetbankieren en- een schaar, aan die [slachtoffer01] hebben getoond en
- toen bleek dat de geldtransactie mislukte tegen die [slachtoffer01] hebben gezegd de andere dag terug te zullen komen en- de sleutelbos en de huistelefoon van die [slachtoffer01] hebben meegenomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en een poging daartoe. De verdachten zijn ongevraagd de woning van het slachtoffer, een slechtziende man op leeftijd, binnengegaan en hebben het slachtoffer, door hem te duwen en te slaan en door met verder geweld te dreigen, gedwongen tot het afgeven van een bedrag van € 500,00. Vervolgens heeft de verdachte geprobeerd het slachtoffer – onder bedreiging van een schaar – te dwingen tot afgifte van de rest van zijn banksaldo.
Dit zijn ernstige strafbare feiten die beangstigend en ingrijpend zijn voor het slachtoffer. Bovendien zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid. De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij met het slachtoffer in gesprek wilde gaan, omdat het slachtoffer wilde afspreken met een minderjarige jongen, maar zijn handelen heeft zich uiteindelijk gericht op het maximaal financieel profiteren van het kwetsbare slachtoffer. Voor zover de verdachte al niet enkel door winstbejag werd gedreven, heeft hij in ieder geval op onaanvaardbare wijze het recht in eigen hand genomen en zich niet bekommerd om de mentale en financiële gevolgen voor het slachtoffer. De feiten zijn bovendien gepleegd in het huis van het slachtoffer; een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Door het handelen van de verdachten is de woonomgeving voor het slachtoffer verstoord geraakt. De rechtbank rekent de verdachte het plegen van deze feiten zwaar aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 december 2022. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte heeft de afgelopen jaren geen vaste woon- of verblijfplaats gehad. Hoewel hij sinds augustus 2022 kon gaan wonen in een begeleide woonvorm, heeft de verdachte hier nauwelijks gebruik van gemaakt. Er zijn risicofactoren op het gebied van sociaal netwerk, middelengebruik en psychosociaal functioneren. De verdachte is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis. Hij is hiervoor in behandeling en slikt medicatie. De verdachte blowt daarnaast dagelijks. Beschermende factoren zijn het contact met zijn moeder en zijn vriendin. De ouders van de verdachte hebben mentorschap. De verdachte zegt bereid te zijn mee te werken aan plaatsing in de begeleide woonvorm en ziet een noodzaak voor strengere begeleiding. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen.
7.3.3.
Overige persoonlijke omstandigheden
Ter terechtzitting heeft de verdachte toegelicht dat hij inmiddels in de begeleide woonvorm verblijft. Hier volgt hij een behandeling voor zijn woedeproblemen en autismespectrumstoornis. Daarnaast krijgt hij therapie en heeft hij een dagbesteding. Hij werkt bij een technisch bedrijf en houdt zich bezig met het installeren van kastjes in meterkasten en bedrading. Nu de verdachte een dagbesteding heeft, blowt hij minder. De verdachte heeft aangegeven dat hij onder begeleiding volledig wil stoppen met blowen. Ook heeft de verdachte op de zitting zijn excuusbrief aan het slachtoffer toegelicht en zijn spijt betuigd.
7.4.
Verzoek toepassing jeugdstrafrecht
De verdediging heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering heeft indicaties gesignaleerd voor de toepassing van het jeugdstrafrecht en uit hetgeen naar voren is gebracht ter terechtzitting blijkt dat de verdachte een jongen is met een ontwikkelingsachterstand.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit 20 jaar oud was. Het uitgangspunt is dan dat berechting plaatsvindt volgens het volwassenenstrafrecht. Met betrekking tot de vraag of er, in afwijking van dit uitgangspunt, aanleiding bestaat om toepassing te geven aan het jeugdstrafrecht overweegt de rechtbank het volgende.
De reclassering heeft op basis van de haar toen bekende informatie geadviseerd tot het toepassen van het jeugdstrafrecht. Zij heeft echter ook opgemerkt dat de verdachte zich onttrok aan het toezicht bij de jeugdreclassering, behoefte heeft aan een strengere aanpak en dat verder toezicht door de volwassenreclassering kan worden uitgevoerd. De rechtbank ziet hierin contra-indicaties voor de toepassing van het jeugdstrafrecht. Aangezien de motivering van het advies van de reclassering beperkt is en pedagogische interventies niet aan de orde lijken te zijn, zal de rechtbank de verdachte berechten conform het volwassenenstrafrecht.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de rechtbank begrijpt dat bij dergelijke strafbare feiten aanzienlijke gevangenisstraffen passend worden geacht, mede gelet op maatschappelijke strafdoelen zoals vergelding en preventie, zal de rechtbank niet afwijken van de eis van de officier van justitie. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aanzienlijke stappen lijkt te hebben gezet door zich open te stellen voor begeleiding en behandeling, werk te vinden en te werken aan zijn verslaving. Deze stappen worden mogelijk doorkruist als de verdachte terug naar de gevangenis moet. Daarom zal de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank daarnaast een groot deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank een proeftijd voor de duur van 2 jaren hierbij passend.
Daarnaast zal de rechtbank gezien de ernst van de feiten een taakstraf van na te noemen duur opleggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatiegebod met elektronische monitoring, het meewerken aan middelencontrole en de verplichting zich in te spannen voor het vinden en houden van een zinvolle dagbesteding, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [benadeelde partij01] ter zake van de onder1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 500,00 aan materiële schade en een vergoeding van € 850,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij in het geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, omdat de verdachte zich bereid heeft verklaard de vordering van de benadeelde partij te voldoen.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht en deze door de verdachte niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken, zal de vordering in haar geheel worden toegewezen.
Nu de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een mededader heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt is de verdachte jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.350,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 6 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van de artikelen 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 20 augustus 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging toe te wijzen.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf. Nu de veroordeelde inmiddels de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt en naar het oordeel van de rechtbank in het geval van vervangende hechtenis niet meer voor een jeugddetentie in aanmerking komt, zal de subsidiaire jeugddetentie in geval van vervangende hechtenis worden vervangen door een gevangenisstraf van dezelfde duur.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 150 (honderdvijftig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 117 (honderdzeventien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 6-12, 1091 GM Amsterdam, telefoonnummer: 088 804 12 00. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
zich laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verblijft in [instelling01] aan de [adres02] , [postcode01] [plaats01] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met het slachtoffer [slachtoffer01] (geboren te [geboorteplaats02] op [geboortedatum02]), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
gedurende het reclasseringstoezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod, zolang de reclassering dit nodig vindt. Het huidige verblijfadres is [adres02] , [postcode01] te [plaats01] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat betrokkene in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de genoemde bijzondere voorwaarde onder 5 en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 (vijfenveertig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 1.350,00 (zegge: duizenddriehonderdvijftig euro), bestaande uit € 500,00 aan materiële schade en € 850,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [benadeelde partij01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.350,00(hoofdsom,
zegge: duizenddriehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.350,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
23 dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededader, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 6 augustus 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van: 30 (dertig) uren, te vervangen door 15 dagen vervangende hechtenis, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mrs. E.M. Rocha en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 29 maart 2023.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 500 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan genoemde [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededade(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (nadat er eerder via de datingsite Binkdate onderling contact was gelegd)
- zich (ongevraagd) begeven naar de woning van die [slachtoffer01] en/of
- zeggen tegen die [slachtoffer01] : "Wie denk je wel niet wie je bent om contact te hebben met een minderjarige” en/of
- hard de hal van zijn woning induwen van die [slachtoffer01] en/of (vervolgens) betreden van de woning van die [slachtoffer01] en/of
- meermalen, althans eenmaal, slaan en/of stompen op/tegen het hoofd en/of in het gezicht van die [slachtoffer01] en/of
- zeggen tegen die [slachtoffer01] "Dit ga je geld kosten, wij willen een financiële tegemoetkoming hebben" en/of dat die [slachtoffer01] mee moest gaan
om geld te pinnen en/of
- met die [slachtoffer01] meelopen naar een pinautomaat;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 27 juni 2022 te [plaats02] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen en door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 6.800 euro, in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s):
- ongevraagd met zijn mededader naar de woning van die [slachtoffer01] is meegegaan en/of
- tegen die [slachtoffer01] heeft/hebben gezegd dat hij 6.800 euro moest overmaken via internetbankieren en/of
- een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer01] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- (toen bleek dat de geldtransactie mislukte) tegen die [slachtoffer01] heeft/hebben gezegd de andere dag terug te zullen komen en/of
- de sleutelbos en/of de huistelefoon van die [slachtoffer01] heeft/hebben meegenomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )