ECLI:NL:RBROT:2023:4717

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
10/298963-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een bestelbus en verdovende middelen, vergezeld van geweld, met vrijspraak voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 7 juni 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 te [geboorteplaats01]. De verdachte is beschuldigd van poging tot diefstal van een bestelbus en verdovende middelen, gepleegd in vereniging en met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 september 2021 te Bleiswijk betrokken was bij een gewelddadige confrontatie die resulteerde in een steekincident waarbij een vriend van de verdachte om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot diefstal van de bestelbus en de verdovende middelen, maar sprak hem vrij van het voorhanden hebben van een vuurwapen, omdat het bewijs daarvoor ontbrak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, en er werd een bevel tot gevangenneming uitgevaardigd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, die zich afspeelden in de context van toenemend geweld rond de drugshandel in Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/298963-21
Datum uitspraak: 7 juni 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1993 te [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
raadsman mr. E. Stam, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 11, 13 en 17 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 11 april 2023 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest en met bevel tot gevangenneming van de verdachte bij einduitspraak in eerste aanleg.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat het voorhanden hebben van een vuurwapen in vereniging bewezen kan worden verklaard.
4.1.2.
Beoordeling
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat de verdachte of een medeverdachte op 30 september 2021te Bleiswijk een vuurwapen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft geen inhoudelijke verklaring over de feiten willen afleggen en de verklaringen van de overige verdachten lopen sterk uiteen. De niet bij het conflict betrokken getuigen maken geen van allen melding van het voorhanden hebben van vuurwapens. Uit het enkele aantreffen van patronen op de plaats delict kan het voorhanden hebben van een vuurwapen door de verdachte niet zonder meer worden afgeleid.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte voor de feiten 1 en 2 dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdachte was niet aanwezig bij en tijdens de aan hem tenlastegelegde feiten. Hij verklaarde in een éénmalige verklaring op 26 november 2021 tegenover de politie dat hij op donderdagochtend 30 september 2021 thuis was in [plaats01] en werd gebeld door zijn vriend [vriend01] . Het tijdstip wist hij niet meer. Deze vroeg hem naar een locatie in Bleiswijk te komen. Hij was nog nooit in Bleiswijk geweest en kon zich de locatie ook niet meer herinneren. Na ongeveer een kwartiertje wachten kwam er een donkere personenauto aan die bij hem stopte. Hij stapte in op de bijrijdersstoel en zag [voornaam slachtoffer01] bebloed op de achterbank liggen. Hij kreeg de opdracht om een ambulance te bellen, wat hij
vervolgens heeft gedaan. De auto was inmiddels verder gereden en hij heeft de straat doorgegeven waar ze stopten. Daar heeft hij [voornaam slachtoffer01] uit de auto getild en is [voornaam slachtoffer01] gaan reanimeren. De auto is, met daarin alleen de bestuurder, weggereden.
4.2.2.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hiertoe verwijst zij naar de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, zoals vermeld in bijlage II. Daarnaast overweegt de rechtbank het navolgende.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast en daarover bestaat ook geen verschil van inzicht, dat er op 30 september 2021 op de [straatnaam01] te Bleiswijk sprake is geweest van een gewelddadige confrontatie tussen [medeverdachte01] enerzijds en [slachtoffer01] en twee mededaders anderzijds. De confrontatie heeft geresulteerd in een steekincident, ten gevolge waarvan [slachtoffer01] is overleden.
Betrokkenheid [verdachte01]
De vraag staat centraal of de verdachte tijdens voormelde confrontatie aanwezig is geweest, zoals door de officier van justitie is gesteld en de aan hem verweten strafbare feiten heeft medegepleegd. Anders dan de verdachte zelf tegenover de politie heeft verklaard, acht de rechtbank de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op het volgende.
Medeverdachte [medeverdachte02] heeft verklaard dat hij met zijn broer [voornaam slachtoffer01] en nog een derde persoon op 30 september 2021 ter plaatse is geweest aan de [straatnaam01] te Bleiswijk om de bij het huis van [medeverdachte01] aldaar geparkeerd staande bestelbus te stelen en dat er toen voormelde gewelddadige confrontatie heeft plaatsgevonden.
De telefoon van [slachtoffer01] is onderzocht. Hieruit is gebleken dat dit toestel op 30 september 2021 meermalen en wel kort voor de confrontatie aan de [straatnaam01] contact heeft gehad met het toestel van [voornaam slachtoffer01] broer [medeverdachte02] en dat er toen werd gesproken over ‘de Bolle’ en elkaar ontmoeten. Uit de contacten en de overige informatie in het dossier kan worden geconcludeerd dat het de broers [achternaam01] waren die op 29 september 2021, de dag voor het incident, via deze toestellen met elkaar spreken over ‘een tas’, ‘het deze week afhandelen’ en dat ze ‘in de bus moeten kijken.’.
Uit het onderzoek is gebleken dat op 30 september 2021 de locaties van de telefoon van de verdachte overeen komen met de locaties waar de zwarte Seat Leon zich die ochtend heeft bevonden. Deze locaties waren vlakbij de woning aan de [straatnaam01] in Bleiswijk. Uit de Flitsmeistergegevens - afkomstig uit de onder verdachte in beslag genomen telefoon- en camerabeelden waarop een zwarte Seat Leon te zien is, volgt dat deze auto en ook de telefoon van de verdachte in de omgeving (om de hoek 100 meter) van de [straatnaam01] is geregistreerd om 9.47 uur. Daarbij is van belang op te merken dat deze registraties (de Flitsmeister en de Seat Leon) dateren van vóór het tijdstip van het steekincident. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet pas bij [slachtoffer01] is gearriveerd ná het steekincident ten behoeve van hulpverlening aan laatstgenoemde.
Op de telefoon van de verdachte zelf - zo bleek uit het onderzoek - bevond zich een tracker-app, waarmee hij toegang had tot de gegevens van het baken dat zich onder de weg te nemen bestelbus aan de [straatnaam01] te Bleiswijk bevond. Uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte van deze tracker-app in ieder geval op 22 oktober 2021 tijdens diens verblijf in Turkije gebruik heeft gemaakt.
Doel van de verdachten
Op grond van de moeite die de verdachten zich hebben getroost, te weten (voor)observatie, het voorafgaande (afstemmende) berichtenverkeer tussen de verdachten, het aangetroffen baken onder de bestelbus dat met de app op de telefoon van verdachte gevolgd kon worden en het afplakken van het kenteken van de vluchtauto Seat Leon, acht de rechtbank aannemelijk dat de verdachte en zijn medeverdachten niet enkel de intentie hadden om een bestelbus te stelen. Er is sprake geweest van een systematische, goed georganiseerde operatie waarvan het onwaarschijnlijk is dat die ‘louter’ voor de diefstal van een bestelbus met een beperkte geldswaarde zou zijn opgezet. In dat verband komt ook belangrijke betekenis toe aan de vaststelling dat de ‘groep [naam groep01] ’ meteen ter plaatse arriveert aan de [straatnaam01] , nadat ook de bestelbus (waarvan is gebleken dat deze beschikte over een verborgen ruimte) daar is gearriveerd. Uit het dossier volgt dat met de bestelbus direct voorafgaand aan het incident harddrugs zijn afgeleverd op het adres aan de [straatnaam01] te Bleiswijk.
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat die harddrugs in de woning aan de [straatnaam01] aanwezig waren op het moment van confrontatie tussen de groep [naam groep01] en de verdachte [medeverdachte01] . Dergelijke hoeveelheden drugs vertegenwoordigen een aanzienlijke geldswaarde, waarvan aannemelijk is dat men zich daarvoor de beschreven moeite getroost in een poging die drugs te kunnen bemachtigen. Dat kan ook verklaren waarom het tot een dergelijke gewelddadige confrontatie is gekomen. Deze confrontatie is geëscaleerd met een uiteindelijk dramatische afloop. Ook dit geeft aan dat er kennelijk iets op het spel stond, niet zijnde ‘enkel’ de diefstal van een bestelbus. De aanwezigheid van [slachtoffer01] in de keuken van de woning aan de [straatnaam01] staat evenmin in een logisch verband met de diefstal van een bus. Dit verband kan wel worden gevonden als de activiteiten van de groep [naam groep01] zich hebben verplaatst van de bus naar de woning.
Vast staat dat de drugs na het incident door [medeverdachte01] met behulp van een of meer anderen zijn weggebracht naar een andere locatie. De latere inbraak in de woning aan de [straatnaam01] kan de rechtbank ten slotte niet los zien van de aanwezigheid van de drugs in de woning en duidt er veeleer op dat men kennelijk nog gericht op zoek was naar iets dat zich (mogelijk nog) in die woning bevond.
De handelingen en omstandigheden die hierboven zijn omschreven, zijn naar uiterlijke verschijningsvorm duidelijke indicaties dat het de groep [naam groep01] niet alleen te doen was om de bestelbus, maar dat men op zoek was naar een andere, grotere buit, te weten de harddrugs.
De rechtbank wordt in die overtuiging gesterkt door het gegeven dat er door de verdachten geen of wisselende verklaringen, aangepast aan de kennis van het dossier, zijn afgelegd.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte aanwezig was in de directe omgeving van de [straatnaam01] te Bleiswijk en vrijwel direct na het steekincident in aanwezigheid van het gestoken slachtoffer om 10.27 u het alarmnummer 112 heeft gebeld. Daar is de verdachte door de politie aangetroffen. Vastgesteld kan voorts worden dat medeverdachte [medeverdachte02] op 30 september 2021 voor 09.47 u de zwarte Seat Leon met afgeplakte kentekenplaten heeft bestuurd naar de [straatnaam01] en dat de verdachte zich in deze auto heeft bevonden.
De verdachte heeft één maal tegenover de politie een verklaring afgelegd. Hij is verder niet bereid geweest om in verhoor vragen te beantwoorden. Evenmin is hij ter zitting verschenen. Zijn verklaring geeft aanleiding tot vele onbeantwoord gebleven vragen en dient dan ook als ongeloofwaardig ter zijde geschoven te worden.
Al deze omstandigheden, in onderling verband bezien, maken dat de rechtbank bewezen acht dat de verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 30 september 2021 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen
misdrijf om
een bestelbus, met inhoud en/of de inhoud van voornoemde bestelbus welke stond geparkeerd in de nabije omgeving van de woning aan de [adres02] ,
in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en zijn mededaders toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
-het portier van voornoemde bestelbus met een schroevendraaier,
heeft open gebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid2
hij op 30 september 2021 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland, in en/of bij een woning, gelegen aan de [adres02] , en/of op de openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed
dat/die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medeverdachte01] en/of een of meer (onbekend gebleven) perso(o)n(en)
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- samen met zijn mededaders naar de woning van die [medeverdachte01] is gekomen en/of
- de woning en/of de tuin van die [medeverdachte01] is binnen gegaan en/of
- die [medeverdachte01] heeft geslagen/gestompt op/tegen het lichaam
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 2
Poging tot diefstal, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten,
de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee gekwalificeerde pogingen tot diefstal, waarvan één met gebruik van geweld tegen een persoon.
De bewezen feiten hebben geresulteerd in een conflict tussen twee groepen. Daarbij was een omvangrijke partij drugs in het spel. Naar uiterlijke verschijningsvorm is er sprake geweest van een misgelopen rip deal, waarbij de groep waartoe de verdachte en zijn mededaders behoorden uit waren op het buit maken van die partij verdovende middelen. Daarbij is over en weer geweld gebruikt.
Nu de verdachte over de feiten geen inhoudelijke verklaring af heeft willen leggen en na de opheffing van zijn voorlopige hechtenis naar het buitenland is vertrokken en derhalve ook nadien geen openheid van zaken heeft gegeven of verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen, kan de rechtbank alleen invullen wat zijn mogelijke motieven zijn geweest. Voor de hand ligt dat van een financieel motief sprake is geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat verdovende middelen een aanzienlijke straatwaarde vertegenwoordigen. Harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en gaan gepaard met criminaliteit. In Rotterdam wordt het geweld in en rond de drugshandel steeds feller en heftiger. De rechtbank plaatst deze gebeurtenissen, zoals deze zijn bewezen verklaard in deze ernstig te bestrijden setting.
De bewezen feiten hebben zich overdag afgespeeld in een woonwijk, waardoor omstanders en buurtbewoners er getuige van konden zijn. Het behoeft geen betoog dat dergelijke feiten een impact hebben in een buurt en gevolgen heeft voor het veiligheidsgevoel. De gewelddadige confrontatie, heeft uiteindelijk geresulteerd in het overlijden van [slachtoffer01] , een vriend van de verdachte. Verdachte is hiermee direct geconfronteerd en was bij het slachtoffer toen de hulpdiensten arriveerden. Het is evident dat het overlijden van zijn vriend een impact moet hebben gehad op de verdachte.
Van de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte is de rechtbank weinig bekend geworden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in België eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 1 september 2022 de opdracht tot het uitbrengen van een reclasseringsadvies retour gezonden. Verdachte heeft niet gereageerd op uitnodigingen van de reclassering voor een gesprek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en preekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Bade, voorzitter,
mrs. G.P. van de Beek en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. van Wingerden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
een bestelbus, althans een voertuig, met inhoud en/of de inhoud van voornoemd(e)
bestelbus/voertuig welke stond geparkeerd in de nabije omgeving van de woning
aan de [adres02] , in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan een tot op heden onbekend gebleven eigenaar, in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
het portier van voornoemd(e) bestelbus/voertuig met een schroevendraaier, althans
een (breek)voorwerp, heeft open gebroken, althans geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland, althans in Nederland,
in en/of bij een woning, gelegen aan de [adres02] , en/of op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid cocaïne en/of amfetamine, althans verdovende middelen, in elk geval enig goed
dat/die geheel of ten dele aan [medeverdachte01] en/of [naam01] en/of [naam02] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [medeverdachte01] , en/of [naam01] en/of [naam02] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen
te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- ( samen met zijn mededaders) naar de woning van die [medeverdachte01] is gekomen en/of
- de woning en/of de tuin van die [medeverdachte01] is binnen gegaan met een vuurwapen in de hand en/of
- die [medeverdachte01] (met een vuurwapen) heeft geslagen/gestompt en/of geschopt/getrapt op/tegen het lichaam en/of
- heeft geduwd/getrokken aan het lichaam van die [medeverdachte01] en/of
- een vuurwapen heeft gericht en/of getoond en/of heeft doorgeladen en/of met een vuurwapen heeft geschoten op/naar/in de richting van die [medeverdachte01] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 1 en 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid l Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 30 september 2021 te Bleiswijk, gemeente Lansingerland,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
twee, althans een of meer, wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II en/of III
van de Wet wapens en munitie, te weten (een) vuurwapen(s) in de zin van artikel 1
onder 3 van die wet van een tot op heden onbekend merk/type/kaliber voorhanden
heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Hierna nader aangeduid als: officier van justitie