ECLI:NL:RBROT:2023:4688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
10311430 VZ VERZ 23-1077
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst Consumentenbond wegens verstoorde arbeidsrelatie en opzegverbod lid ondernemingsraad

In deze zaak verzoekt de Consumentenbond om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] wegens een verstoorde arbeidsrelatie, waarbij zowel de g-grond als de i-grond worden ingeroepen. De kantonrechter heeft op 12 mei 2023 uitspraak gedaan en het verzoek afgewezen. De reden hiervoor is dat [verweerder01] lid is van de ondernemingsraad (OR) van de Consumentenbond, wat een opzegverbod met zich meebrengt. De Consumentenbond heeft niet aangetoond dat het ontbindingsverzoek geen verband houdt met het lidmaatschap van de OR.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 februari 2023 door de rechtbank is ontvangen. Tijdens de mondelinge behandeling op 31 maart 2023 waren beide partijen vertegenwoordigd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder01] sinds 1 maart 2013 bij de Consumentenbond werkt en dat er een opzegverbod geldt omdat hij lid is van de OR. De kantonrechter heeft de argumenten van de Consumentenbond, die stelde dat de arbeidsrelatie ernstig verstoord was, niet overtuigend gevonden. De kantonrechter concludeerde dat het ontbindingsverzoek niet losstaat van het lidmaatschap van de OR en dat de Consumentenbond onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een duurzaam verstoorde relatie die niet gerelateerd is aan het OR-lidmaatschap.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat het verzoek van de Consumentenbond wordt afgewezen en dat zij de proceskosten moet vergoeden aan [verweerder01]. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 793,-. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Locatie Rotterdam
Zaaknummer: 10311430 VZ VERZ 23-1077
Uitspraak: 12 mei 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Consumentenbond,
vestigingsplaats: Den Haag,
verzoekster, tevens verweerster in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigden: mr. C.I. van Gent en mr. M.L. Veenhuijsen,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder, tevens verzoeker in het voorwaardelijk tegenverzoek,
gemachtigde: mr. D. Maats.
Partijen worden hierna “de Consumentenbond” en “ [verweerder01] ” genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, met bijlagen (1 tot en met 47), dat de rechtbank op 1 februari 2023 heeft ontvangen;
  • het verweerschrift, tevens voorwaardelijk verzoekschrift, met bijlagen (1 tot en met 25);
  • de e-mail namens mr. Maats van 23 maart 2023 met productie 26 van [verweerder01] ;
  • de e-mail van mr. Van Gent van 24 maart 2023 met producties 48 tot en met 55;
  • de zittingsaantekeningen van mr. Van Gent en mr. Veenhuijsen;
  • de pleitnota van mr. Maats.
1.2.
Op 31 maart 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [naam01] en de heer [naam02] namens de Consumentenbond, bijgestaan door mr. Van Gent en mr. Veenhuijsen, en de heer [verweerder01] , bijgestaan door mr. Maats.

2.De zaak en de beoordeling daarvan

Samenvatting
2.1.
[verweerder01] werkt sinds 1 maart 2013 bij de Consumentenbond. De Consumentenbond wil dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens een verstoorde arbeidsrelatie (g-grond), dan wel wegens een combinatie van omstandigheden waardoor van de Consumentenbond niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (i-grond). De kantonrechter zal dit verzoek afwijzen, omdat er sprake is van een opzegverbod; [verweerder01] is namelijk lid van de ondernemingsraad van de Consumentenbond en de Consumentenbond heeft niet aangetoond dat het ontbindingsverzoek hiermee geen verband houdt. Dit wordt hierna uitgelegd.
Het wettelijk kader
2.2.
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever ontbinden als daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een andere passende functie binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt [1] . Bovendien mag er geen opzegverbod gelden [2] . Een van de opzegverboden is lidmaatschap van een ondernemingsraad [3] . Dit opzegverbod moet de werknemer die lid is van de ondernemingsraad beschermen tegen mogelijke represailles van de werkgever in verband met de hoedanigheid van werknemersvertegenwoordiger of de daarmee verbonden activiteiten. Ook moet dit opzegverbod waarborgen dat leden van een ondernemingsraad hun taken als werknemersvertegenwoordiger onafhankelijk kunnen uitoefenen.
2.3.
[verweerder01] is sinds eind augustus 2022 lid van de ondernemingsraad van de Consumentenbond (hierna: de OR), zodat er voor hem een opzegverbod geldt. Dit heeft tot gevolg dat de kantonrechter zijn arbeidsovereenkomst alleen kan ontbinden als het ontbindingsverzoek geen verband houdt met dit lidmaatschap of er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang [verweerder01] behoort te eindigen [4] . Van dit laatste is geen sprake. De kantonrechter moet dus beoordelen of het ontbindingsverzoek verband houdt met het OR-lidmaatschap van [verweerder01] . Het is aan de Consumentenbond om te stellen en zo nodig te bewijzen dat er geen verband is tussen het ontbindingsverzoek en het OR-lidmaatschap van [verweerder01] . De Consumentenbond slaagt hier niet in, gelet op het volgende.
Verband tussen het ontbindingsverzoek en het OR-lidmaatschap van [verweerder01]
2.4.
Op 1 augustus 2022 doet de OR een oproep aan de medewerkers om zich verkiesbaar te stellen voor drie vacatures bij de OR. [verweerder01] stuurt op 17 augustus 2022 een e-mail aan de OR [5] waarin hij schrijft dat hij reserve-kandidaat is, wat volgens hem betekent dat hij automatisch mag toetreden tot de OR als er vacatures zijn. De vice-voorzitter van de OR reageert [6] hierop dat er een uitzonderlijke situatie is ontstaan door het vertrekt van drie OR-leden en dat de OR op grond van het vernieuwde OR-reglement kan besluiten om nieuwe verkiezingen te organiseren. [verweerder01] stelt vervolgens aan de orde dat het reglement (uit juli 2022) niet van toepassing is, omdat dit tot stand is gekomen “
nadat de situatie in kwestie ontstond” en dat sprake is van willekeur omdat bij het vertrek van het eerste OR-lid wel de reservelijst is aangesproken en bij de volgende vacatures niet [7] . [verweerder01] uit ook zijn verbazing over de reactie van de OR dat de directie akkoord is gegaan met aanpassingen in het reglement. [verweerder01] schrijft in dat kader:

De directie bestaat bij ons uit één persoon, [naam03] . [naam03] is – en dat was dus niet nodig volgens de WOR – akkoord gegaan met aanpassingen in het reglement. Daarmee heeft zij dus invloed op de samenstelling van de or. Dat vind ik een onjuiste gang van zaken. Zijn jullie het met mij op dit punt eens?
2.5.
In zijn e-mail van 23 augustus 2022 kondigt [verweerder01] onder meer aan dat hij een juridische procedure gaat starten om toelating tot de OR te bewerkstelligen. De voorzitter van de OR reageert hierop dat de OR geen juridische procedure wenst en dat [verweerder01] welkom is. Hierop reageert [verweerder01] op 25 augustus 2022 [8] als volgt:

Dank voor jullie 'warme' welkom.
M.b.t. de graagte om toe te treden: dat valt wel mee hoor. Belangrijker voor mij zijn enerzijds de eigenaardige en foutieve handelwijze (o.a. m.b.t. mijn lidmaatschap) van de or die ik zie, anderzijds het feit dat ik het gevoel heb dat de Consumentenbond momenteel een zwakke or heeft terwijl die een sterke nodig heeft. Als ik bijvoorbeeld kijk naar de mail aan het begin van deze mailwisseling, ondertekend door [naam04] , dan is het amateurisme binnen de or blijkbaar ongekend.
Het laatste woord is hier nog niet over gesproken wat mij betreft, en ik wil ook echt tot op de bodem uitzoeken wie welke rol heeft gespeeld om mij buiten de or te houden, maar voor nu lijkt het me goed om van start te gaan. […]
2.6.
[verweerder01] is dus kritisch over het optreden en het functioneren van de OR en hij maakt dit ook duidelijk aan de OR-leden. Hij doet dit weliswaar op een enigszins botte manier, maar er lijkt wel enige grond te zijn voor zijn kritiek op de gang van zaken bij de wijziging van het OR-reglement en het opvullen van de vacatures.
2.7.
Op 8 september 2022 stuurt de heer [naam05] , directeur belangenbehartiging bij de Consumentenbond, een e-mail [9] aan de voorzitter van de OR met daarin het volgende:

Ik heb begrepen dat [naam06] zich heeft gekandideerd voor de OR. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om – als betrokken medewerker van de Consumentenbond – bezwaar te maken tegen een eventuele benoeming van [naam06] . Ik ben van mening dat bereidheid tot samenwerking en zelfreflectie belangrijke voorwaarden zijn voor een goede medezeggenschap. Op basis van enige ervaringen met [naam06] stel ik vast dat hij niet, of in eik geval onvoldoende over deze eigenschappen beschikt. In het belang van de ondernemingsraad zelf, de medewerkers en de organisatie zou het naar mijn overtuiging goed zijn om deze kandidatuur niet om te zeten in een benoeming tot OR-lid. Mocht je een nadere toelichting wensen, dan ben ik daartoe graag bereid. […]
Een directielid van de Consumentenbond uit dus zijn bezwaren tegen het OR-lidmaatschap van [verweerder01] met de bedoeling hier een stokje voor te steken.
2.8.
De heer [naam02] , manager operations, nodigt [verweerder01] per e-mail van 19 september 2022 uit voor een gesprek. [naam02] schrijft hierover:

Onderwerp van gesprek is je houding en gedrag binnen de Consumentenbond, directe aanleiding voor deze uitnodiging is de recente communicatie tussen jou en diverse collega's over je toetreden tot de Ondernemingsraad.
Het gesprek vindt plaats op 3 oktober 2022 en in dat gesprek kondigt [naam02] aan dat de Consumentenbond de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] wil beëindigen.
2.9.
De directe aanleiding voor het gesprek op 3 oktober 2022, waarin de Consumentenbond het voornemen uit om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, is dus de communicatie tussen [verweerder01] en de OR-leden over [verweerder01] toetreding tot de OR. Gelet op deze aanleiding, ook in combinatie met het bezwaar van een directielid van de Consumentenbond tegen het toetreden van [verweerder01] tot de OR, is het ontbindingsverzoek van de Consumentenbond niet los te zien van het (uiteindelijk tot stand gekomen) lidmaatschap van [verweerder01] van de OR. De Consumentenbond voert hier nog tegen aan dat de arbeidsrelatie tussen haar en [verweerder01] in de loop van de jaren zo ernstig verstoord is geraakt door de houding en opstelling van [verweerder01] dat van haar niet kan worden gevergd dat de arbeidsovereenkomst blijft voortduren. De kantonrechter kan uit de overgelegde stukken en de standpunten van partijen wel afleiden dat in het verleden verschillende discussies hebben gespeeld en nog spelen tussen [verweerder01] en (medewerkers van) de Consumentenbond, maar zoals uit het bericht van [naam02] is af te leiden, was de communicatie over de toetreding tot de OR de directe aanleiding voor het gesprek waarin de Consumentenbond [verweerder01] te kennen heeft gegeven dat de arbeidsovereenkomst moest eindigen. De Consumentenbond heeft onvoldoende onderbouwd dat op dit moment sprake is van een duurzaam ernstig verstoorde relatie tussen [verweerder01] en zijn collega’s en/of leidinggevenden die losstaat van zijn lidmaatschap van de OR. Overigens heeft de kantonrechter ook geen aanwijzingen dat er een onwerkbare situatie binnen de OR is ontstaan door het toetreden van [verweerder01] .
Tot slot
2.10.
Omdat de kantonrechter niet kan vaststellen dat het ontbindingsverzoek losstaat van het lidmaatschap van [verweerder01] van de OR, geldt het opzegverbod. De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst daarom niet ontbinden en zal het verzoek van de Consumentenbond afwijzen. Het voorwaardelijke tegenverzoek van [verweerder01] hoeft om deze reden niet te worden behandeld.
2.11.
De Consumentenbond krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [verweerder01] tot vandaag vast op € 793,-.

3.De beslissing

de kantonrechter:
3.1.
wijst het verzoek van de Consumentenbond af;
3.2.
veroordeelt de Consumentenbond in de proceskosten die aan de kant van [verweerder01] tot vandaag worden vastgesteld op € 793,-;
3.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef, kantonrechter, en vandaag in het openbaar uitgesproken.424

Voetnoten

1.Artikel 7:671b in combinatie met artikel 7:669, lid 3, onder g en i BW
2.Artikel 7:671b, lid 2 BW
3.Artikel 7:670 lid 4, aanhef en onder 1, BW
4.Artikel 7:671b, lid 6, in combinatie met artikel 7:670, lid 4, aanhef en onder 1, BW
5.Bijlage 40 bij het verzoekschrift
6.Bijlage 40 bij het verzoekschrift
7.Bijlage 40 bij het verzoekschrift
8.Bijlage 40 bij het verzoekschrift
9.Bijlage 10 bij het verweerschrift