In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, om een voorlopige voorziening te treffen op grond van artikel 287b van de Faillissementswet. Verzoekster heeft op 30 maart 2023 een verzoek ingediend om de tenuitvoerlegging van een ontruimingsvonnis van 2 augustus 2022 te verbieden. De rechtbank heeft op 17 mei 2023 de behandeling van het verzoekschrift gehouden, waarbij zowel verzoekster als haar advocaat en de beschermingsbewindvoerder aanwezig waren. Verweerster, vertegenwoordigd door een medewerker van Stichting Woonplus Schiedam, heeft verklaard dat de huurbetalingen voor de maanden maart en april 2023 zijn ontvangen, maar dat de betaling voor mei nog niet is verwerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien verzoekster een kopie van het ontruimingsvonnis heeft overgelegd. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven wonen en een minnelijk schuldhulpverleningstraject wil doorlopen, afgewogen tegen de belangen van verweerster, die het vonnis van 2 augustus 2022 ten uitvoer wil leggen. De rechtbank oordeelt dat het belang van verzoekster zwaarder weegt, mits de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan. De rechtbank heeft daarom de voorlopige voorziening toegewezen voor de duur van zes maanden, met de voorwaarde dat de huur op tijd wordt betaald.
Daarnaast heeft de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, omdat het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond. De rechtbank heeft bepaald dat de huurovereenkomst voor de duur van de voorziening wordt verlengd en dat de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis wordt opgeschort. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.J. Tideman, rechter, in aanwezigheid van S.R.L.T. Peek, griffier.