ECLI:NL:RBROT:2023:4629

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
657057
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en aanhouding verzoek machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 mei 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01] en het verzoek tot uithuisplaatsing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] in haar huidige opvoedomgeving, waar zij onder voogdij staat van de voogdes en de voogd. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een jaar en om een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening. De voogdes heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar verzet zich tegen de uithuisplaatsing, die zij als een laatste redmiddel beschouwt. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de minderjarige is apart gehoord.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de zorgen over de sociale en emotionele ontwikkeling van [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 11 juli 2024, maar de beslissing over de machtiging tot uithuisplaatsing is aangehouden. Dit om te bezien of de voogdes bereid is om de benodigde hulpverlening te accepteren en om te kijken naar de mogelijkheden voor een gezinsopname. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [voornaam minderjarige01] leidend is en dat de voogdes zich moet inzetten voor de gestelde doelen. De GI is verzocht om uiterlijk een week voor de volgende zitting te rapporteren over de voortgang van de hulpverlening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/657057 / JE RK 23-1009
Datum uitspraak: 17 mei 2023

Beschikking verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2012 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[voogdes01] ,

hierna te noemen: de voogdes, wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam,

[voogd01] ,

Hierna te noemen: de voogd, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 mei 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- de brief met bijlagen van mr. F. Pool, ingekomen bij de griffie op 15 mei 2023.
Op 17 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord door de kinderrechter;
- de voogdes, bijgestaan door haar advocaat;
- de voogd;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam01] .

De feiten

Bij beschikking van 26 januari 2016 is [voornaam minderjarige01] onder voogdij gesteld van de voogdes. Bij beschikking van 24 januari 2023 is [voornaam minderjarige01] tevens onder voogdij gesteld van de voogd.
[voornaam minderjarige01] woont bij de voogdes.
Bij beschikking van 10 januari 2023 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 11 juli 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] te verlengen voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de GI een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De GI handhaaft de verzoeken ter zitting en licht deze als volgt toe. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] in haar huidige opvoedomgeving. [voornaam minderjarige01] heeft door haar verleden en kindeigen problematiek een grotere opvoedbehoefte. Om de voogdes hierbij te ondersteunen is er veel moeite gedaan om hulpverlening op gang te brengen, maar zonder resultaat. Zo heeft de voogdes niet ingestemd met een gezinsopname bij Yulius en komt ook de hulpverlening vanuit Middin sinds april niet meer bij haar binnen. De voogdes wil graag hulpverlening ontvangen, maar zij houdt vast aan haar eigen ideeën en voert de geadviseerde hulp niet uit. Dit blijkt wederom nu de omgangsregeling met de halfzus van [voornaam minderjarige01] niet wordt nagekomen. Er is overwogen om een schriftelijke aanwijzing te geven, maar de uitspraken van de voogdes waren dusdanig stellig dat de GI geen mogelijkheid zag tot een samenwerking. Het lukt niet om de ernst van de problematiek bij de voogdes duidelijk te maken. Zij toont weinig inzicht in de situatie en is onvoldoende leerbaar.
Recent heeft de voogdes aangegeven toch te willen meewerken aan een vorm van hulpverlening. Zij benoemt daarbij het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), maar dat is te laagdrempelig. Als [voornaam minderjarige01] bij de voogdes blijft wonen is een gezinsopname en hulpverlening vanuit Middin noodzakelijk. Het beschikbaar komen van een plek bij de gezinsopname kan echter nog acht maanden duren. De GI vraagt zich sterk af of intensieve ambulante begeleiding in de tussentijd voldoende is voor de grote zorgen in de opvoedsituatie. Daarnaast is de kans groot dat Ambulante Spoed Hulp (ASH) de zaak niet aanneemt, omdat Middin is afgewezen door de voogdes.
[voornaam minderjarige01] komt in de huidige thuissituatie niet toe aan haar algehele ontwikkeling. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige01] de rust en de ruimte krijgt om haar eigen identiteit te ontwikkelen op een plek waarbij het pedagogisch klimaat goed bij haar aansluit. Na onderzoek is gebleken dat de voogd, de zoon van voogdes, deze plek kan bieden. Hij staat daarvoor open en het ziet ernaar uit dat bij hem de hulpverlening goed op gang kan komen. Het is daarnaast een plek die [voornaam minderjarige01] goed kent. Bij de voogd zal worden gekeken naar de opvoedstijl, kan direct het wijkteam worden ingeschakeld en kan worden gekeken naar passende therapie voor [voornaam minderjarige01] .

Het standpunt van de voogdes

Door en namens de voogdes wordt geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Zij voert wel verweer tegen de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing. Een uithuisplaatsing is een ingrijpende maatregel en een laatste redmiddel. Deze maatregel dient dan ook te worden ingezet als alle andere middelen, zoals intensieve hulpverlening in de thuissituatie of een schriftelijke aanwijzing, hebben gefaald. Dat is niet gebeurd. De voogdes erkent de zorgen rondom de pedagogische opvoedstijl, maar die kunnen worden ondervangen door de hulpverlening. Het klopt niet dat de voogdes niet open staat voor hulpverlening. Zij heeft zelfs op eigen kracht hulpverleningsinstanties benaderd. Er is frictie ontstaan door de vastgestelde omgangsregeling met de halfzus van [voornaam minderjarige01] , omdat de voogdes zich zorgen maakt over haar invloed op [voornaam minderjarige01] .
Ter zitting komt naar voren dat het ‘vijf voor twaalf’ is. De voogdes ziet niet in waar dat op is gebaseerd. [voornaam minderjarige01] zit sinds kort op een nieuwe school en maakt een positieve ontwikkeling door. [voornaam minderjarige01] heeft het daar naar haar zin, heeft nieuwe vrienden en leert voor zichzelf opkomen. Als [voornaam minderjarige01] bij de voogd wordt geplaatst, zal zij moeten wisselen van school. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] om haar uit deze situatie te halen. De komende periode moet hulpverlening worden ingezet in de thuissituatie van de voogdes, de plek waar [voornaam minderjarige01] al acht jaar woont. De voogdes is bereid om de hulpverlening te accepteren en wil alles doen wat nodig wordt geacht om een veilige en stabiele omgeving te geven aan [voornaam minderjarige01] . De voogdes verzet zich dan ook niet tegen een gezinsopname, al zou zij wel het liefst thuis slapen.

Het standpunt van de voogd

Het is een moeilijke situatie voor de voogd. Hij ziet dat [voornaam minderjarige01] hulp nodig heeft bij de verwerking van hetgeen zij heeft meegemaakt. Het is niet goed geweest dat de voogdes bepaalde hulpverlening heeft afgewezen en het is ingewikkeld dat zij nu plotseling wel de hulp wil accepteren. Maar de voogd ziet ook dat [voornaam minderjarige01] de laatste tijd een positieve ontwikkeling doormaakt. Zij zit op een nieuwe school en heeft het daar naar haar zin. Als de voogdes alle hulpverlening aanneemt die nodig wordt geacht, is het meer in het belang van [voornaam minderjarige01] om daar te blijven wonen. Als dat niet gaat, staat de deur bij de voogd open en krijgt [voornaam minderjarige01] alle steun die zij nodig heeft.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor de ondertoezichtstelling.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Er bestaan zorgen over haar sociale en emotionele ontwikkeling en over de ruimte die zij in de opvoedomgeving van de voogdes krijgt om haar eigen identiteit te ontwikkelen. Ook op de nieuwe school van [voornaam minderjarige01] worden deze zorgen bevestigd. [voornaam minderjarige01] is een extreem braaf en kwetsbaar meisje. Het is belangrijk dat de komende tijd wordt bekeken wat [voornaam minderjarige01] nodig heeft en dat daadwerkelijk passende hulp wordt ingezet en geaccepteerd door de voogdes. Dat had eigenlijk de afgelopen periode al moeten gebeuren. Reeds in de beschikking van deze rechtbank van 10 januari 2023 staat dat het van belang is dat de benodigde hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] op gang komt. De betrokkenheid van de GI blijft dan ook noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom, en als onweersproken door de voogd en voogdes, de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] verlengen voor de duur van een jaar (artikel 1:260, eerste lid, BW).
Wat betreft het verzoek tot de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] overweegt de kinderrechter als volgt. De inzet van hulpverlening is noodzakelijk om [voornaam minderjarige01] een veilige thuisbasis te kunnen bieden. De voogdes heeft ter zitting aangegeven dat zij bereid is alle hulp te accepteren die door de GI nodig wordt geacht in het belang van de verzorging en de opvoeding van [voornaam minderjarige01] . Hierin ziet de kinderrechter aanleiding om in het belang van [voornaam minderjarige01] in de komende weken te bezien welke hulpverlening kan worden ingezet en geaccepteerd, voordat een beslissing op het verzoek zal worden gegeven. De verdere behandeling van het verzoek zal daarom worden aangehouden tot de hierna genoemde zitting, die ter zitting met alle betrokkenen is afgestemd.
Voor de komende periode betekent dit concreet dat de voogdes haar medewerking verleent aan de opvoedondersteuning vanuit Middin indien dat weer kan starten en zodra daar plek is aan een gezinsopname. Aangezien er voor de gezinsopname een wachtlijst is en het niet waarschijnlijk is dat die op korte termijn kan starten, dient in de tussentijd te worden ingezet op intensieve ambulante hulpverlening in de thuissituatie. Daarbij rekening houdend met de mogelijkheden van de voogdes, maar het belang van [voornaam minderjarige01] is hierin leidend.
Daarnaast is het van belang dat in kaart wordt gebracht wat de rol van de voogd in dat kader kan zijn. Het contact tussen de voogd en [voornaam minderjarige01] is vooral telefonisch en af en toe gaat zij daar logeren. De voogd heeft ter zitting aangegeven dat de deur voor [voornaam minderjarige01] altijd open staat en de GI stelt dat de opvoedsituatie bij de voogd goed is. Door [voornaam minderjarige01] bijvoorbeeld vaker een nacht bij hem en zijn gezin te laten verblijven, kan mogelijk meer rust in de thuissituatie worden gebracht. Tot slot is het van groot belang dat [voornaam minderjarige01] contact kan hebben met haar halfzus Soraya. Er is sprake van een door de rechter vastgestelde omgangsregeling, die door iedereen dient te worden nagekomen.
De kinderrechter benadrukt dat het van belang is dat de voogdes zich inzet voor de gestelde doelen en haar medewerking verleent aan alle door de GI in dat kader noodzakelijk geacht hulp.
De kinderrechter verzoekt de GI uiterlijk
een weekvoorafgaand aan de hierna genoemde zitting te rapporteren over de stand van zaken en gemotiveerd aan te geven of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] tot 11 juli 2024;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en roept de GI, de voogdes en haar advocaat en de voogd, op te verschijnen tijdens de mondelinge behandeling in het gerechtsgebouw aan de
Steegoversloot 36 te Dordrecht, op 23 juni 2023 te 11:15 uur,teneinde nader op het verzoek te worden gehoord;
verzoekt de GI uiterlijk een week voorafgaand aan de zitting aan de kinderrechter (met afschrift aan de voogdes en haar advocaat en de voogd) de verzochte informatie te doen toekomen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2023 door mr. J.C.M. Persoon, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. B. de Pater als griffier, en schriftelijk vastgesteld op 5 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.