ECLI:NL:RBROT:2023:4627
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft opposante beroep ingesteld tegen de Belastingdienst/Toeslagen omdat er nog geen beslissing was genomen op haar verzoek tot herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank had eerder, op 18 april 2023, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft opposante verzet ingesteld. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank concludeerde dat opposante niet tijdig het verschuldigde griffierecht had voldaan en dat er geen verontschuldiging voor dit verzuim was.
In het verzet voerde opposante aan dat zij geen nota griffierecht had ontvangen. De verzetrechter moest beoordelen of de uitspraak van 18 april 2023 terecht zonder zitting was gedaan. De verzetrechter beperkte zich tot de vraag of er twijfel was ontstaan over de buiten-zittinguitspraak. De verzetrechter concludeerde dat op 2 maart 2023 een aangetekende nota griffierecht was verstuurd naar het huisadres van opposante, die op 6 maart 2023 was afgehaald. De handtekening op de ontvangstbevestiging kwam overeen met die van opposante, waardoor haar stelling dat zij de nota niet had ontvangen niet aannemelijk werd geacht.
De verzetrechter oordeelde dat er geen twijfel was ontstaan over de buiten-zittinguitspraak en verklaarde het verzet ongegrond. De uitspraak van 18 april 2023 blijft daarmee in stand. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.