ECLI:NL:RBROT:2023:4607

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
C/10/656333 / KG ZA 23-321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van zorgregeling en benoeming bijzondere curator in kort geding

In deze zaak vordert de man nakoming van een zorgregeling voor zijn minderjarige kind in kort geding. De vrouw vraagt om de benoeming van een bijzondere curator die kan rapporteren in de bodemprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de benoeming van een gedragswetenschapper als bijzondere curator raadzaam is, gezien de jarenlange strijd tussen de ouders en de mogelijke ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige. Echter, omdat er geen gedragswetenschapper beschikbaar is, wordt het verzoek om benoeming van een bijzondere curator afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de omgangsregeling wordt hervat, ondanks de spanningen tussen de ouders. De vrouw heeft de omgangsregeling opgeschort na een incident tussen de man en haar nieuwe partner. De rechtbank benadrukt dat de vrouw zich moet inspannen om een onbelast contact tussen de minderjarige en zijn vader mogelijk te maken. De vordering van de man tot hervatting van de omgangsregeling wordt toegewezen, terwijl de vorderingen van de vrouw in reconventie worden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zittingsplaats Dordrecht
zaaknummer / rolnummer: C/10/656333 / KG ZA 23-321
Vonnis in kort geding van 6 juni 2023
in de zaak van
[naam eiser], de man,
wonende te [woonplaats 1],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.W. Morot te Amsterdam,
tegen
[naam gedaagde], de vrouw,
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.A. Smits te Rotterdam.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 mei 2023, met producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties, van 11 mei 2023;
  • het bericht met bijlagen van de vrouw van 11 mei 2023.
1.2.
De zaak is behandeld op 23 mei 2023.
Verschenen zijn:
  • de man en zijn advocaat;
  • de vrouw en haar advocaat;
  • de raad voor de kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, vertegenwoordigd door
[naam].
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is door de advocaat van de man een pleitnotitie overgelegd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

2.1.
De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarige:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats].
2.2.
De man heeft de minderjarige erkend.
2.3.
De vrouw oefent het ouderlijk gezag over de minderjarige alleen uit.
2.4.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2017 is een omgangsregeling vastgesteld waarbij de minderjarige een weekend in de drie weken bij de man verblijft, alsmede een deel van de vakanties, welke vakantieregeling dient te worden uitgebreid naar een regeling waarbij de minderjarige de helft van de schoolvakanties bij de man verblijft. Het verzoek van de man tot gezamenlijk ouderlijk gezag is afgewezen.
2.5.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2020 is de vrouw veroordeeld om de zorgregeling zoals is vastgesteld in de beschikking van 19 december 2017 na te komen, waarbij de minderjarige eenmaal in de drie weken van vrijdag 12.00 uur tot en met zondag 17.00 uur bij de man zal verblijven en de man zorg draagt voor het halen en brengen.
2.6.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 augustus 2020 is de omgangsregeling, zoals is vastgesteld in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 19 december 2017 gewijzigd, in die zin dat de minderjarige een weekend in de drie weken van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de man zal verblijven, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen. In de beschikking is uitgeschreven in welke weekenden en weken de minderjarige in de schooljaren 2019/2020 en 2020/2021 bij de man zal verblijven.
2.7.
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 1 april 2021 is de vrouw veroordeeld tot nakoming van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 14 augustus 2020, op straffe van een dwangsom.
2.8.
Bij beschikking van het gerechtshof Den Haag van 7 juli 2021 is de beschikking van de rechtbank Rotterdam gedeeltelijk vernietigd en is een gewijzigde omgangsregeling vastgesteld, in die zin dat de minderjarige een weekend in de drie weken van vrijdag 12.00 uur uit school in afwezigheid van de moeder tot en met zondag 17.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man zal verblijven.
De vrouw is veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat zij niet aan deze omgangsregeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-.
2.9.
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022 is het verzoek van de man tot gezamenlijk ouderlijk gezag afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank een nadere regeling vastgesteld ten aanzien van de omgangsregeling tijdens de vakanties en feestdagen:
  • als het omgangsweekend van de man valt in een weekend met een feestdag op maandag (Pasen en Pinksteren) verblijft de minderjarige tot maandag 17.00 uur bij de man;
  • de wisseldag van de vakanties is op zaterdag;
  • de minderjarige verblijft ieder jaar in de voorjaarsvakantie en herfstvakantie bij de man;
  • in de zomervakantie verblijft de minderjarige in de even jaren de eerste drie weken bij de man en in de oneven jaren de laatste drie weken;
  • in de kerstvakantie verblijft de minderjarige in de even jaren de tweede week bij de man en in de oneven jaren de eerste week;
  • de man en de minderjarige zullen tweemaal per week met elkaar videobellen, iedere zondag tussen 9.30 uur en 11.00 uur en iedere donderdag om 18.30 uur.

3..Het geschil in conventie

3.1.
De man vordert samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad: de vrouw te veroordelen tot hervatting en nakoming van de omgangsregeling zoals is vastgesteld in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 7 juli 2021 en in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022, waarbij de minderjarige volgens de volgende planning bij de man verblijft:
  • van vrijdag 12 mei 2023 uit school tot en met zondag 14 mei 2023;
  • van vrijdag 2 juni uit school tot en met zondag 4 juni 2023;
  • van vrijdag 23 juni uit school tot en met zondag 25 juni 2023;
  • in de zomervakantie van zaterdag 29 juli 2023 tot en met zondag 19 augustus 2023;
  • van vrijdag 8 september 2023 uit school tot en met zondag 10 september 2023;
  • van vrijdag 29 september 2023 uit school tot zondag 1 oktober 2023;
  • in de herfstvakantie van zaterdag 14 oktober 2023 tot en met zaterdag 21 oktober 2023;
  • van vrijdag 10 november 2023 uit school tot en met zondag 12 november 2023;
  • van vrijdag 1 december 2023 uit school tot en met zondag 3 december 2023;
  • in de kerstvakantie van zaterdag 23 december 2023 tot zaterdag 30 december 2023.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..Het geschil in reconventie

4.1.
De vrouw vordert samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • een bijzondere curator te benoemen die de minderjarige in en buiten rechte kan vertegenwoordigen in de bodemprocedure met zaak-rekestnummer: C/10/656464/ FA RK 23-2939;
  • de omgangsregeling zoals is vastgesteld in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 7 juli 2021 en in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022 op te schorten, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator en de eindbeslissing in de bodemzaak;
  • opheffing, dan wel schorsing of matiging van de bij beschikking van 7 juli 2021 opgelegde dwangsom, in afwachting van de beslissing in de bodemzaak.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5..De beoordeling in conventie

5.1.
De vordering van de man is naar haar aard spoedeisend.
5.2.
Tussen partijen is sprake van spanningen en er zijn veel procedures gevoerd over de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige. De stellingen van partijen over hun relatie, de betrokkenheid van de man bij de zwangerschap en de geboorte van de minderjarige en het verloop van de omgangsregeling liggen ver uit elkaar.
5.3.
Vast staat dat de man en de vrouw samen de ouders zijn van de minderjarige [naam minderjarige] en dat tussen de man en de minderjarige een omgangsregeling is vastgesteld van een weekend in de drie weken van vrijdag 12.00 uur uit school, in afwezigheid van de moeder, tot en met zondag 17.00 uur, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen. In de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022 is een nadere regeling opgenomen ten aanzien van de verdeling van de vakanties en feestdagen. Verder is vastgesteld dat de man en de minderjarige tweemaal per week met elkaar videobellen, iedere zondag tussen 9.30 uur en 11.00 uur en iedere donderdag om 18.30 uur.
De vrouw is veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 250,- voor iedere keer dat zij niet aan deze omgangsregeling voldoet, met een maximum van € 10.000,-.
5.4.
De vrouw heeft de omgangsregeling opgeschort nadat op 25 maart 2023, tijdens het omgangsweekend van de man met de minderjarige, een incident heeft plaatsgevonden tussen de man en de nieuwe partner van de vrouw.
5.5.
De man stelt dat hij de partner van de vrouw geduwd heeft, nadat deze partner zich heel provocerend jegens hem heeft gedragen, tijdens de voetbalwedstrijd van de minderjarige. De man stelt dat hij, door de aanwezigheid van de vrouw en haar partner bij de voetbalwedstrijden van [naam minderjarige] niet de mogelijkheid heeft om zelf voor de minderjarige te zorgen tijdens zijn omgangsweekend. De man vindt het spijtig dat een incident heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van [naam minderjarige] en zijn vriendjes en begrijpt dat dit impact heeft gehad op [naam minderjarige]. Hij heeft het voorval inmiddels echter besproken met [naam minderjarige] en heeft daarna ook weer een aantal leuke telefonische gesprekken met [naam minderjarige] gehad. Volgens de man heeft [naam minderjarige] aangegeven dat hij het leuk zou vinden om zijn vader weer te zien. De man betwist dat op 13 april 2023 een vervelend gesprek tussen hem en de minderjarige heeft plaatsgevonden en dat hij een snijbeweging zou hebben gemaakt bij zijn keel. Hij heeft op 13 april wel een vervelend telefoongesprek met de vrouw gehad, omdat de vrouw hem niet in de gelegenheid stelde om met [naam minderjarige] te spreken. [naam minderjarige] was niet in beeld tijdens het gesprek met de vrouw
5.6.
De vrouw stelt over het incident op 25 maart 2023 dat de man haar partner uit het niets heeft aangevallen met gerichte vuistslagen en dat de man door de politie is meegenomen. De vrouw stelt dat de politie een locatie- en contactverbod heeft opgelegd aan de man.
Op 13 april 2023 heeft volgens de vrouw nog een incident plaatsgevonden tijdens een Facetime gesprek tussen de man en de minderjarige. Volgens de vrouw heeft de man tijdens het Facetime gesprek beschuldigingen geuit waardoor de minderjarige erg overstuur is geraakt en heeft de man een snijbeweging gemaakt met zijn hand bij zijn keel.
Volgens de vrouw bestaat er bij [naam minderjarige] angst voor zijn vader en wil hij niet meer naar zijn vader toe. De man is dominant, onvoorspelbaar en kan snel boos worden, aldus de vrouw.
5.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is om regelmatig contact te hebben met allebei zijn ouders. Al hetgeen door de vrouw is aangevoerd in dit verband, heeft de voorzieningenrechter niet overtuigd dat dit in casu anders is. Tussen de man en de vrouw is al jarenlang sprake van grote spanningen. In maart 2023 hebben de spanningen geleid tot een incident tussen de man en de nieuwe partner van de vrouw. Dit incident maakt echter niet dat er geen omgang dient plaats te vinden tussen de man en de minderjarige. De rechtbank acht het in strijd met de belangen van de minderjarige dat de vrouw de omgangsregeling opschort als gevolg van de spanningen tussen haar en de man. De man en de vrouw dienen zich in te spannen om een onbelast contact tussen de minderjarige en allebei zijn ouders mogelijk te maken.
De voorzieningenrechter zal de vordering van de man tot hervatting en nakoming van de omgangsregeling daarom toewijzen als volgt.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.9.
Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

6..De beoordeling in reconventie

6.1.
De vrouw vraagt de voorzieningenrechter om een bijzondere curator te benoemen die de minderjarige in en buiten rechte kan vertegenwoordigen in de bodemprocedure met zaak-rekestnummer: C/10/656464 / FA RK 23-2939.
6.2.
Artikel 1:250 BW bepaalt -voor zover hier van belang - het volgende. Wanneer in aangelegenheden over de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de ouders, in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen als de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van deze belangenstrijd in aanmerking genomen.
6.3.
Partijen hebben de afgelopen jaren al veel procedures gevoerd over het wijzigen dan wel nakomen van de omgangsregeling en over het ouderlijk gezag. Op dit moment loopt er een bodemprocedure tussen partijen waarin de vrouw verzoekt om de omgangsregeling op te schorten dan wel te wijzigen. Tussen partijen is sprake van grote spanningen. Zoals hiervoor is overwogen liggen de stellingen van partijen over hun relatie, de betrokkenheid van de man bij de zwangerschap en de geboorte van de minderjarige en het verloop van de omgangsregeling ver uit elkaar. De man en de vrouw diskwalificeren elkaar als ouders. Volgens de man probeert de vrouw hem, ten onrechte, weg te houden bij de minderjarige, hetgeen volgens hem niet in het belang van de minderjarige is. De vrouw heeft geen vertrouwen in de situatie van de minderjarige bij de man. De minderjarige heeft veel last van de situatie tussen zijn ouders. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak heeft de raad voor de kinderbescherming ook zorgen geuit over de minderjarige. De raad vraagt zich af hoe lang deze situatie nog kan duren voordat er voor de minderjarige een ernstige ontwikkelingsbedreiging komt.
6.4.
Gelet hierop is sprake van een belangenstrijd in de zin van voornoemd artikel
De ouders blijken niet in staat daarover onderling overeenstemming te bereiken, zodat er sprake is van een strijd tussen het belang van de ouders en het belang van de minderjarige.
Gelet op de aard van de belangenstrijd acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat een onafhankelijke persoon, zijnde een gedragswetenschapper, het belang van de minderjarige zowel in als buiten rechte gaat vertegenwoordigen en onderzoek gaat doen naar de volgende vragen:
- is de manier waarop ouders met elkaar en tegen de minderjarige over elkaar
communiceren nog door de minderjarige te dragen of loopt de ontwikkeling van de
minderjarige gevaar;
- wat zijn de wensen en behoeften van de minderjarige ten aanzien van het contact met zijn
ouders;
- welke vorm van contact met de ouders kan ervoor zorgen dat een eventuele
ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige wordt afgewend.
6.5.
De rechtbank heeft tevergeefs geprobeerd een gedragswetenschapper te vinden, die beschikbaar is om de taak van bijzondere curator op zich te nemen. De rechtbank acht alleen een gedragswetenschapper in staat om bovengenoemde vragen te beantwoorden. Omdat deze niet voorradig is, zal de voorzieningenrechter het verzoek van de vrouw tot benoeming van een bijzondere curator in deze kort geding procedure noodgedwongen afwijzen.
6.6.
Zoals hiervoor in conventie is overwogen, acht de voorzieningenrechter het in het
belang van de minderjarige dat de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige wordt
hervat en wordt nagekomen. De vordering van de vrouw om de omgangsregeling op te
schorten, in afwachting van het rapport van de bijzondere curator en de eindbeslissing in de
bodemzaak wordt daarom afgewezen.
6.7.
De rechtbank veronderstelt nog steeds dat het vooral de onderlinge spanningen zijn tussen zijn ouders waar de minderjarige last van heeft. Daarom geeft de rechtbank de vrouw als advies mee om in het volgende voetbalseizoen in het weekend dat de minderjarige bij de man is geen functie meer te vervullen bij het voetbalteam van de minderjarige en bij het voetbalveld weg te blijven in die weekenden. Op deze manier kan zij de spanningen voor de minderjarige verminderen.
6.8.
De vordering van de vrouw tot opheffing, dan wel schorsing of matiging van de bij
beschikking van 7 juli 2021 opgelegde dwangsom, in afwachting van de beslissing in de
bodemzaak, wordt afgewezen. De vrouw heeft de omgangsregeling al een aantal keer
eenzijdig opgeschort en zij verzet zich tegen de vastgestelde omgangsregeling tussen de
man en de minderjarige, terwijl het in het belang van de minderjarige is dat de vastgestelde
omgangsregeling wordt nagekomen.
6.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7..De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt de vrouw tot hervatting en nakoming van de omgangsregeling zoals is vastgesteld in de beschikking van het gerechtshof Den Haag van 7 juli 2021 en in de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 24 februari 2022, waarbij de minderjarige volgens de volgende planning bij de man verblijft:
  • van vrijdag 23 juni uit school tot en met zondag 25 juni 2023;
  • in de zomervakantie van zaterdag 29 juli 2023 tot en met zondag 19 augustus 2023;
  • van vrijdag 8 september 2023 uit school tot en met zondag 10 september 2023;
  • van vrijdag 29 september 2023 uit school tot zondag 1 oktober 2023;
  • in de herfstvakantie van zaterdag 14 oktober 2023 tot en met zaterdag 21 oktober 2023;
  • van vrijdag 10 november 2023 uit school tot en met zondag 12 november 2023;
  • van vrijdag 1 december 2023 uit school tot en met zondag 3 december 2023;
in de kerstvakantie van zaterdag 23 december 2023 tot zaterdag 30 december 2023;
7.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
7.5.
wijst de vorderingen af;
7.6.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Buizer en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.