ECLI:NL:RBROT:2023:4576

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
ROT 21/4597
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de reparatie of vervanging van een plateaulift in een ADL-woning onder de Wmo 2015

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd op 19 mei 2023, staat de aanvraag van eiseres voor de reparatie of vervanging van een plateaulift centraal. Eiseres, die rolstoelafhankelijk is door een neurologische aandoening, woont in een ADL-woning waarvan de tuin niet toegankelijk is zonder de plateaulift. De gemeente Rotterdam, als verweerder, heeft de aanvraag van eiseres afgewezen, stellende dat de plateaulift een collectieve voorziening is waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is. Eiseres betwist deze conclusie en stelt dat de plateaulift een individuele woonvoorziening is waarvoor de gemeente verantwoordelijk is op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de plateaulift inderdaad een individuele woningaanpassing is en dat de gemeente op basis van de Wmo 2015 verantwoordelijk is voor het verstrekken van maatwerkvoorzieningen. De rechtbank heeft verweerder de gelegenheid gegeven om het gebrek in de besluitvorming te herstellen binnen zes weken na de uitspraak. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat de plateaulift provisorisch is gerepareerd, maar dat er nog steeds een mogelijkheid bestaat dat verdere reparatie of vervanging nodig is. De rechtbank heeft besloten de zaak inhoudelijk te behandelen, ondanks dat eiseres momenteel geen belemmeringen ondervindt bij het bereiken van haar tuin.

De rechtbank heeft de gemeente opgedragen om binnen twee weken te laten weten of zij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 21/4597

tussenuitspraak van de meervoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Koolhoven),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M. Tang).

Procesverloop

Met het besluit van 7 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een plateaulift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
(Wmo 2015) afgewezen.
Met het bestreden besluit van 23 juli 2021 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De enkelvoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 21 april 2022 op zitting behandeld. Op 10 juni 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en
besloten het beroep te verwijzen naar de meervoudige kamer.
Bij brief van 17 februari 2023 heeft eiseres verzocht om een schadevergoeding vanwege het overschrijden van de redelijke termijn van artikel 6 EVRM.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft het beroep op 7 april 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiseres is als gevolg van een neurologische aandoening rolstoelafhankelijk en woont sinds 1991 in een ADL-woning. De bij de woning behorende tuin ligt ruim twee meter lager dan de achterzijde van de woning en wordt met de woning verbonden door een trap. Kort nadat de woning is opgeleverd en eiseres de woning heeft betrokken, heeft de verhuurder, Woonbron, toegezegd een gang te creëren zodat eiseres via een achterom haar tuin zou kunnen bereiken. Deze toezegging is de verhuurder niet nagekomen en de gang was na verloop van tijd ook niet meer te realiseren. Eiseres heeft zich in 2002 opnieuw tot Woonbron gewend met het verzoek de achtertuin voor haar toegankelijk te maken. Bij besluit van 19 april 2004 heeft het College voor Zorgverzekeringen (sinds 2014: Zorginstituut Nederland) de verhuurder op grond van de (inmiddels vervallen) Regeling subsidies AWBZ en Ziekenfondswet (de Regeling) een subsidie toegekend voor het plaatsen van een plateaulift. Daarna is in 2005 aan de verhuurder een subsidie verstrekt voor het onderhoud van de plateaulift.
1.2
Op 25 maart 2020 heeft eiseres op grond van de Wmo 2015 bij verweerder een aanvraag ingediend voor reparatie of vervanging van de plateaulift. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de plateaulift deel uitmaakt van de ADL-woning en de verhuurder verantwoordelijk is voor de toe- en doorgankelijkheid van de woning. Deze verantwoordelijkheid is voorliggend op een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015.
2. Het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, houdt het volgende in. Eiseres woont in een ADL-woning en deze dient rolstoel toe- en doorgankelijk te zijn. De plateaulift is in de situatie van eiseres een noodzakelijke aanvullende, collectieve voorziening die behoort bij de ADL-woning van eiseres. Dit betekent dat de verhuurder de verantwoordelijkheid draagt voor het verstrekken en het onderhoud van deze voorziening.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder verantwoordelijk is voor het repareren of vervangen van de plateaulift. De plateaulift is een individuele woonvoorziening en sinds 1 januari 2009 zijn gemeenten op grond van de Wmo verantwoordelijk voor het treffen van individuele voorzieningen in ADL-woningen. De Wmo 2015 geeft verweerder niet de bevoegdheid de voorziening te weigeren omdat de verhuurder verantwoordelijk is. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder ten onrechte de hardheidsclausule niet heeft toegepast. De noodzaak van de voorziening staat niet ter discussie en eiseres wordt ten onrechte benadeeld door het al twee jaar durende meningsverschil tussen verweerder en Woonbron.
4. Het regelgevend kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Ter zitting heeft eiseres verklaard dat de plateaulift inmiddels provisorisch door Woonbron is gerepareerd en dat eiseres momenteel geen belemmeringen ondervindt bij het bereiken van haar tuin. Zowel eiseres als verweerder hebben ter zitting meegedeeld dat hiermee het belang van eiseres bij een inhoudelijke behandeling niet is komen te vervallen nu niet ondenkbaar is dat de lift op korte termijn wederom gerepareerd of alsnog vervangen moet worden. De rechtbank volgt deze visie zodat de zaak inhoudelijk behandeld wordt.
6. Partijen verschillen van mening over de vraag of het verstrekken van een voorziening waarmee de tuin voor eiseres toegankelijk wordt gemaakt, zoals door haar is verzocht, behoort tot het domein van de Wmo 2015. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe het volgende.
7. De huidige plateaulift is geplaatst door de verhuurder met gebruikmaking van een op grond van de Regeling verstrekte subsidie. Per 1 januari 2009 is de subsidieregeling voor individuele en collectieve woningaanpassingen in ADL-clusters gewijzigd. Vanaf deze datum zijn gemeenten op grond van de Wmo verantwoordelijk voor de verstrekking van individuele woningaanpassingen in ADL-woningen. In verband hiermee is het Wmo-budget voor gemeenten, waarin een ADL-cluster is gevestigd, verhoogd. Voor collectieve woningaanpassingen geldt dat de aanbieder van de ADL-assistentie hiervoor verantwoordelijk is. In verband hiermee is het subsidiebedrag voor ADL-assistentie verhoogd. [1]
8. De rechtbank is van oordeel dat de plateaulift een individuele woningaanpassing is omdat dit geen voorziening betreft die voor het ADL-cluster als geheel noodzakelijk is. In het bestreden besluit heeft verweerder dan ook ten onrechte geconcludeerd dat hij niet verantwoordelijk is voor reparatie of vervanging van de plateaulift omdat dit een collectieve voorziening is waarvoor de verhuurder verantwoordelijk is. Gelet hierop is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd en daarmee in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
9. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande, dan ook geen mogelijkheid de zaak finaal te beslechten. De rechtbank stelt verweerder op grond van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid het gebrek te herstellen. Om dit gebrek te kunnen herstellen zal verweerder moeten beoordelen of eiseres op grond van de Wmo 2015 in aanmerking dient te komen voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de belemmeringen die zij ondervindt ten aanzien van de toegankelijkheid van haar tuin. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
10. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, aan de rechtbank meedelen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. De rechtbank zal daarna in beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
11. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
12. De rechtbank houdt voor nu iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat nu nog geen beslissing wordt genomen over de proceskosten en het griffierecht, alsmede over het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Beslissing

De rechtbank:
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M.J. Smits, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en
prof. mr. A.C. Hendriks, leden, in aanwezigheid van mr. E. Grondman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 2.3.5, derde lid
Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met een algemeen gebruikelijke voorziening, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Rotterdam 2018
Artikel 3.2.2, tweede lid, aanhef en onderdeel a
Een cliënt kan alleen in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening indien naar het oordeel van het college bij de cliënt de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk, of met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen afwezig of ontoereikend zijn om de beperkingen die de cliënt ondervindt in de zelfredzaamheid of participatie te verminderen of weg te nemen en de cliënt met een, al dan niet aanvullende, maatwerkvoorziening in staat wordt gesteld zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven functioneren.

Voetnoten

1.