ECLI:NL:RBROT:2023:4569

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
10/335076-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van 35 kilo cocaïne en onbevoegd aanwezig zijn op haventerrein

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Pakistan in 2003, die ten laste was gelegd van het medeplegen van de invoer van 35 kilogram cocaïne en het onbevoegd verblijven op een haventerrein. De verdachte was op het moment van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 december 2022 door een medeverdachte naar de haven van Rotterdam was gebracht, waar hij instructies kreeg om sporttassen uit een container te halen. Tijdens deze actie werd hij door douanebeambten betrapt en aangehouden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn rol als uithaler, een essentiële bijdrage heeft geleverd aan de invoer van de cocaïne en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte werd vrijgesproken van het onbevoegd verblijven op het haventerrein, maar het medeplegen van de invoer werd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/335076-22
Datum uitspraak: 20 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Pakistan) op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geformuleerd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich ten aanzien van het medeplegen van de invoer van de cocaïne aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen ten aanzien van het onrechtmatig verblijven op een haventerrein.
4.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte heeft om een schuld in te lossen een klus aangenomen om sporttassen uit een container te halen, waarbij hij instructies kreeg waar en bij welke container hij moest zijn. In de avond van 23 december 2022 is de verdachte door medeverdachte [medeverdachte01] met een auto afgezet in de haven van Rotterdam bij het terrein van Hapag-Lloyd. Omstreeks 00:08 uur bevond de verdachte zich op het terrein van Hapag Lloyd waar hij twee sporttassen uit een container heeft gehaald door de luikjes ervan los te schroeven. Om 00:40 uur stopte de medeverdachte met zijn auto bij het hek van Hapag-Lloyd. De verdachte heeft de sporttassen ingeladen en is vervolgens als bijrijder ingestapt. Dit inladen werd ook door douanebeambten waargenomen die vervolgens de achtervolging hebben ingezet. Nadat het voertuig tot stilstand kwam, is de verdachte direct aangehouden. De bestuurder – de medeverdachte – vluchtte weg en is enkele minuten later op een nabijgelegen haventerrein aangehouden. De sporttassen in het voertuig waren gevuld met 35 kg cocaïne. Bovenop de pakketten lagen een tracker en powerbank. Ten tijde van de aanhouding is in het voertuig aan de bestuurderszijde ook een iPhone aangetroffen in gebruik bij de medeverdachte. Op die telefoon is in die nacht tussen 23:34 en 00:09 uur berichtenverkeer zichtbaar tussen een gebruiker genaamd “ [naam01] ” en de gebruiker van de iPhone “ [naam02] ”. Op het terrein van Hapag-Lloyd hebben de douanebeambten vervolgens een onderzoek ingesteld waarbij een container met losgeschroefde luikjes is aangetroffen.
4.3.
Bewijsoverwegingen
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs wordt ingevoerd en verstopt in zeecontainers, en dat voor het ophalen van die drugs uit de containers op het haventerrein veelal zogenaamde “uithalers” worden ingezet die daarmee een essentiële rol spelen in de transportketen om drugs uit containers en van het haventerrein af te halen. Met grote regelmaat worden dergelijke uithalers in de haven van Rotterdam aangehouden.
Tegen deze achtergrond en in het licht van de vaststaande feiten, de straatwaarde van de aangetroffen cocaïne en het belang dat criminele organisaties hebben bij een geslaagde uithaalactie, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte minst genomen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de invoer van de cocaïne. Op het moment dat de verdachte de tassen had gezien, heeft hij, gegeven de wetenschap dat hij de uithaalopdracht had gekregen om een schuld in te lossen, zijn locatie en zijn aanwezigheid daar, op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om cocaïne ging die uit het buitenland kwam. Door desondanks de instructies op te volgen en mee te werken aan het uithalen van een container, heeft de verdachte het voornoemde risico willens en wetens aanvaard en zich aan deze praktijk overgegeven, zodat de conclusie luidt dat zijn (voorwaardelijk) opzet daarop was gericht. Het verweer van de verdachte dat hij dacht dat het om iets anders dan cocaïne ging, faalt dan ook.
Als uithaler was de verdachte een essentiële schakel in de keten van het invoertraject en heeft hij met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van verdovende middelen in Nederland. Dit brengt met zich dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met in ieder geval overige, verder onbekend gebleven betrokkenen en dat dus sprake was van een zodanige samenwerking dat van medeplegen gesproken moet worden. Daar komt bij dat ook tussen de verdachte en zijn medeverdachte sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Voorafgaand aan de uithaalactie hebben zij met elkaar besproken om gezamenlijk naar de haven te rijden en dat de medeverdachte de verdachte zou ophalen als hij klaar was. Zij zijn hier ook daadwerkelijk toe overgegaan. Gelet op de tijdstippen van de uithaalactie en de inhoud van het berichtenverkeer van de telefoon van de medeverdachte is voldoende komen vast te staan dat de verdachte met de medeverdachte in verbinding is blijven staan en de medeverdachte de verdachte daarbij aanwijzingen heeft gegeven.
De rechtbank ziet, net als de officier van justitie en de verdediging, geen bewijs in het dossier dat de verdachte
samen met een anderop het haventerrein aanwezig is geweest. De verdachte zal daarom van dit onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder 1 primair en 2 is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1 (primair)
hij,
op 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 35 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij,
op 24 december 2022, te Rotterdam, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten empty-depot-terrein voor containers van Hapag-Lloyd,
gevestigd aan de [adres02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
wederrechtelijk verblijven op een in een haven gelegen besloten plaats voor distributie, opslag of overslag van goederen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte is samen met zijn medeverdachte betrokken geweest bij de verlengde invoer van een partij van 35 kilogram. Die partij zat in twee sporttassen die verstopt zaten in een container in de Rotterdamse haven. De verdachte is door de medeverdachte naar het haventerrein gebracht en heeft de drugs uit een container gehaald. Daarna is hij door de medeverdachte opgehaald en zijn zij samen met de harddrugs weggereden. Bij het uithalen is de verdachte ook op een voor hem verboden terrein in de Rotterdamse haven gekomen, maar het zwaartepunt in deze zaak ligt bij het medeplegen van invoer van cocaïne.
Hoewel deze rol van de verdachte als uithaler van relatief beperkte aard is, is deze essentieel in de keten van de invoer van harddrugs. Zijn uithalersactiviteiten maken namelijk mogelijk dat de harddrugs kan worden afgeleverd en verder kan worden verspreid. Daarmee is de verdachte een onmisbare schakel in en onderdeel van de internationale transport- en distributieketen van cocaïne geweest. Slechts door interventie van de douane kon worden voorkomen dat de grote hoeveelheid harddrugs elders kon worden afgeleverd. Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat dit vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
Havens zijn voorts van essentieel belang voor het economische verkeer en het maatschappelijke leven. Het is daarom belangrijk dat de in de haven gevestigde containerbedrijven ongestoord kunnen functioneren. De verdachte heeft door onbevoegd het haventerrein op te gaan dit economische verkeer verstoord. Beveiliging van haventerreinen tegen indringers vergt namelijk veel mankracht van overheidsdiensten en de kosten voor toezicht en handhaving zijn aanzienlijk. Die kosten komen ten laste van containerbedrijven en uiteindelijk van de maatschappij.
De verdachte heeft daar allemaal niet bij stilgestaan en heeft zich niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van de grensoverschrijdende handel in en het gebruik van verdovende middelen. Hij heeft zich blijkbaar laten leiden door geldelijke motieven. De verdachte heeft hierover verklaard financiële problemen te hebben. Dit kan echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van dergelijke ondermijnende strafbare feiten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 maart 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De reclassering vindt het belangrijk de verdachte te begeleiden om tot een gedragsverandering te komen. Daarbij houdt de reclassering rekening met de jonge leeftijd van de verdachte. Er zijn risicofactoren geconstateerd op het gebied van dagbesteding, financiën, sociaal netwerk, houding en deels in de woonomgeving. Het gevaar dat de verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt, schat de reclassering als gemiddeld in. Om dit risico verder in te perken ziet de reclassering meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden, waarbij de verdachte aan zijn cognitieve vaardigheden kan werken en verder kan worden gecontroleerd. De voorwaarden richten zich op het vergroten van sociale vaardigheden en het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding. Negatieve sociale contacten en het bezoeken van risicovolle plekken kunnen worden beperkt door oplegging van een locatiegebod en -verbod. De verdachte heeft ingestemd met deze bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De reactie moet immers voldoende afschrikwekkend zijn voor de verdachte en voor anderen die al dan niet tegen geldelijke beloning en/of op verzoek van derden overwegen om soortgelijke strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die gewoonlijk voor de invoer van cocaïne worden opgelegd. Bij een hoeveelheid harddrugs waar het in deze zaak om gaat wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van drie tot vier jaar.
De rechtbank kijkt ook naar de rol en persoon van de verdachte. Binnen een organisatie die op deze schaal cocaïne invoert, is de uithaler of koerier niet de persoon die de grote winst van een transport opstrijkt. Een organisatie die achter een dergelijk transport zit, maakt juist misbruik van mensen die makkelijk beïnvloedbaar zijn en biedt een uithaler zoals de verdachte een manier om snel een aardig bedrag te verdienen of een schuld af te lossen. Daarbij is de uithaler degene die de grootste risico’s loopt en die uiteindelijk ook achter de tralies belandt. De hoeveelheid verdovende middelen die uit de haven wordt gehaald, kan een kleine of een grote hoeveelheid blijken te zijn, maar dat maakt voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil. De rechtbank betrekt deze omstandigheden bij haar beoordeling.
Gelet op het voorgaande en op de jonge leeftijd van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde duur van de gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een gevangenisstraf van in totaal 24 maanden. Daarvan worden 8 maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar en een deel van de door de reclassering geformuleerde voorwaarden. Het geadviseerde elektronische toezicht zal niet worden opgelegd, omdat de rechtbank daar onvoldoende aanleiding toe ziet. Het voorwaardelijke deel biedt de verdachte de kans om te laten zien dat hij met begeleiding van de reclassering in staat is om het anders te gaan doen in zijn leven. Anderzijds is het een waarschuwing aan de verdachte en dient het er ook toe hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt of zich niet houdt aan bijzondere voorwaarden, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden kan volgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 138aa van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa-training of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
de veroordeelde bevindt zich niet in de Waalhaven en Maasvlakte in Rotterdam, gedurende twee jaren na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres van zijn ouders. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en is mede afhankelijk van de dagbesteding. De veroordeelde hoeft bij de start op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, vrijwilligerswerk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Dit alles gedurende twee jaren na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een opleiding dan wel betaalde arbeid, met een vaste structuur.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 april 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij,
op of omstreeks 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 35 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 35 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- één of meerdere sporttassen en/of een powerbank en/of een GPS-tracker voorhanden te hebben en/of
- zich (onbevoegd) te begeven op een empty-depot-terrein voor containers, te weten het (besloten) terrein van Hapag-Lloyd, gevestigd aan de [adres02] in Rotterdam en/of
- zich de toegang te verschaffen tot de zich aldaar bevindende reefercontainer [containernummer01] en/of
- de luiken van voornoemde reefercontainer open te schroeven en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten cocaïne te verwijderen en/of
- deze pakketten cocaïne in voornoemde sporttassen te doen en/of
- ( vervolgens) deze pakketten cocaïne weg/mee te nemen vanaf het terrein van Hapag-Lloyd en/of
- deze pakketten cocaïne (verder) te vervoeren in een voertuig, te weten een Smart Forfour, gekentekend [kenteken01] ;
2
hij,
op of omstreeks 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, wederrechtelijk heeft verbleven op een in een haven, luchthaven en/of spoorwegemplacement gelegen besloten plaats voor distributie, opslag en/of overslag van goederen, te weten het besloten empty-depot-terrein voor containers van Hapag-Lloyd,
gevestigd aan de [adres02] .