ECLI:NL:RBROT:2023:4568

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
10/335071-22 / TUL VV: 10/700331-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de verlengde invoer van 35 kilogram cocaïne met voorwaardelijk opzet en nauwe samenwerking

Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 35 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T. Arkesteijn. De officier van justitie, mr. N.J.P. Coenen, eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de invoer van de cocaïne, die op 24 december 2022 in de haven van Rotterdam werd aangetroffen. De verdachte had de medeverdachte naar het haventerrein gebracht, waar deze de drugs uit een container haalde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de medeverdachte. De rol van de verdachte werd als essentieel beschouwd in de keten van het invoertraject. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet had gehouden aan de voorwaarden van een eerder vonnis, maar besloot de vordering tot tenuitvoerlegging van die straf af te wijzen. De uitspraak benadrukt de ernst van de cocaïnehandel en de impact op de maatschappij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/335071-22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/700331-20
Datum uitspraak: 20 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. T. Arkesteijn, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/700331-20.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
In de avond van 23 december 2022 heeft de verdachte de medeverdachte [medeverdachte01] met zijn auto afgezet in de haven van Rotterdam bij het terrein van Hapag-Lloyd. Hij zou hiervoor een geldelijke beloning ontvangen. Omstreeks 00:08 uur bevond de medeverdachte zich op het terrein van Hapag Lloyd waar hij twee sporttassen uit een container heeft gehaald door de luikjes ervan los te schroeven. Om 00:40 uur stopte de verdachte met zijn auto bij het hek van Hapag-Lloyd, waarna de sporttassen werden ingeladen. De medeverdachte is vervolgens als bijrijder ingestapt, waarna zij samen zijn vertrokken. Dit inladen werd ook door douanebeambten waargenomen die vervolgens de achtervolging hebben ingezet. Nadat het voertuig tot stilstand kwam, is de bestuurder – de verdachte – weggevlucht. Enkele minuten later is hij op een nabijgelegen haventerrein aangehouden. De sporttassen in het voertuig waren gevuld met 35 kg cocaïne. Bovenop de pakketten lagen een tracker en powerbank. Ten tijde van de aanhouding is in het voertuig aan de bestuurderszijde ook een iPhone aangetroffen in gebruik bij de verdachte. Op die telefoon is in die nacht tussen 23:34 en 00:09 uur berichtenverkeer zichtbaar tussen een gebruiker genaamd “ [naam01] ” en de gebruiker van de iPhone “ [naam02] ”. Op het terrein van Hapag-Lloyd hebben de douanebeambten vervolgens een onderzoek ingesteld waarbij een container met losgeschroefde luikjes is aangetroffen.
4.3.
Bewijsoverwegingen
Het is algemeen bekend dat in de Rotterdamse haven op grote schaal harddrugs wordt ingevoerd en verstopt in zeecontainers en dat voor het ophalen van die drugs uit de containers op het haventerrein veelal zogenaamde “uithalers” worden ingezet die daarmee een essentiële rol spelen in de transportketen om drugs uit containers en van het haventerrein af te halen. Met grote regelmaat worden dergelijke uithalers in de haven van Rotterdam aangehouden.
Tegen deze achtergrond en in het licht van de vaststaande feiten, de straatwaarde van de aangetroffen cocaïne en het belang dat criminele organisaties hebben bij een geslaagde uithaalactie, is de rechtbank van oordeel dat bij de verdachte minst genomen sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de invoer van de cocaïne. Op het moment dat de verdachte de medeverdachte met de tassen had gezien, heeft hij, gegeven zijn locatie en zijn aanwezigheid daar, op zijn minst genomen de aanmerkelijke kans aanvaard dat het om cocaïne ging die uit het buitenland kwam. Ook besefte de verdachte dat het niet helemaal klopte met die sporttassen. Desondanks heeft hij geen vragen gesteld over de inhoud ervan. De verdachte heeft hiermee willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat die sporttassen daadwerkelijk cocaïne bevatte. Hij heeft zich niet aan de situatie onttrokken, maar zich aan deze praktijk overgegeven, zodat de conclusie luidt dat zijn (voorwaardelijk) opzet daarop was gericht. Het verweer van de verdachte dat hij niet zeker wist dat het om drugs ging, faalt dan ook.
Dit alles heeft in nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte plaatsgevonden. Voorafgaand aan de uithaalactie hebben zij met elkaar besproken om gezamenlijk naar de haven te rijden en dat de medeverdachte de verdachte zou ophalen als hij klaar was. Zij zijn hier ook daadwerkelijk toe overgegaan. Gelet op de tijdstippen van de uithaalactie en de inhoud van het berichtenverkeer van de telefoon van de medeverdachte is voldoende komen vast te staan dat de verdachte met de medeverdachte in verbinding is blijven staan en de medeverdachte daarbij aanwijzingen heeft gegeven. De rol van de verdachte is daarmee van zodanig gewicht geweest dat de verdachte als medepleger is betrokken bij de invoer van 35 kilogram cocaïne. De verdachte was namelijk een essentiële schakel in de keten van het invoertraject en heeft met zijn handelen een wezenlijke bijdrage geleverd aan de invoer van verdovende middelen in Nederland. Dit brengt met zich dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met ook overige, verder onbekend gebleven betrokkenen en dat dus sprake was van een zodanige samenwerking dat van medeplegen gesproken moet worden.
4.4.
Conclusie
Het ten laste gelegde onder 1 primair is wettig en overtuigende bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij,
op 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 35 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(primair)
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Standpunt verdediging
Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim, waarmee in het voordeel van de verdachte rekening bij de bepaling van de strafmaat dient te worden gehouden. Doordat bestanden van de Apple iPhone toebehorende aan de verdachte ongeclausuleerd zijn uitgelezen, is een ernstige inbreuk gemaakt op het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het nadeel voor de verdachte bestaat erin dat een min of meer compleet beeld van zijn privéleven is verkregen.
7.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit de stukken en de verklaringen ter zitting niet is gebleken dat de bestanden van de in beslag genomen Apple iPhone uitsluitend zijn uitgelezen met het oog op de verweten gedragingen. Dit levert een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Echter, niet gebleken is dat de normschending en het daaruit ontstane nadeel zodanig ernstig is dat dit tot toepassing van strafvermindering noopt. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat sprake is van een vormverzuim.
7.3.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.4.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte is samen met zijn medeverdachte betrokken geweest bij de verlengde invoer van een partij van 35 kilogram cocaïne. Die partij zat in twee sporttassen die verstopt zaten in een container in de Rotterdamse haven. De verdachte heeft de medeverdachte naar het haventerrein gebracht, waarna de medeverdachte de drugs uit een container heeft gehaald. Daarna heeft de verdachte de medeverdachte opgehaald en zijn zij samen met de harddrugs weggereden.
Hoewel deze rol van de verdachte als koerier van relatief beperkte aard is, is deze essentieel in de keten van de invoer van harddrugs. Zijn vervoersactiviteiten na het uithalen door de medepleger maken namelijk mogelijk dat de harddrugs kan worden afgeleverd en verder kan worden verspreid. Daarmee is de verdachte een onmisbare schakel in en onderdeel van de internationale transport- en distributieketen van cocaïne geweest. Slechts door interventie van de douane kon worden voorkomen dat de grote hoeveelheid harddrugs elders kon worden afgeleverd.
Cocaïnehandel vormt een ernstig maatschappelijk probleem en een bedreiging van de volksgezondheid omdat dit vaak gepaard gaat met geweld, corruptie, witwassen en wapenbezit. Hiermee wordt ernstige schade toegebracht aan de veiligheid van de maatschappij en het gevoel van veiligheid van burgers. Om die reden dient streng te worden opgetreden tegen drugscriminaliteit.
De verdachte heeft daar allemaal niet bij stil gestaan en heeft zich niets aangetrokken van de negatieve gevolgen van de grensoverschrijdende handel in en het gebruik van verdovende middelen. Hij heeft zich kennelijk laten leiden door geldelijke motieven. De verdachte heeft hierover verklaard financiële problemen te hebben. Dit kan echter nooit een vrijbrief zijn voor het plegen van dergelijke ondermijnende strafbare feiten.
7.5.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.5.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 17 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.5.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 maart 2023. De reclassering heeft geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico. Gelet op de aard van de verweten gedraging zijn er mogelijk zorgen op het gebied van financiën, sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren. De verdachte maakt keuzes waarvan hij de gevolgen niet goed kan overzien. De reclassering komt tot het advies een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en andere voorwaarden betreffende het gedrag. De verdachte heeft ingestemd met deze bijzondere voorwaarden.
7.6.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De reactie moet immers voldoende afschrikwekkend zijn voor de verdachte en voor anderen die al dan niet tegen geldelijke beloning en/of op verzoek van derden overwegen om soortgelijke strafbare feiten te plegen. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die voor de invoer van cocaïne gewoonlijk worden opgelegd. Bij een hoeveelheid harddrugs als waar het hier om gaat wordt doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd van drie tot vier jaar.
De rechtbank kijkt ook naar de rol en persoon van de verdachte. Binnen een organisatie die op deze schaal cocaïne invoert, is de uithaler of koerier niet de persoon die de grote winst van een transport opstrijkt. Een organisatie die achter een dergelijk transport zit maakt juist misbruik van mensen die makkelijk beïnvloedbaar zijn en biedt een koerier zoals de verdachte een manier om snel een aardig bedrag te verdienen. Daarbij is de koerier degene die de grootste risico’s loopt en die uiteindelijk ook achter de tralies belandt. De hoeveelheid verdovende middelen die vervoerd wordt, kan een kleine of een grote hoeveelheid blijken te zijn, maar dat maakt voor de aard van de werkzaamheden op zich geen groot verschil. De rechtbank betrekt deze omstandigheden bij haar beoordeling.
Gelet op het voorgaande en op de jonge leeftijd van de verdachte, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde duur van de gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een gevangenisstraf van in totaal 24 maanden. Daarvan worden 8 maanden voorwaardelijk opgelegd met een proeftijd van 2 jaar en de door de reclassering geformuleerde voorwaarden. Het voorwaardelijke deel biedt de verdachte de kans om te laten zien dat hij met begeleiding van de reclassering in staat is om het anders te gaan doen in zijn leven. Anderzijds is het een waarschuwing aan de verdachte en dient het er ook toe hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte moet goed begrijpen dat bij herhaling in de toekomst het vergeldingsdeel in de straf steeds groter zal zijn en dat als hij weer in de fout gaat en strafbare feiten pleegt of zich niet houdt aan bijzondere voorwaarden, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden kan volgen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.In beslag genomen voorwerpen

Over de volgende in beslag genomen voorwerpen is nog geen beslissing genomen:
  • Apple iPhone [serienummer01] , voorwerpnummer [nummer01] ;
  • 1stk personenauto [kenteken01] , zwart, merk: Smart chassisnr: [nummer02] .
Conform de vordering van de officier van justitie zal met betrekking tot de in beslag genomen personenauto een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
In afwijking van de vordering van de officier van justitie zal een dergelijke last ook worden gegeven met betrekking tot de Apple iPhone, omdat de rechtbank verbeurdverklaring daarvan als bijkomende straf niet passend en geboden acht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 december 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van medeplegen van diefstal (met bedreiging) met geweld (straatroof) veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 januari 2021.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, voor de duur van twee maanden.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Hoewel daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf kan worden gelast, zal de rechtbank de vordering afwijzen omdat er termen aanwezig zijn die last niet te geven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
de veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en volgt, indien geïndiceerd, een ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
de veroordeelde verblijft bij Middin of een andere instelling voor begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld. Ook werkt hij mee aan de door Middin geboden hulp bij praktische zaken.
de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding, zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling. Hij werkt mee aan de eerder opgestarte bewindvoering voor het regelen en op orde houden van zijn financiën en het afbetalen van zijn schulden. Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van de veroordeelde te verbeteren, is hij verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van:
 Apple iPhone [serienummer01] , voorwerpnummer [nummer01] ; en
 1stk personenauto [kenteken01] , zwart, merk: Smart chassisnr: [nummer02] .
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 december 2020 van de meervoudige kamer van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A.J.P. van Essen en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 20 april 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij,
op of omstreeks 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 35 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij,
op of omstreeks 24 december 2022, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, en/of
- het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van 35 kilogram cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- één of meerdere sporttassen en/of een powerbank en/of een GPS-tracker voorhanden te hebben en/of
- zich (onbevoegd) te begeven op een empty-depot-terrein voor containers, te weten het (besloten) terrein van Hapag-Lloyd, gevestigd aan de [adres02] in Rotterdam en/of
- zich de toegang te verschaffen tot de zich aldaar bevindende reefercontainer [containernummer01] en/of
- de luiken van voornoemde reefercontainer open te schroeven en/of
- de zich aldaar bevindende pakketten cocaïne te verwijderen en/of
- deze pakketten cocaïne in voornoemde sporttassen te doen en/of
- ( vervolgens) deze pakketten cocaïne weg/mee te nemen vanaf het terrein van Hapag-Lloyd en/of deze pakketten cocaïne (verder) te vervoeren in een voertuig, te weten een Smart Forfour, gekentekend [kenteken01] .