ECLI:NL:RBROT:2023:4560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
10/042521-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlengde invoer van 20 kilo cocaïne onder werktijd met verwerping van beroep op vormverzuim

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2003 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De verdachte werd beschuldigd van de verlengde invoer van 20 kilogram cocaïne, gepleegd op 10 februari 2023 op het haventerrein van ECT in Rotterdam. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een locatieverbod met elektronische monitoring.

De verdediging voerde aan dat de doorzoeking van het voertuig zonder redelijk vermoeden van een strafbaar feit had plaatsgevonden, wat zou leiden tot bewijsuitsluiting. De rechtbank oordeelde echter dat de verdediging niet voldoende had gemotiveerd waarom het bewijs uitgesloten zou moeten worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk 20 kilogram cocaïne had ingevoerd, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank verwierp ook het verweer van de verdachte dat hij onder druk van onbekende mannen had gehandeld, omdat er geen aanknopingspunten waren voor deze verklaring.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 30 maanden, met een voorwaardelijk deel van 15 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd en blanco strafblad. De rechtbank besloot ook tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoons, die gebruikt waren bij het delict.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/042521-23
Datum uitspraak: 31 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2003,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.J.P. Coenen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een locatieverbod en een locatiegebod (beide met elektronische monitoring) en het vinden van een dagbesteding.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De feitelijke doorzoeking van het voertuig en de tas heeft zonder redelijk vermoeden van enig strafbaar feit plaatsgevonden en levert een onherstelbaar vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Al hetgeen bij die doorzoeking is aangetroffen dient daarom te worden uitgesloten van het bewijs. Enig ander bewijsmiddel dat de verdachte is betrokken bij de ten laste gelegde invoer van verdovende middelen ontbreekt. Het primair en subsidiair ten laste gelegde kan als gevolg daarvan niet worden bewezen, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4.1.2.
Beoordeling
Bewijsuitsluiting
Van de verdediging mag worden verlangd, als zij een beroep doet op een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv, dat duidelijk en gemotiveerd aan de hand van de in het tweede lid van die bepaling vermelde factoren wordt aangegeven tot welk in artikel 359a Sv omschreven rechtsgevolg dit dient te leiden. De eerste factor is “het belang dat het geschonden voorschrift dient”. De tweede factor is “de ernst van het verzuim”. De derde factor is “het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt”. Alleen op een zodanig verweer is de rechter gehouden een met redenen omklede beslissing te geven (vgl. HR 30 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AM2533). De raadsman heeft weliswaar bewijsuitsluiting bepleit – zonder zich uitdrukkelijk rekenschap te geven van de gevallen waarin dit rechtsgevolg in aanmerking kan komen volgens HR 19 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5322 – maar heeft dit betoog niet gemotiveerd aan de hand van voormelde factoren. Het betoog van de raadsman blijft daarom verder onbesproken.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In de avond van 10 februari 2023 rijdt de verdachte op het haventerrein van ECT in zijn dienstvoertuig van [bedrijf01] heen en weer tussen stack 275 en 280. Zijn opvallende rijgedrag is voor opsporingsambtenaren van de Douane aanleiding om hem te controleren. Op de bijrijdersstoel wordt een sporttas aangetroffen die gevuld is met hoekige pakketten, vermoedelijk verdovende middelen. Hierop vindt aanhouding van de verdachte plaats. Na onderzoek door het Team Bijzondere Bijstand Douane blijkt dat de sporttas is gevuld met 20 pakketten van in totaal 20 kilogram cocaïne.
Bij de aanhouding en fouillering blijkt de verdachte in het bezit te zijn van een aanzienlijk geldbedrag (€ 510,-), een iPhone en een Google pixel telefoon. Op de dag van de aanhouding tussen 18.48 uur en 21.23 uur is op die iPhone berichtenverkeer zichtbaar via Signal tussen de verdachte en van een gebruiker genaamd [naam01] . De verdachte vraagt om instructies en ontvangt aanwijzingen over het aantal kilo’s dat moet worden gepakt, dat de pakketten moeten worden overgeladen in een eigen sporttas van de verdachte, dat die tas naar buiten gaat en dat de verdachte door [naam01] geïnformeerd zal worden of er controle bij de poort is. Verder zijn op die iPhone diverse foto’s zichtbaar waaronder een foto van een kluislade met daarin een contant geldbedrag van, naar later uit onderzoek door de politie blijkt, € 2.000,-.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen in onderlinge samenhang bezien, volgt dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van een sporttas met cocaïne ergens tussen de stacks van het ECT-haventerrein, dat hij die tas met cocaïne heeft gepakt en in zijn voertuig heeft gezet, dat hij de pakketten cocaïne heeft overgeladen in een eigen sporttas met kennelijk als uiteindelijke doel die sporttas met cocaïne van het haventerrein af te rijden.
4.1.3.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde (invoer van 20 kilogram cocaïne) is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 februari 2023 te Rotterdam Maasvlakte, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 20 kilogram, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, .

5.Kwalificatie, strafbaarheid feit en strafbaarheid verdachte

Het bewezen feit (primair) levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
5.1.
Strafbaarheid
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hem een beroep toekomt op overmacht in de zin van noodtoestand. De verdachte is door twee voor hem onbekende mannen in zijn wijk benaderd. Door de druk die van deze mannen uitging, - “ik weet alles van je” -, zag de verdachte geen andere uitweg meer dan om te handelen zoals hem door deze mannen is opgedragen.
5.1.2.
Beoordeling
De verklaringen van de verdachte gedurende het vooronderzoek en tijdens het onderzoek ter terechtzitting bieden geen aanknopingspunten die een begin van aannemelijkheid opleveren dat het daadwerkelijk is gegaan zoals de verdachte heeft verklaard. De stelling van de verdachte dat de twee mannen zijn adres noemden, bij de tweede ontmoeting een Google Pixeltelefoon in zijn handen duwden en alles van hem wisten, is evenmin nader geconcretiseerd en onderbouwd en is daarom onvoldoende voor de conclusie dat de verdachte zich niet kon onttrekken aan de situatie. Uit de aard van de Signal gesprekken die op de telefoon van de verdachte zijn aangetroffen blijkt juist het tegendeel, namelijk dat de verdachte wist wie de mannen waren en dat hij bereid was (andere) hand- en spandiensten te verrichten.
5.1.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit of de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. Het feit is dus strafbaar en de verdachte is strafbaar.

6.Motivering straf

6.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
6.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van 20 kilogram cocaïne. Die cocaïne was verborgen in een tas tussen twee stacks op het Rotterdamse haventerrein. De verdachte heeft de tas met zijn dienstvoertuig opgehaald, heeft de pakketten overgeladen in een andere tas en heeft die hij naast zich op de bijrijdersstoel gezet. De bedoeling was dat de verdachte met zijn dienstvoertuig – inclusief de tas met inhoud – het haventerrein zou verlaten na afronding van zijn dienst. De verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van de internationale drugshandel. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne is dusdanig groot, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en grootschalige handel. De verspreiding van en handel in harddrugs vormen een bedreiging voor de volksgezondheid en gaan gepaard met vele andere vormen van (zware) criminaliteit en overlast in zowel binnen- als buitenland. De verdachte heeft zich van deze zeer nadelige maatschappelijke gevolgen niets aangetrokken. Slechts door de alertheid en het doortastende optreden van de opsporingsbeambten is voorkomen dat de partij cocaïne ter verdere verspreiding op de markt is gekomen. Ook rekent de rechtbank het de verdachte aan dat dit alles zich heeft afgespeeld onder werktijd van de verdachte, terwijl hij rond reed in een dienstvoertuig. Het in hem als werknemer gestelde vertrouwen heeft de verdachte daarmee beschaamd. Daarmee heeft de verdachte het aanzien van de Rotterdamse haven heeft geschaad en van het daarop gevestigde bedrijf [bedrijf01] in het bijzonder.
6.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
6.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
6.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 mei 2023. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn zorgen met betrekking tot een deel van het sociale netwerk van de verdachte. Dit is een risicofactor en is delict gerelateerd. Als beschermende factor noemt de reclassering de betrokkenheid van de familie van de verdachte. Hij kan bij zijn ouders thuis verblijven en kan fulltime aan de slag binnen het familiebedrijf. Het recidiverisico wordt daarom ingeschat als laag-gemiddeld. Met betrekking tot het deeladvies EM heeft de reclassering onderzoek gedaan. De reclassering ziet mogelijkheden voor toezicht op het locatiegebod en locatieverbod. Daarbij is elektronische monitoring volgens de reclassering haalbaar.
6.4.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de jeugdige leeftijd en het nagenoeg blanco strafblad van de verdachte. Met het oog op de te dienen strafdoelen (generale en speciale preventie), dient het onvoorwaardelijke gedeelte van een eventueel op te leggen gevangenisstraf gelijk te zijn aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor de straftoemeting, die voor het bewezenverklaarde feit zijn ontwikkeld. Ook heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken in soortgelijke zaken. Tevens heeft de rechtbank in het nadeel van de verdachte rekening gehouden met het feit dat hij het strafbare feit heeft gepleegd in de uitoefening van zijn beroep.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding het op te leggen locatie
verboden het locatie
gebodvan de verdachte langer dan een jaar elektronisch te monitoren. De rechtbank zal de elektronische monitoring derhalve beperken tot die termijn.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden. De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanleiding om, zoals door de verdediging verzocht, het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Gelet daarop zal de rechtbank het verzoek van de verdediging tot opheffing van de voorlopige hechtenis afwijzen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

7.In beslag genomen voorwerpen

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen.
Geldbedrag van 2.000 euro (Omschrijving: [kenmerknummer01] );
Geldbedrag van 510 euro (Omschrijving: [kenmerknummer02] );
1 stuk telefoontoestel (Omschrijving: [kenmerknummer03] , Google);
1 stuk telefoontoestel (Omschrijving: [kenmerknummer04] , Apple).
De in beslag genomen voorwerpen 3 en 4 zullen worden verbeurd verklaard, omdat het bewezen feit met behulp van deze voorwerpen is begaan.
In lijn met de vordering van de officier van justitie zal de rechtbank beslissen tot teruggave van de geldbedragen aan de verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht;
  • 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
15 (vijftien) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzonder voorwaarden. De veroordeelde dient zich te melden bij de reclassering. Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
de veroordeelde zal zich niet bevinden in de containerhavens Maasvlakte en Waalhaven te Rotterdam, zoals aangegeven op de hieronder weergegeven plattegrond, gedurende 12 maanden na ingang van de proeftijd. Hij zal deze plattegrond waarin de verboden gebieden staan ingetekend ontvangen. De veroordeelde werkt mee aan elektroniche monitoring op dit locatieverbod. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen;
de veroordeelde is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, gedurende 12 maanden na ingang van de proeftijd. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 14 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 8 uur per dag vrij te besteden. Het huidige verblijfadres is [adres01] , [postcode01] te Rotterdam. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen;
de veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. De aansluiting van de enkelband zal plaatsvinden in de Penitentiaire Inrichting, waarna de veroordeelde het basisstation mee naar huis zal krijgen. Deze zal op het verblijfadres, in het bijzijn van de toezichthouder van de reclassering aangesloten worden;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding in de vorm van school of werk, met een vaste structuur;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 1 en 2 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
teruggave aan de veroordeelde van de geldbedragen genoemd onder 1 en 2;
verklaart verbeurd als bijkomende straf de voorwerpen genoemd onder 3 en 4.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. E. Rabbie en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 31 mei 2023.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Rotterdam Maasvlakte, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Rotterdam Maasvlakte opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 20 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.