ECLI:NL:RBROT:2023:4552

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
C/10/655707 / JE RK 23-783
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdrecht

Op 16 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De zaak werd behandeld tijdens een mondelinge zitting met gesloten deuren, waarbij de ouders, de kinderen en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering aanwezig waren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de kinderen afwisselend bij hen wonen. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 31 mei 2022 en zou aflopen op 31 mei 2023.

De gecertificeerde instelling (GI) verzocht om verlenging van de ondertoezichtstelling voor een jaar, omdat er momenteel hulpverlening betrokken is bij het gezin. De vader heeft geen verweer gevoerd tegen het verzoek, terwijl de moeder en de stiefvader instemden met de verlenging. De kinderrechter heeft in haar beoordeling geconstateerd dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd en dat er zorgen zijn over hun welzijn, waaronder seksueel grensoverschrijdend gedrag en mogelijke huiselijke geweldsituaties.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling zijn vervuld en heeft de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 31 mei 2024. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Jeugdrecht
Zaaknummer: C/10/655707 / JE RK 23-783
Datum uitspraak: 16 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen: [naam kind 1],

[naam kind 2],

geboren op [geboortedatum 2] 2014 te [geboorteplaats 2], hierna te noemen: [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats 1],

[naam 2],

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. J.C. Heijmann, kantoorhoudende te Rotterdam,

[naam 3],

hierna te noemen: de stiefvader, wonende te [woonplaats 3].

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 4 april 2023, ingekomen bij de griffie op 5 april 2023.
Op 16 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [naam kind 1], die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.C. Heijmann;
- de moeder;
- de stiefvader;
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 4].

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2].
[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen afwisselend de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 31 mei 2022 [naam kind 1] en [naam kind 2] onder toezicht gesteld tot 31 mei 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI heeft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Op dit moment is er hulpverlening betrokken bij het gezin. [naam kind 2] is aangemeld bij Youz voor traumatherapie. Ook is MST-PSB betrokken bij het gezin waarbij de focus ligt op [naam kind 1], maar ook de thuissituatie en het systeem. Nu er hulpverlening is betrokken bij het gezin, is de GI van mening dat de resultaten van de hulpverlening moeten worden afgewacht. Nadien moet bekeken worden of de hulpverlening die al aanwezig is passend is en of [naam kind 1], [naam kind 2] en de ouders nog extra hulpverlening nodig hebben.

De standpunten

Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling geen verweer gevoerd tegen het verzoek tot ondertoezichtstelling. Een verlenging van de ondertoezichtstelling is noodzakelijk, zeker gelet op het feit dat het MST-traject nog volop loopt. De GI is inmiddels een jaar betrokken bij het gezin. Er is echter tot september 2022 geen hulpverlening ingezet. Slechts naar aanleiding van de zorgen rondom het seksueel misbruik is er hulpverlening ingezet bij het gezin. De vader had daarentegen al langere tijd zijn zorgen geuit. Uiteindelijk is er in maart jl. MST-PSB ingezet. MST-PSB is echter voornamelijk gericht op [naam kind 1] maar niet op [naam kind 2]. [naam kind 2] is inmiddels aangemeld bij Youz voor traumatherapie, maar dit is laat gebeurd. Ook [naam kind 2] zit immers volledig klem. De vader acht het daarom van belang dat de rechtbank meekijkt om te bezien of de GI zijn rol als casusregisseur voldoende uitvoert.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI. Een ondertoezichtstelling is nodig. Het is van belang dat de ingezette hulpverlening wordt opgestart en gemonitord voordat er nieuwe hulpverlening wordt ingezet. Niet alle problematiek kan immers tegelijk worden aangepakt. Daarbij vraagt de hulpverlening veel van de kinderen.
De stiefvader heeft tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met het verzoek van de GI.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling [1] .
Uit de overgelegde stukken en tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nog ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. [naam kind 1] en [naam kind 2] zitten klem tussen beide ouders en bevinden zich in een loyaliteitsconflict. Zij worden hiermee belast en vertonen zorgelijk gedrag. Er zijn zorgen naar voren gekomen over seksueel grensoverschrijdend en zelfbepalend gedrag van [naam kind 1]. Daarbij komt dat er nog altijd zorgen zijn over de thuissituatie bij de moeder en het mogelijke huiselijk geweld. Op dit moment is er MST-PSB betrokken bij het gezin, wat zich voornamelijk richt op [naam kind 1] en het systeem. Ook is [naam kind 2] aangemeld bij Youz voor traumatherapie. Binnenkort zal een kennismakingsgesprek plaatsvinden. De kinderrechter acht de betrokkenheid van de GI nog altijd van belang om de hulpverlening vanuit Youz op te starten en de ingezette hulpverlening te monitoren. Zij acht het verder van belang dat binnen de hulpverlening aandacht is voor [naam kind 2], de thuissituatie bij de ouders en de zorgen die zijn geuit over het huiselijk geweld. Ook is het van belang dat wordt bezien of gehoor kan worden gegeven aan de wens van [naam kind 1] om met een neutrale derde te praten. Verder zal de komende periode moeten worden bezien of contact tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] in hun belang is, en zo ja, hoe dit kan worden vormgegeven. Ter zitting is gebleken dat de ouders achter de verlenging van de ondertoezichtstelling staan. De kinderrechter zal dan ook de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengen voor de duur van een jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] tot 31 mei 2024;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2023 door mr. K.T.F. Chocolaad-de Bos, kinderrechter, in aanwezigheid van S.H. Harders als griffier, en op schrift gesteld op 30 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).