4.3.Eiseres stelt tot slot dat verweerder vanaf 30 november 2020 ten onrechte geen pgb heeft toegekend voor de begeleiding door [persoon D] .
Toepasselijke regelgeving
5. Voor het regelgevend kader wordt verwezen naar de bijlage die bij deze uitspraak hoort.
Procesbelang6. Nu de periode waarop het bestreden besluit betrekking heeft is verstreken, ziet de rechtbank zich ambtshalve voor de vraag gesteld of eiseres voldoende procesbelang heeft bij de behandeling van het beroep. Eiseres heeft aangevoerd dat de geschilpunten die in deze zaken aan de orde zijn op korte termijn weer onderwerp van geschil worden in een bezwaarprocedure. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode. Daarnaast stelt eiseres (impliciet) dat zij schade heeft geleden doordat het toegekende bedrag voor mantelzorgondersteuning niet toereikend was. Eiseres heeft gelet hierop voldoende belang bij een inhoudelijke behandeling van het beroep.
De afwijzing van een pgb voor de door de moeder van eiseres geboden ondersteuning
7. De Raad heeft in de onder 4.1. genoemde uitspraak geoordeeld dat uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 2.3 van de Jw volgt, dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Voor de beoordeling van een verzoek om jeugdhulp moet eerst worden vastgesteld wat de hulpvraag van de jeugdige of de ouders is (stap 1), waarna de opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen en stoornissen in kaart moeten worden gebracht (stap 2). Vervolgens moet worden vastgesteld welke hulp naar aard en omvang nodig is (stap 3). Ten slotte moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden (stap 4). Voor zover het onderzoek naar de nodige (jeugd)hulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De hiervoor opgenomen stappen in het onderzoek vragen op die stappen aangepaste deskundigheid. Het college dient ervoor zorg te dragen dat die deskundigheid gewaarborgd is en dat deze naar discipline van deskundigheid concreet kenbaar is voor de hulpvrager.
8. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet verweerders onderzoek aan het door de Raad gestelde beoordelingskader. Uit het ondersteuningsverslag en plan volgt dat verweerder de hulpvraag en de problemen en stoornissen van eiseres heeft vastgesteld. Verweerder heeft vervolgens onder meer met gebruikmaking van het door de moeder van eiseres in haar e-mail van 21 oktober 2020 opgetekende dagverhaal en het daarbij gevoegde overzicht van de te bereiken doelen, vastgesteld welke hulp naar aard en omvang nodig is. In het dagverhaal staan de situaties waarin eiseres ondersteuning nodig heeft voldoende adequaat beschreven. Daarmee is de aard en mate van de benodigde hulp voldoende concreet vastgesteld. Dat verweerder de ondersteuningsbehoefte en de toegekende ondersteuning niet heeft vertaald naar een concreet aantal uren, leidt niet tot een ander oordeel. Met de intensiteitstreden en de toelichting die daarop in het ondersteuningsverslag is gegeven, zijn de aanspraken van eiseres op voldoende wijze geconcretiseerd. Bij de vaststelling van de informele zorg die moeder aan eiseres verleent kan redelijkerwijs van verweerder niet worden verlangd dat hij het exacte aantal uren vaststelt dat als jeugdhulp kan worden aangemerkt. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de grens tussen de zorg die moeder zou verlenen als eiseres geen beperkingen had en de zorg die zij thans verleent niet zo scherp kan worden getrokken dat dit is uit te drukken in vaste eenheden, zoals een aantal uren. Op grond van de Jw is verweerder ook niet gehouden de mate van hulp in een exact aantal uren uit te drukken. Dat verweerder volgens eiseres niet heeft gespecificeerd welke hulp al dan niet als gebruikelijk is aan te merken, leidt evenmin tot een ander oordeel. In de Jw en de daarop gebaseerde regelingen is geen definitie van het begrip bovengebruikelijke zorg is opgenomen. Verweerder was daarom uitsluitend gehouden om de totale ondersteuningsbehoefte van eiseres in kaart te brengen om vervolgens te beoordelen in welke mate de eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen van de moeder en het sociale netwerk van eiseres toereikend zijn om in de ondersteuningsbehoefte van eiseres te voorzien.
9. Verweerder heeft ook voldoende zorgvuldig onderzocht in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van eiseres en haar moeder, eventueel met hulp van hun sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de benodigde zorg te bieden. Dat de moeder van eiseres meer zorg biedt dan gebruikelijk is bij een kind van die leeftijd, is onvoldoende om te concluderen dat verweerder gehouden is een pgb hiervoor te verstrekken. Daarbij is in aanmerking genomen dat één van de uitgangspunten van de Jw is dat het college alleen gehouden is om een voorziening te verstrekken voor zover de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. In de memorie van toelichting bij de Jw is daarover onder meer opgemerkt: “Als de jeugdige en zijn ouders zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, is een voorziening niet nodig.”
10. Eiseres heeft niet onderbouwd welke zorg haar moeder niet heeft kunnen verlenen als gevolg van het niet langer verstrekken van een pgb voor informele ondersteuning. Uit de stukken blijkt niet dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de moeder van eiseres ontoereikend zijn. Daarbij is van belang dat de moeder van eiseres de benodigde ondersteuning heeft verleend en hiertoe ook in staat is gebleken. Verweerder was daarom niet gehouden eiseres een pgb te verstrekken voor de door haar moeder verleende informele zorg.
11. Anders dan eiseres stelt, heeft verweerder de Pw niet aangemerkt als een op de Jw voorliggende voorziening. Verweerder heeft uitsluitend toegelicht dat een pgb op grond van de Jw geen inkomensvoorziening voor de moeder van eiseres is.
De begeleiding door mevrouw [persoon D]
12. De Jeugdwet ziet op ondersteuning bij onder andere psychische stoornissen.Die ondersteuning kan zich op uiteenlopende leefgebieden voordoen. Voor zover de ondersteuning van een jeugdige ziet op het doorlopen van het onderwijs, dient deze ondersteuning te worden verleend op grond van artikel 17b van de Wet op het voortgezet onderwijs. Dit artikel is ingevoerd met de wet tot invoering van het zogenoemde passend onderwijs.Het passend onderwijs ziet meer specifiek op onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning behoeven, en is daarmee gericht op het doorlopen van het onderwijsprogramma. In de memorie van toelichting bij de wet die heeft geleid tot invoering van passend onderwijs is onderwijs aan kinderen met autisme of ADHD ook als voorbeeld genoemd.
13. Uit gesprekken met de zorgcoördinator en de mentor van eiseres is gebleken dat de schoolresultaten van eiseres niet problematisch zijn. De mentor heeft wel geadviseerd de begeleiding door [persoon D] voort te zetten met het oog op de schoolresultaten van eiseres. Gelet op wat onder 12. is overwogen, ligt de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van eiseres in dit kader bij de school. Verweerder was daarom niet gehouden voor de begeleiding door [persoon D] een voorziening op grond van de Jw toe te kennen.
De mantelzorgondersteuning
14. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat er in de periode van belang, gelet op de aard en ernst van de beperkingen van eiseres, geen noodzaak bestond voor verdergaande mantelzorgondersteuning dan is toegekend. Daarbij is van belang dat de moeder van eiseres op de hoorzitting van 30 november 2020 heeft verklaard niet overbelast te zijn door de zorg voor haar kinderen, en eiseres en haar broers en zusje regelmatig bij familie verbleven om hun moeder te ontlasten. Verweerder heeft overeenkomstig het advies van het wijkteam onafhankelijke, intensieve gezinsondersteuning toegekend, om, onder andere, de draagkracht en draaglast van eisers moeder in balans te brengen en op die manier overbelasting te voorkomen. Hiermee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank een passende voorziening toegekend om (dreigende) overbelasting van de moeder van eiseres te voorkomen. Nu er in feite geen noodzaak bestond voor mantelzorgondersteuning, komt de rechtbank ook niet toe aan het betoog van eiseres dat het tarief voor de desondanks door verweerder als afbouwregeling toegekende mantelzorgondersteuning niet toereikend was.