ECLI:NL:RBROT:2023:4531

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10.149124.22, 10.168336.22 en 09.326437.21 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging, mishandeling en wederrechtelijk binnendringen met tbs-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een meervoudige strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van belaging, twee mishandelingen, het wederrechtelijk binnendringen van een supermarkt en belediging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden en heeft daarnaast de tbs-maatregel met voorwaarden opgelegd. De verdachte werd in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de strafmaat. De rechtbank oordeelde dat een bevel tot dwangverpleging niet proportioneel was, maar legde wel een contactverbod op met het slachtoffer van de belaging en een schadevergoeding van €200,- aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De verdachte had zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging, waarbij hij het slachtoffer herhaaldelijk lastigviel via sociale media en telefoontjes. De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, zoals vastgesteld door deskundigen, en heeft besloten dat behandeling noodzakelijk is om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming van de maatschappij en de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf
Parketnummers 10.149124.22, 10.168336.22 en 09.326437.21 (ttz gevoegd)
Datum uitspraak 16 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. S. Marjanović, advocaat in Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 2 mei 2023.
De rechtbank zal de ten laste gelegde feiten als volgt aanduiden in het vonnis.
Parketnummer 10.149124.22: zaak 1
Parketnummer 10.168336.22: zaak 2
Parketnummer 09.326437.21: zaak 3

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in zaak 1 komt er, kort weergegeven, op neer dat de verdachte in een periode van ruim anderhalf jaar een vrouw heeft belaagd door haar veelvuldig berichten te sturen en te bellen. Daarnaast zou hij twee personen hebben mishandeld door hen op het hoofd te stompen. In zaak 2 wordt de verdachte verweten dat hij in een supermarkt is geweest terwijl hij daar niet mocht komen, omdat hem de toegang tot die supermarkt was ontzegd. Ook zou hij een vrouw hebben beledigd. In zaak 3 houdt de verdenking in dat de verdachte een vrouw heeft mishandeld door haar aan haar haren te trekken, waardoor zij ten val kwam.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M.M. Zonneveld heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in zaak 1 onder 1, 2 en 3, het in zaak 2 onder 1 en 2 en het in zaak 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, alsmede ter beschikkingstelling van de verdachte met bevel tot dwangverpleging;
  • oplegging van de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren, inhoudende een contactverbod en een locatieverbod.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het in zaak 1 onder 2 en 3, het in zaak 2 onder 1 en 2 en het in zaak 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering in zaak 1 onder 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verstuurde berichten niet bedreigend van aard zijn en geen sprake is van een stelselmatige inbreuk gelet op de aard en frequentie van de contacten. Subsidiair is aangevoerd dat niet de volledige ten laste gelegde periode kan worden bewezen verklaard, nu uit het dossier volgt dat tussen de contacten vaak meerdere maanden zat.
4.2.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging zijn naar vaste rechtspraak verschillende factoren van belang, namelijk de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De verdachte heeft in de periode van maart 2021 tot en met februari 2022 in minimaal zestien keer contact opgenomen of geprobeerd op te nemen met de aangeefster. In november 2022 heeft hij dat nog zeven keer gedaan. Hij deed dit door diverse berichten te sturen via WhatsApp, Facebook en LinkedIn en door haar te bellen. Hij belde met verschillende telefoonnummers waardoor de aangeefster niet wist wie haar belde. Wanneer zij haar telefoon opnam, werd zij geconfronteerd met de verdachte. Zij blokkeerde steeds zijn telefoonnummers en andere sociale media accounts. Desondanks bleef de verdachte haar benaderen, waaronder op Facebook via verschillende accounts. De aangeefster heeft verklaard dat zij hierdoor angstig is geworden, mede gelet op de lange periode waarin zij werd lastiggevallen.
De rechtbank is het eens met de verdediging dat de berichten niet bedreigend van aard zijn, in die zin dat de verdachte in zijn berichten de aangeefster niet heeft bedreigd met het toebrengen van een concreet nadeel. Dit is echter niet van belang voor de bewezenverklaring van belaging, nu ‘bedreigend’ geen bestanddeel is van de bepaling op grond waarvan belaging strafbaar is gesteld.
De rechtbank acht in het bijzonder de duur en de frequentie van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefster zodanig, dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte al eerder was veroordeeld voor belaging van de aangeefster en dat er een contactverbod met haar gold. Dat tussen sommige contacten meerdere maanden zit, doet niet af aan die stelselmatigheid. Het heeft juist grote impact op de aangeefster gehad dat de verdachte meerdere malen na een periode van relatieve rust toch weer contact met de aangeefster opnam en hij haar bleef lastigvallen.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan belaging in de periode van maart 2021 tot en met november 2022, wordt verworpen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak 1 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak 1 onder 2 en 3, het in zaak 2 onder 1 en 2 en het in zaak 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Zaak 1
1
hij in de periode 12 maart 2021 tot en met 25 november 2022 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door die [slachtoffer01] veelvuldig berichten toe te sturen via Facebook en LinkedIn, althans via sociale media en veelvuldig te bellen, telkens met het oogmerk die [slachtoffer01] te dwingen iets te doen, en te dulden ;
2
hij op 21 januari 2023 te Eindhoven, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] met zijn tot vuist gebalde hand te stompen in het gezicht;
3
hij op 21 januari 2023 te ‘s-Hertogenbosch, [slachtoffer03] heeft mishandeld door die [slachtoffer03] met kracht met zijn tot vuist gebalde hand te stompen, op het hoofd;
Zaak 2
1
hij op 5 juli 2022 te Rotterdam, in het besloten lokaal, te weten de Albert Heijn-supermarkt gelegen aan de [adres01] , bij een ander of anderen dan bij verdachte in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 28 september 2021 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van één jaar;
2
hij op 5 juli 2022 te Rotterdam, opzettelijk [slachtoffer04] mondeling in het openbaar heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: “Je moet je hersenen luchten, doe die hoofddoek af. ;
Zaak 3
hij op 3 december 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
[slachtoffer05] heeft mishandeld door die [slachtoffer05] met kracht aan het haar te trekken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer05] ten val kwam).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Zaak 1
Feit 1
belaging;
Feit 2
mishandeling;
Feit 3
mishandeling;
Zaak 2
Feit 1
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
Feit 2
eenvoudige belediging;
Zaak 3
mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging in een periode van anderhalf jaar. Hij heeft het slachtoffer via diverse sociale media berichten gestuurd en gebeld. De verdachte heeft door zijn handelen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Het handelen van de verdachte heeft een grote impact op haar gehad, mede omdat het niet eerste keer was dat de verdachte het slachtoffer heeft belaagd. De verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij haar veroorzaakt en verder versterkt. De rechtbank houdt daarnaast in strafverlagende zin rekening met het feit dat de bewezenverklaarde periode weliswaar lang is, maar dat de verdachte in de laatste negen maanden daarvan beperkt, namelijk twee keer, contact heeft geprobeerd te zoeken met het slachtoffer.
Daarnaast heeft de verdachte twee medepassagiers in een trein mishandeld door hen op het hoofd te stompen en heeft hij een medewerkster van een supermarkt mishandeld door haar aan haar haar te trekken, waardoor zij ten val kwam. Voor deze mishandelingen was geen enkele aanleiding en daarmee vermoedelijk nog beangstigender voor de slachtoffer. Ook is de verdachte in een supermarkt geweest terwijl hij daar niet mocht komen, omdat hem de toegang tot die supermarkt was ontzegd. In die supermarkt heeft hij tevens een medewerkster op grove wijze beledigd door tegen haar te zeggen “Je moet je hersenen luchten, doe die hoofddoek af”. Dit is zeer kwalijk, ook omdat het dragen van een hoofddoek een religieuze uiting is en niet voor niets grondwettelijk wordt beschermd.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor belaging. De eerdere veroordeling heeft een strafverhogend effect.
7.2.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Rapportage psychiater
Psychiater dr. [psychiater01] heeft op 12 oktober 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale, narcistische en paranoïde trekken, een ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis, en (in ieder geval) een stoornis in het gebruik van cocaïne. Tijdens het plegen van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig. Geadviseerd wordt om de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen. Er bestaat een hoog risico op herhaling van grensoverschrijdend en intimiderend gedrag, met name door de paranoïde wanen van de verdachte. Daarnaast kan de verdachte zijn onderliggende problematiek goed verbloemen door zijn hoge intelligentie. De psychiater adviseert om een tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Rapportage psycholoog
Psycholoog drs. [psycholoog01] heeft op 21 oktober 2022 een rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en paranoïde kenmerken, een psychotische stoornis door een middel en een stoornis in alcohol- en drugsgebruik. Tijdens het plegen van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig. Geadviseerd wordt om de verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan hem toe te rekenen. Er bestaat een hoog risico op herhaling, waarbij beschermende factoren zijn dat de verdachte intelligent is en werk heeft. De psycholoog adviseert om de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met voorwaarden op te leggen zodat de verdachte een intensieve, langdurige behandeling binnen een forensisch psychiatrische polikliniek kan ondergaan.
Rapportage reclassering
Stichting Verslavingsreclassering GGZ Fivoor heeft op 7 april 2023 een maatregelrapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
Eerdere strafoplegging en geboden hulp en begeleiding lijken vooralsnog geen invloed gehad te hebben op de verdachte. Het eerdere toezicht verliep stroef, de verdachte kwam meermaals niet opdagen of te laat en gaf geen openheid van zaken. Ook overtrad hij het contactverbod, middelenverbod en reisde hij naar het buitenland zonder toestemming. De reclassering acht daarom het risico dat de verdachte weer een geweldsmisdrijf begaat en onttrekking aan toezicht hoog.
De reclassering wijst er daarnaast op dat de Pro Justitia-rapportages van oktober 2022 zijn, toen de verdachte nog goed in beeld was en beter meewerkte. Er zijn de afgelopen maanden grote veranderingen in deze situatie opgetreden, wat maakt dat de reclassering zich niet meer kan aansluiten bij de geadviseerde tbs-maatregel met voorwaarden. Zijn leefsituatie is instabiel geraakt: hij heeft geen huisvesting, inkomen of baan meer. Ook heeft hij aangegeven niet te zullen meewerken aan voorwaarden. Om de problematiek van de verdachte te kunnen behandelen en hem tot gedragsverandering te kunnen gaan brengen is, gelet op de ernst en complexiteit van het gedrag, langdurige en intensieve forensische zorg en begeleiding nodig.
De reclassering vindt dat de bescherming van de maatschappij daarom nu voorop dient te staan. De reclassering is dan ook van mening dat een regulier traject met bijzondere voorwaarden onder een voorwaardelijk strafdeel een gepasseerd station is, mede gelet op het feit dat de verdachte niet meer meewerkt. Als de verdachte de voorwaarden daarbij overtreedt of zich wederom onttrekt, wordt het voorwaardelijk strafdeel ten uitvoer gelegd, waarna de verdachte onbehandeld (en met een hoog herhalingsgevaar) terug zal keren in de maatschappij. De reclassering vindt dit in het geval van de verdachte een onaanvaardbaar scenario en adviseert oplegging van een tbs-maatregel met dwangverpleging.
Aanvullende rapportage reclassering
Op verzoek van de rechtbank heeft Fivoor op 21 april 2023 een aanvullend maatregelrapport opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering handhaaft haar eerdere advies om aan de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Op uitdrukkelijk verzoek van de rechtbank heeft de reclassering alsnog diverse bijzondere voorwaarden opgesteld, waaronder opname in een forensische klinische instelling.
Getuige-deskundige
Tijdens de zitting is [naam01] , reclasseringswerker bij Fivoor, als deskundige gehoord. Naar haar mening heeft de verdachte ter zitting sociaal wenselijke antwoorden gegeven. Zij blijft daarom bij het advies dat er geen andere optie is dan aan de verdachte een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen, ook niet nu hij ter terechtzitting heeft aangegeven wel te willen meewerken, onder meer gelet op de eerder onttrekkende houding van de verdachte.
7.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die uitgaat boven het voorarrest achterwege te laten. Daarbij wordt gewezen op de periode waarin de relatief lichte feiten (met uitzondering van belaging) hebben plaatsgevonden en de problematiek van de verdachte waarvoor hij behandeling nodig heeft en waaraan hij wil meewerken. Een tbs-maatregel met dwangverpleging vindt de verdediging op dit moment een stap te ver gaan. Het herhalingsgevaar kan via een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde onder meer ambulante behandeling worden ondervangen. Ook een tbs-maatregel met voorwaarden vindt de verdediging gelet op de ernst van de feiten niet aan de orde. Mocht de rechtbank toch een tbs-maatregel opleggen, dan zou deze gemaximeerd moet worden, omdat de belaging niet gericht was tegen of een gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen betreffende de toerekenbaarheid over en acht de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar voor de bewezen feiten. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De rechtbank houdt hier in enige mate in strafmatigende zin rekening mee.
Gevangenisstraf
Gezien de ernst, het eerdere strafblad en de hoeveelheid van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die uitgaat boven het voorarrest achterwege te laten. Dit is echter niet passend vanwege de lange pleegperiode en de ernst van de belaging, de eerdere veroordeling en het aantal overige feiten en slachtoffers. Wel zal de rechtbank een minder lange gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, omdat de pleegperiode die bewezen is verklaard weliswaar lang is, maar het in de laatste negen maanden daarvan bij enkele contactpogingen op twee verschillende dagen is gebleven. Bovendien houdt de rechtbank rekening met de eerdergenoemde verminderde toerekeningsvatbaarheid. Gelet op het voorgaande zal een gevangenisstraf van zeven maanden worden opgelegd.
Tbs-maatregel
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit onder 1 in zaak 1, ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2 Sr.
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van tbs noodzakelijk is, nu de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen dit eisen. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van de bewezen verklaarde feiten en het gevaar voor herhaling. Dat blijkt onder meer uit de veroordeling in de belagingszaak uit 2019, en het meermaals overtreden van het opgelegde contactverbod, maar ook uit het feit dat de verdachte zich nu weer aan belaging heeft schuldig gemaakt. Bovendien heeft de verdachte zich ook vaker, onder invloed van (een van) zijn stoornis(sen), schuldig gemaakt aan geweld tegen derden. Dit geweld kwam voor die derden uit het niets.
Op basis van de rapporten staat vast dat de verdachte onder meer klinisch dient te worden behandeld voor zijn stoornissen om het hoge herhalingsgevaar te verlagen.
Een bevel tot dwangverpleging zoals door de officier van justitie geëist is niet proportioneel en noodzakelijk, gelet op het feit waarop de tbs is gebaseerd en omdat de verdachte nog niet eerder is behandeld voor zijn stoornissen. De verdachte is in 2019 door deze rechtbank veroordeeld voor onder meer belaging van hetzelfde slachtoffer. Als bijzondere voorwaarde was opgenomen dat hij zich klinisch moest laten behandelen. Dat heeft buiten de schuld van de verdachte niet plaatsgevonden. Het later niet meer meewerken aan de overige bijzondere voorwaarden is vermoedelijk (ook) een gevolg van de stoornissen van de verdachte waarvoor hij nooit eerder effectief ambulant of met medicatie is behandeld.
Het nu nogmaals opleggen van een voorwaardelijke straf zoals door de verdediging bepleit is echter wel een gepasseerd station. Op basis van het verloop bij eerdere bijzondere voorwaarden en op basis van verklaringen van de verdachte onder andere ter zitting, is de kans reëel dat hij zich niet blijvend zal houden aan voorwaarden en of zal meewerken aan te verlenen zorg indien het gevolg van het niet meewerken voor de verdachte een gevangenisstraf is. Anders verwoord; de reële verwachting is dat de verdachte alleen voldoende zal meewerken aan voorwaarden bij een tbs met voorwaarden. De verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de geadviseerde voorwaarden. De rechtbank geeft de verdachte daarom de kans om te laten zien dat hij zich kan houden aan die voorwaarden, waaronder een klinische opname. De eventuele omzetting naar dwangverpleging indien hij zich niet houdt aan de voorwaarden, is daarbij een flinke stok achter de deur voor hem, zoals hijzelf en zijn raadsvrouw ook hebben betoogd.
Aan de verdachte zal gelet op het voorgaande terbeschikkingstelling met voorwaarden worden opgelegd.
Nu het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, te weten de belaging, geen misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en overigens ook in verband met het proportionaliteitsbeginsel, kan de totale duur van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege een periode van vier jaar niet te boven gaan.
38v-maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van 5 jaren opgelegd, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer01] .
Nu er mede gelet op het strafblad van de verdachte en de inhoud van de eerdergenoemde rapportages ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer01] , wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer04] (wettelijk vertegenwoordigd door [naam02] ) ter zake van het in zaak 2 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 250,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
Gevorderd is de gehele vordering toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel te matigen, nu de belediging niet is gehoord door anderen en niet is onderbouwd wat de gevoelens van angst en gevolgen in haar werk zijn. Daarnaast is de uitspraak waarnaar in de vordering wordt verwezen niet vergelijkbaar, nu die belediging racistisch van aard is.
8.3.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de stukken in het dossier en hetgeen door de rechtbank over de ernst van het in zaak 2 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit onder 7.1 is overwogen, vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde belediging in haar eer en goede naam is geschaad. Op grond van artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Bij het bepalen van de omvang van de schade heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de belediging. De verdachte heeft zich op grove wijze uitgelaten over de hoofddoek van de benadeelde partij en heeft haar daarmee ernstig gekwetst. De benadeelde partij heeft echter niet weerlegd dat, zoals de verdediging stelt, de vergelijkbare zaak waar de benadeelde partij naar verwijst ter onderbouwing van haar vordering, dusdanig afwijkt van de onderhavige zaak dat het gevorderde bedrag dient te worden gematigd. In het licht van het voorgaande zal de schade op dit moment op basis van de gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 200,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 juli 2022.
De benadeelde partij vordert geen veroordeling van de verdachte tot het betalen van haar kosten van deze procedure en de rechtbank ziet geen aanleiding daartoe ambtshalve over te gaan.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38v, 38w, 57, 138, 266, 285b en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de in zaak 1 onder 1, 2 en 3, zaak 2 onder 1 en 2 en zaak 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 5 (vijf) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1997, gedurende 5 jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van
1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
de ter beschikking gestelde zal zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde zal meewerken aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
  • de ter beschikking gestelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om de ter beschikking gestelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
  • de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid;
  • de ter beschikking gestelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
  • de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
  • de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
  • de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de ter beschikking gestelde, als dat van belang is voor het toezicht;
  • de ter beschikking gestelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk;
  • de ter beschikking gestelde is eerlijk en volledig over wat hij denkt en voelt bij het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen en zal verblijven in een nader te bepalen forensische klinische instelling, zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van de veroordeelde dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie, stabilisatie, observatie of crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering in samenwerking met het behandelteam een indicatiestelling aanvragen voor een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal 14 weken per kalenderjaar. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
de ter beschikking gestelde zal aansluitend aan zijn klinische opname verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde zal zich aansluitend aan zijn klinische behandeling laten behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
de ter beschikking gestelde zal geen drugs en alcohol gebruiken en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.
de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.
de ter beschikking gestelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.
de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
de ter beschikking gestelde heeft op geen enkele manier (direct of indirect) contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1997, zolang als de reclassering dit nodig acht.
geeft aan Reclassering Nederland, locatie Rotterdam opdracht de terbeschikkinggestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer04] , te betalen een bedrag van
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer04] te betalen
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 juli 2022 tot aan de dag der algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 200,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter, en mrs. J.J. Klomp en S. Zuidwijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.M. Sinon, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Zaak 1
1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 12 maart 2021 tot en met 25 november 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door die [slachtoffer01] veelvuldig, althans meermalen bedreigende en/of beledigende berichten toe te sturen via email en/of Facebook en/of LinkedIn, althans via sociale media en/of veelvuldig te bellen, telkens met het oogmerk die [slachtoffer01] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op21 januari 2023 te Eindhoven, in elk geval in Nederland, [slachtoffer02] heeft mishandeld door die [slachtoffer02] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met zijn tot vuist gebalde hand te slaan/stompen in het gezicht;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op21 januari 2023 te ‘s-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland, [slachtoffer03] heeft mishandeld door die [slachtoffer03] meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met zijn tot vuist gebalde hand te slaan/stompen, in het gezicht, althans op het hoofd;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Zaak 2
1
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Rotterdam, in het besloten lokaal, te weten de Albert Heijn-supermarkt gelegen aan de [adres01] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen, immers was hem, verdachte, met ingang van 28 september 2021 schriftelijk de toegang tot die supermarkt ontzegd voor de duur van één jaar;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 juli 2022 te Rotterdam, opzettelijk [slachtoffer04] mondeling in het openbaar heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: “Je moet je hersenen luchten, doe die kankerhoofddoek af. Kanker op uit dit land”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Zaak 3
hij op of omstreeks 3 december 2021 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
[slachtoffer05] heeft mishandeld door die [slachtoffer05] met kracht aan het haar te trekken (ten gevolge waarvan die [slachtoffer05] ten val kwam);
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )