ECLI:NL:RBROT:2023:4525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
10/277258-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met ontoerekeningsvatbaarheid en geen strafbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, wat leidde tot de conclusie dat hij niet strafbaar was. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het primair ten laste gelegde en ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling, maar heeft vastgesteld dat hij wel degelijk de poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte had zijn moeder met een houten balk op haar hoofd geslagen, wat leidde tot lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de rapportages van een psychiater en een psycholoog in overweging genomen, die beiden concludeerden dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een psychische stoornis, passend bij de diagnose schizofrenie. De rechtbank oordeelde dat de zorg en begeleiding van de verdachte in een vrijwillig kader kan plaatsvinden, zonder dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en geen maatregel opgelegd, omdat dit te ingrijpend zou zijn voor de verdachte, die inmiddels weer op de rails lijkt te zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/277258-22
Datum uitspraak: 2 mei 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1968,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Grave,
raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de verdachte;
  • terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden, met bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde zware mishandeling niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft zich ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de aangeefster, zijn moeder, direct nadat zij zijn woning binnenkwam met een houten balk op haar hoofd heeft geslagen. De verdachte heeft dat ook bekend.
Verder wordt vastgesteld dat de verdachte zijn moeder, nadat zij door de klap op de grond terecht was gekomen, nog zeker tweemaal, met de houten balk op haar hoofd heeft geslagen. Zij had haar handen om haar hoofd om de klappen af te weren. Hierdoor raakte verdachte zijn moeder op haar handen. De verdachte heeft dit op de zitting ontkend, maar zijn ontkenning wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De medische informatie met betrekking tot het letsel bij zijn moeder en de bevindingen van het forensisch onderzoek in de woning bevestigen de verklaring van zijn moeder op dit punt.
Het slaan met een dergelijk voorwerp op het hoofd is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op en geschikt tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hieruit wordt afgeleid dat de verdachte opzet heeft gehad om zijn moeder zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
4.3.
Bewezenverklaring subsidiair ten laste gelegde
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 oktober 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn moeder [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere keren met een houten/ balk, op het hoofd, en de handen, heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunten officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was en daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
6.2.1.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de over de verdachte opgemaakte Pro Justitia-rapportages van de psychiater [psychiater01] van 15 februari 2023 en de psycholoog drs. [psycholoog01] van 21 maart 2023.
Het rapport van
psychiater [psychiater01]houdt – onder meer – het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis, passend bij de diagnose schizofrenie, met multipele episoden. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was hier sprake van.
Er is sprake van een al lang bestaande kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van psychotische symptomen, passend bij de diagnose schizofrenie. De verdachte gebruikte in verband hiermee de anti-psychotische medicatie clozapine. De dosering hiervan is in de loop van de jaren geleidelijk verlaagd tot een uiteindelijke onderhoudsdosering van 25 mg. Met deze lage dosering hebben zich gedurende de afgelopen zeven jaren geen psychotische episodes meer voorgedaan en bleef de verdachte goed functioneren. Hij werkt als ervaringsdeskundige in een FAC-T team, is actief binnen de landelijke afdeling van GGZ Nederland en volgt de HBO-opleiding Social Work die inmiddels bijna is afgerond.
De genoemde dosering clozapine was laag, maar wel van groot belang. Het ontbreken van een behandelingskader (de behandeling van de verdachte was onlangs afgelopen) speelde daarbij een grote rol. Ongeveer twee maanden geleden is de verdachte geheel met deze medicatie gestopt. Hij was zelf van mening dat hij wel kon stoppen, omdat hij al jaren klachtenvrij was, goed sociaal functioneerde en inmiddels uit zijn behandeling was ontslagen. Er was geen sprake van afwijzing van of verzet tegen zijn behandeling.
De combinatie van het geheel stoppen met deze medicatie en een Covid-infectie met noodgedwongen isolement in eigen huis, gezien als situatieve factor, waren de aanleiding tot een geleidelijk recidief van psychose. Mogelijk dat de virale infectie een verhoogde gevoeligheid gaf in het ontwikkelen van symptomen. Door de zelfisolatie had hij weinig contact met anderen. Er vond geen correctie meer plaats van realiteitsbesef en het ontbrak aan de dagelijkse structuur. Daarmee bleven de psychotische symptomen ook langer onopgemerkt, zowel door de verdachte zelf als bij zijn omgeving. Dat stoppen met de medicatie tot een dergelijk hevige psychotische decompensatie zou leiden, heeft hij niet kunnen voorzien. Eerdere klachten waren gemakkelijker te herkennen en te couperen geweest omdat hij toen in behandeling was. Bovendien was dat al vele jaren geleden.
In de periode voor het tenlastegelegde ontwikkelde hij een floride psychotisch toestandsbeeld. Hij herkende zijn ouders niet meer als ouders, was extreem angstig naar met name zijn moeder en vanuit prikkelovergevoeligheid kreeg hij allerlei psychotische
associaties op muziek en andere prikkels. Vanuit deze toestand heeft het tenlastegelegde plaatsgevonden. De gecompliceerde relatie met moeder als het afstand en nabijheid betreft, door de verdachte benoemd als een hechtingsprobleem, speelt hierin een rol als stressverhogende factor. Ten tijde van het tenlastegelegde werd het denken en handelen van de verdachte volledig gestuurd door zijn psychotische belevingen. Om die reden wordt geadviseerd het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
Het rapport van
klinisch psycholoog drs. [psycholoog01]houdt – onder meer – het volgende in.
Bij de verdachte is onder meer sprake van een paranoïde psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie (die ten tijde van het onderzoek met behulp van medicatie in remissie is) en een ouder-kind relatieprobleem. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde en dit heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. Op basis van het ouder-kind relatieprobleem heeft hij het idee dat hij door zijn moeder wordt gecontroleerd en gestuurd. Als gevolg van het paranoïde psychotische toestandsbeeld is dit idee in hevige mate toegenomen en kreeg hij de stellige overtuiging dat hij door zijn moeder daadwerkelijk bestuurd werd. Toen zijn moeder op bezoek kwam, voelde hij zich angstig en later woedend. Om uiting te geven aan zijn woede heeft hij op een impulsieve wijze het tenlastegelegde gepleegd. Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde niet aan de verdachte toe te rekenen.
6.2.2.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater en de klinisch psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt deze conclusies daarom over en maakt die tot de hare. Dit leidt ertoe dat de verdachte niet strafbaar is, zodat hij ter zake van het bewezen verklaarde feit zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Oplegging van een maatregel?

7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van de verdachte met voorwaarden gevorderd, met bevel dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (hierna: Wfz) verkrijgen van een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna Wvggz) niet mogelijk is. Hij heeft de geneesheer-directeur verzocht onderzoek te doen naar deze mogelijkheid, maar de geneesheer-directeur heeft aan hem medegedeeld dat hij hiervoor geen mogelijkheid ziet nu de verdachte alle hulp accepteert. De twee overblijvende opties zijn: het bieden van noodzakelijke hulp en begeleiding (psychische zorg) in een vrijwillig kader of in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat is voldaan aan de wettelijke eisen voor de maatregel van terbeschikkingstelling (stoornis en het gevaarscriterium) en hij acht het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden noodzakelijk om het recidiverisico tot een minimum te beperken.
7.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht om geen maatregel op te leggen. Daarbij is onder meer aangevoerd dat de verdachte een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG) nodig heeft voor zijn werk in de GGZ en dat het lastig wordt om die te verkrijgen als aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd.
7.3.
Beoordeling
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gezien in een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 maart 2023 dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring deskundige op de terechtzitting
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de conclusies van de psychiater en de psycholoog in hun rapporten met betrekking tot het recidiverisico en de door hen gegeven adviezen.
Psychiater [psychiater01]heeft in zijn rapport geconcludeerd dat het recidiverisico voor een ernstig delict als het onderhavige, dat plaatsvindt vanuit een floride psychotische gedachtegang, laag tot matig te noemen is. Het geweld heeft zich bij de verdachte niet eerder voorgedaan. Ook is hij niet bekend met eerdere agressieve incidenten gezien de justitiële documentatie en hetero-anamnese. Integendeel, er is sprake van en goede maatschappelijke inbedding, werk en loopbaan. Een combinatie van de (lage dosering) medicatie en het versterken van de beschermende factoren (relatie met moeder, woonsituatie, werk en inbedding in sociaal netwerk) zijn belangrijk voor stabiliteit in de toekomst. Gedrag dat zou kunnen leiden tot dergelijke incidenten waarbij agressie een rol speelt, zal in geval van de verdachte dan ook uitsluitend plaatsvinden gedurende een psychotische episode. Het gebruik van anti-psychotische medicatie en begeleiding blijken op grond van verdachtes ziektegeschiedenis van groot belang voor het voorkomen van herhaling. Beperking van risico op recidief gaat in geval van de verdachte over het beperken van het risico op een psychotische decompensatie.
Om dit risico te beperken verdient het, aldus psycholoog [psycholoog01] , aanbeveling om via artikel 2.3 Wfz de mogelijkheid te onderzoeken tot het verkrijgen van een zorgmachtiging op grond van de Wvggz. Oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden acht hij niet wenselijk omdat dit een negatief effect heeft op de ontwikkeling van de verdere beschermende factoren om het risico op recidief terug te brengen, zoals continuering van de werksituatie, invloed op het verkrijgen van een VOG, wachttijden en lange duur, terwijl de verdachte inmiddels alweer aardig op de rails staat.
Klinisch psycholoog drs. [psycholoog01]heeft het recidiverisico eveneens als laag tot matig ingeschat. Volgens hem is sprake van beschermende factoren in de persoonlijkheid, namelijk dat de verdachte over het algemeen voldoende zelfcontrole heeft en gemotiveerd is voor een behandeling. Deze beschermende factoren in combinatie met de stabiele levensomstandigheden (zoals werk en woning) en behandeling en begeleiding kunnen het recidiverisico tot een minimum beperken.
Hij adviseert vanuit gedragsdeskundig oogpunt dat de verdachte na detentie klinisch wordt behandeld en verder wordt ingesteld op medicatie. Aangezien de verdachte al redelijk gestabiliseerd is, zal deze opname beperkt van duur kunnen zijn. Aansluitend kan de klinische behandeling op poliklinische basis worden voortgezet. Tijdens de (klinische) opname dient er een traject van resocialisatie plaats te vinden. Voor het waarborgen van zorg en hiermee het beperken van het recidiverisico tot een minimum danwel uitsluiten van dit risico acht hij de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden de meest passende optie.
De
reclasseringheeft, op verzoek van de officier van justitie, de mogelijkheden van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden onderzocht en daarover op 4 april 2023 een rapport (maatregelenrapport) opgesteld. De rechtbank heeft ook acht geslagen op dit rapport.
Het reclasseringsrapport houdt – onder meer – het volgende in.
Er is geen sprake van een delictpatroon. De verdachte was ten tijde van het delict in een psychotische toestand, nadat hij gestopt was met zijn medicatie. Daarnaast had hij drie biertjes gedronken. Hij functioneert met medicatie goed in de maatschappij. Hij heeft een zelfstandige woning, een betaalde baan en volgt een HBO-studie. Hij is gemotiveerd voor een eventuele korte klinische behandeling gericht op stabilisatie, het ervaren van de noodzaak van medicatie en het goed instellen op de medicatie. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Dit geldt ook voor de risico’s op letselschade en onttrekking aan voorwaarden.
Gelet op het feit dat de verdachte nooit eerder veroordeeld is voor een geweldsdelict en het recidiverisico als laag wordt ingeschat adviseert de reclassering negatief over een terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering vindt een tbs-maatregel te ingrijpend voor de verdachte, omdat de kans groot is dat hij daardoor de beschermende factoren zoals zijn werk en woning dreigt te verliezen. Hierdoor kan hij weer in een neergaande spiraal terechtkomen, zoals eerder in zijn leven. Het zal voor hem erg lastig worden om een VOG te bemachtigen/behouden en het gevolg kan zijn dat hij zijn baan verliest. Daarnaast zal het, als hij zijn studie Social Work kan afronden erg lastig worden om werk te vinden als hij geen VOG zou krijgen. Volgens de reclassering staat en valt alles met zijn motivatie om zijn medicatie te blijven innemen, dan functioneert de verdachte prima en zal hij geen last van psychoses krijgen met alle mogelijke gevolgen van dien.
De opsteller van dit advies, de reclasseringswerker [naam01] , is op de terechtzitting als deskundige gehoord. Zij heeft gepersisteerd bij dit advies. Zij wijst daarbij op de genoemde beschermende facturen (het ziektebesef van de verdachte, zijn motivatie voor behandeling en het innemen van medicatie en zijn goede functioneren in de maatschappij) en op het risico dat hij door terbeschikkingstelling met voorwaarden, mede gelet op het feit dat het een geweldsdelict betreft, geen VOG krijgt, hetgeen grote gevolgen zal hebben voor zijn huidige en toekomstige werk.
7.3.3.
Verklaring van de verdachte en het slachtoffer (zijn moeder) op de terechtzitting
Hetgeen de reclassering heeft verklaart ziet de rechtbank terug in de opstelling van de verdachte op de terechtzitting. Hij heeft spijt betuigd en toont ziektebesef en bereidheid om mee te werken aan behandeling en langdurige inname van medicatie om een psychose en recidive in de toekomst te voorkomen. Dit wordt ondersteund door de verklaring die zijn moeder als slachtoffer op de terechtzitting heeft afgelegd. Ook hebben zij het belang van het behouden/verkrijgen van een VOG voor zijn huidige baan als ervaringsdeskundige bij een FAC-T team van Antes GGZ en toekomstige werk na afronding van zijn studie Social Work benadrukt.
7.3.4.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat oplegging van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet nodig is. Deze maatregel is te ingrijpend voor de verdachte. Gelet op de mentale status van de verdachte is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van deze maatregel. De verdacht toont ziektebesef, is stevig en vermoedelijk blijvend gemotiveerd om mee te werken aan behandeling en begeleiding en heeft zich bereid getoond tot het langdurig innemen van anti-psychotische medicatie. Ook is de verdachte tijdens een psychose nooit eerder agressief geweest. Zijn werk(kring) binnen de GGZ vormt een verdere inbedding en beschermende factor voor de verdachte.
Een gedwongen kader in de vorm van terbeschikkingstelling met voorwaarden is gelet hierop niet noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. De zorg en begeleiding, inname van medicatie en de controle daarop, kan (en zal, zo verwacht de rechtbank) ook plaatsvinden in een vrijwillig kader. Dit is het meest passend, ook omdat terbeschikkingstelling met voorwaarden juist een negatief effect heeft op de beschermende factoren en dus kan leiden tot het vergroten van het recidiverisico.
Gelet hierop zal er geen maatregel worden opgelegd.
Zoals de officier van justitie naar voren heeft gebracht is, gelet op genoemde bereidheid van de verdachte om zijn volledige medewerking te geven aan begeleiding en het innemen van medicatie, ook een zorgmachtiging niet aan de orde.
De beslissing over het wel of niet verkrijgen van een VOG is niet aan de rechtbank. De rechtbank hecht er wel aan op te merken dat het behouden en verkrijgen van een VOG van groot belang is voor het huidige en toekomstige werk van de verdachte en daarmee voor het behoud van stabiele, voor verdachte positieve, leefomstandigheden, één van de beschermende factoren. Naast stabilisatie is ook contact en samenwerking met verpleegkundigen en psychiaters in zijn werkveld een positieve factor. Om die reden lijkt het zeer raadzaam om ook bij (de beslissing over) het verlenen van een VOG rekening te houden met dit wezenlijke belang.

8.Voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis is bij afzonderlijke beslissing van 21 april 2023 opgeheven.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en T. Nauta, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam
aan (zijn moeder) [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere botbreuken in de handen en/of een of meerdere hoofdverwondingen (mogelijk resulterend in een of meer blijvende ontsierende littekens) en/of een bloemkooloor, heeft toegebracht
door een of meerdere keren met een houten/grenen balk, althans een zwaar en/of massief voorwerp, op het hoofd, de vingers en/of de hand, althans het lichaam, te slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 oktober 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan (zijn moeder) [slachtoffer01]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
-een of meerdere keren met een houten/grenen balk, althans een zwaar en/of massief voorwerp, op het hoofd, de vingers en/of de hand, althans het lichaam, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)