ECLI:NL:RBROT:2023:451

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
24 januari 2023
Zaaknummer
9694568
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis in een geschil over een aannemingsovereenkomst met betrekking tot schilder- en stucwerk

In deze zaak, die voor de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiser01] en [gedaagde01] over een aannemingsovereenkomst. [eiser01] heeft werkzaamheden verricht in de woning van [gedaagde01], waaronder sauzen, schilderen, stuken, egaliseren en tegelen, voor een totaalbedrag van € 9.236,73. [gedaagde01] heeft al een deel van dit bedrag betaald, maar heeft de betaling van een eindfactuur van € 1.468,62 opgeschort, omdat zij ontevreden is over de geleverde werkzaamheden. [eiser01] vordert nu betaling van deze factuur, terwijl [gedaagde01] tegenvorderingen heeft ingediend, stellende dat [eiser01] haar schade heeft berokkend door het werk niet goed uit te voeren.

De kantonrechter heeft in deze tussenvonnis aangegeven dat er nog veel onduidelijkheden zijn die besproken moeten worden, zoals de betalingsverplichting van [gedaagde01] en de vraag of [eiser01] in verzuim is geraakt. Daarnaast moet worden vastgesteld in hoeverre [gedaagde01] recht heeft op schadevergoeding en welke schadeposten als vervangende schade, gevolgschade of overige aanvullende schade kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter heeft besloten om een mondelinge behandeling te plannen om deze punten verder te bespreken en om te kijken of partijen tot een onderlinge regeling kunnen komen.

De zaak is verwezen naar de beraadrol voor het bepalen van een datum voor de mondelinge behandeling, waarbij partijen de gelegenheid hebben gekregen om hun verhinderdata door te geven. De kantonrechter heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot na deze behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9694568 CV EXPL 22-5320
datum uitspraak: 13 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01], die handelt onder de naam
[handelsnaam01],
woon- en vestigingsplaats: [plaats01] ,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
gemachtigde: A.P.M. Meijer,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. A.T.J.W. van Heumen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 31 januari 2022, met bijlagen;
  • het antwoord met eis in reconventie, met bijlagen;
  • de repliek in conventie met antwoord in reconventie, met bijlagen;
  • de dupliek in conventie met repliek in reconventie, met bijlagen;
  • de dupliek in reconventie, met bijlagen.

2..De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[eiser01] en [gedaagde01] hebben een aannemingsovereenkomst met elkaar gesloten. Zij hebben (aanvankelijk) afgesproken dat [eiser01] in de woning van [gedaagde01] zou sauzen, schilderen, stuken, egaliseren en tegelen, voor een bedrag van € 9.236,73. Bij het sluiten van de overeenkomst heeft [gedaagde01] al 50% van het offertebedrag betaald en bij de start van de werkzaamheden op 25 september 2021 nog eens 30%. Op 4 november 2021 heeft [eiser01] een eindfactuur gestuurd van € 1.468,62, inclusief meer- en minderwerk. [gedaagde01] heeft de betaling van die factuur opgeschort, omdat zij niet tevreden is met het werk van [eiser01] . In deze procedure vordert [eiser01] betaling van die factuur, met rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde01] is het hier niet mee eens. Zij stelt dat [eiser01] juist nog € 8.961,62, dan wel € 6.722,26, aan haar moet betalen, omdat zij schade heeft geleden, doordat [eiser01] zijn werk niet goed heeft uitgevoerd. Daarnaast maakt ze aanspraak op rente, een vergoeding van buitengerechtelijke kosten en de kosten van een ingeschakelde deskundige.
Betalingsverplichting [gedaagde01]
2.2.
De kantonrechter vindt het wenselijk om de zaak met partijen te bespreken, omdat er op dit moment nog teveel onduidelijk is. Daarbij zal eerst moeten worden besproken wat de betalingsverplichting van [gedaagde01] was. Daarbij komen in ieder geval de volgende vragen aan de orde:
  • Wat zijn partijen overeengekomen ten aanzien van meerwerk en in hoeverre is hier uitvoering aan gegeven?
  • Welk btw-tarief is van toepassing?
  • Is [gedaagde01] in verzuim geraakt? Zo ja, wanneer?
Tegenvordering [gedaagde01]
2.3.
Vervolgens dient te worden vastgesteld in hoeverre [gedaagde01] een (tegen)vordering op [eiser01] heeft. De vordering van [gedaagde01] kan worden opgesplitst in drie soorten schade, namelijk vervangende schade, gevolgschade en overige aanvullende schade.
Vervangende schade
2.4.
De kantonrechter merkt de volgende posten aan als vervangende schade:
de schadevergoeding voor het herstellen van stuc- en schilderwerk;
de schadevergoeding voor het afwerken van het stucwerk tot vloerniveau;
de schadevergoeding voor het gebruik van Glidden-verf;
de schadevergoeding voor het niet-terugplaatsen van de stopcontacten;
de schadevergoeding voor het niet-terugplaatsen van de trapleuning;
In het kader van deze vorderingen moeten in ieder geval de volgende vragen worden beantwoord:
  • Voldoet het stuc- en schilderwerk aan de overeenkomst?
  • Zijn partijen overeengekomen dat het stucwerk tot vloerniveau moet worden afgewerkt?
  • Voldoet de gebruikte verf aan de overeenkomst?
  • Zijn partijen overeengekomen dat de stopcontacten en trapleuning teruggeplaatst zouden worden?
  • Is [eiser01] in verzuim geraakt ten aanzien van deze schadeposten? Zo ja, wanneer?
  • Wat is de omvang van de schade?
Gevolgschade
2.5.
De kantonrechter merkt de volgende posten aan als gevolgschade:
de schadevergoeding voor het kapotte ventilatierooster
de schadevergoeding voor het bevuilde laken,
de schadevergoeding voor het herstellen van de ten onrechte geverfde trapleuning;
de schadevergoeding voor het reinigen van de stopcontacten.
Ten aanzien van elk van deze posten zullen de volgende vragen aan de orde komen:
  • Is deze schade veroorzaakt door [eiser01] ?
  • Zo ja, wat is de omvang van de schade?
Overige aanvullende schadevergoeding
2.6.
De vraag in hoeverre partijen aanspraak kunnen maken op een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, rente en kosten voor vaststelling van de schade, is afhankelijk van de uitkomst van de hiervoor genoemde bespreekpunten.
Mondelinge behandeling
2.7.
Zoals hiervoor al vermeld, zal een mondelinge behandeling worden bepaald. Tijdens die zitting zullen in ieder geval de hiervoor genoemde punten aan de orde komen. De mondelinge behandeling zal ook worden benut om te zien of partijen de zaak onderling kunnen regelen. In dat kader merkt de kantonrechter op dat er sprake lijkt te zijn van miscommunicatie tussen partijen over het woord ‘oplevering’ (artikel 7:758 BW). [eiser01] heeft dit kennelijk opgevat als voorlopige oplevering, waarbij partijen de eventuele gebreken konden bespreken en een stappenplan konden vaststellen voor herstel daarvan (oplevering onder voorbehoud). [gedaagde01] heeft dit echter opgevat als een eindoplevering, waar zij niet toe bereid was omdat het werk niet naar tevredenheid was. Er lijkt echter bij beide partijen in eerste instantie wel de wil te zijn geweest om het werk naar beider tevredenheid af te ronden. Wellicht dat dit voor partijen alsnog aanleiding is om hier afspraken over te maken.
2.8.
Alle stukken die relevant zijn voor deze zaak en die nog niet in het geding zijn gebracht, moeten uiterlijk een week voor de zitting aan de kantonrechter en de wederpartij worden gestuurd.
2.9.
De zaak wordt nu verwezen naar de beraadrol van 30 januari 2023 voor het bepalen van een datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling. Partijen hebben tot uiterlijk 25 januari 2023 de gelegenheid om hun verhinderdata voor de maanden februari, maart en april 2023 door te geven.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
bepaalt dat partijen (in persoon of behoorlijk vertegenwoordigd en desgewenst met hun gemachtigde) op een nader te bepalen datum en tijd moeten verschijnen in het Gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam, tijdens de mondelinge behandeling van de kantonrechter;
3.2.
wijst partijen op hetgeen hiervoor over het in het geding brengen van (nadere) stukken is bepaald;
3.3.
stelt partijen in de gelegenheid om uiterlijk op
25 januari 2023hun verhinderdata voor de maanden februari, maart en april 2023 door te geven;
3.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
33394