Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 juli 2022, met producties 1 tot en met 24;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van 12 oktober 2022, met producties 1 tot en met 19;
- de oproep van de rechtbank van 2 november 2022 om ter zitting te verschijnen;
- de brief van de rechtbank van 20 december 2022 met een zittingsagenda;
- de akte van depôt van [bedrijf01] van 5 januari 2023 met een USB-stick houdende een geluidsopname;
- de akte van Erasmus van 9 januari 2023 waarbij producties 20 en 21 zijn overgelegd;
- de akte van Erasmus van 13 januari 2023 waarbij productie 22 is overgelegd;
- de akte van [bedrijf01] van 16 januari 2023 waarbij producties 25 tot en met 39 zijn overgelegd;
- de akte van [bedrijf01] van 18 januari 2023 waarbij productie 40 is overgelegd;
- de mondelinge behandeling van 18 januari 2023 en de ter gelegenheid daarvan door [bedrijf01] en Erasmus overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
Glasbewassing en reiniging buitenzijde Na” en factuur 212972 ad € 10.633,21 ziet op “
Glasbewassing en gevelreiniging gebouw Ee 50% van de factuur”.
Glasbewassing en gevelreiniging gebouw Ee deel 2 factuur van 50%”.
Tekortkomingen in de dienstverlening en ingebrekestelling
3.Het geschil
In conventie
4.De beoordeling
In conventie en in reconventie
dat vanaf 1 januari 2022 een en ander, conform de bepalingen in de overeenkomst, wordt uitgevoerd”. Met [bedrijf01] is de rechtbank van oordeel dat deze zin, noch de rest van de brief een aanmaning, sommatie of aanzegging bevat. Daarnaast bevat de brief geen redelijke termijn waarbinnen [bedrijf01] kon nakomen. ‘Vanaf 1 januari 2022’ kan niet worden uitgelegd als uiterste termijn. Daarbij is van belang dat op 11 januari 2022 en 19 januari 2022 nog twee controles hebben plaatsgevonden, waardoor niet valt in te zien hoe 1 januari als uiterste termijn kon gelden. Tot slot voert Erasmus als voornaamste reden voor ontbinding aan dat [bedrijf01] tekort is geschoten in de kwaliteit van gevelreiniging. Dit wordt echter niet zodanig als tekortkoming benoemd in de brief van 8 december 2021.
Aangezien we nu in week 36 kunnen gaan starten, hebben we gekozen voor 4 teams die de werkzaamheden moeten zien te klaren voor de winter zich aandient”. Verder schrijft de heer [naam02] dat [bedrijf01] zou “
kunnen gaan schuiven in de gemaakte planning om dit te reduceren naar 2 teams” maar dat dat zal betekenen dat er “
delen moeten opschuiven naar 2022”. En tot slot: “
Wellicht dat we nog iets kunnen ondernemen om tot een passende oplossing te kunnen komen en zoveel mogelijk werkzaamheden dit jaar nog uit te kunnen voeren”. Uit het bericht blijkt juist dat [bedrijf01] nog voor een aantal uitdagingen stond ten aanzien van de planning en inzet van personeel. Door Erasmus is in dit verband niet betwist dat zij het inzetten van onderaannemers door [bedrijf01] niet goedkeurde. In een latere brief van [bedrijf01] aan Erasmus van 10 december 2022 (productie 10 bij dagvaarding) blijkt dat [bedrijf01] met 2 teams is gestart. Conform het bericht van 1 september 2021 betekende dat dus dat er volgens [bedrijf01] ‘delen moesten opschuiven naar 2022’. Daarbij bevestigt Erasmus zelf in haar brief van 8 december 2021: “
Vanaf september 2021 zijn de gebouwen Na en Ee in uitvoering en tot op heden zijn deze nog steeds niet gereed.” Partijen lijken er in de loop van de tijd dus voor te hebben gekozen dat in 2021 alleen de gebouwen Na en Ee zouden worden gereinigd. Hoe het ook zij, het heeft op de weg van Erasmus gelegen om alle afspraken c.q. haar wensen ten aanzien van (fatale) termijnen op deugdelijke wijze vast te leggen. Uit hetgeen door Erasmus is aangevoerd kan niet worden geconcludeerd dat zij dit heeft gedaan. [bedrijf01] is dan ook niet in verzuim geraakt als gevolg van fatale termijnen.
Wat komen jullie eigenlijk hier nog doen?”. Uit de toon waarmee [naam03] deze vraag stelde maakten de medewerkers van [bedrijf01] op dat zij niet meer welkom waren om hun werkzaamheden te verrichten. Vervolgens vertelde de chef van de wacht van Erasmus hen dat de werkvergunning van [bedrijf01] was ingetrokken door de beheerder, waardoor zij geen sleutels en codes meer konden krijgen. Hierdoor was hen het werk feitelijk onmogelijk gemaakt en zijn zij vertrokken. Op vrijdag 4 februari konden twee andere medewerkers van [bedrijf01] hun beoogde werk niet verrichten door de intrekking van de werkvergunningen. Hierop hebben zij hun toegangspassen bij de servicebalie ingeleverd en de opslagkamer - die [bedrijf01] in het gebouw van Erasmus in gebruik had - ontruimd.
de toonvan een vraag van de heer [naam03] mochten afleiden. Het is voorstelbaar dat de oorzaak van het toegangsprobleem in iets anders was gelegen. De rechtbank begrijpt dat de gevelreiniging van gebouw Na reeds was voltooid ( [bedrijf01] heeft hiervoor gefactureerd op 31 december 2021). Dit zou een reden kunnen zijn dat Erasmus de toegang had ontzegd. Hoe het ook zij, de mededelingen van Erasmus omtrent de toegang zijn niet aan te merken als mededelingen waaruit [bedrijf01] mocht afleiden dat Erasmus in de nakoming van de verbintenis zou tekortschieten, ook niet in combinatie met het op 2 februari 2022 plaatsgevonden gesprek (zie hierboven onder 2.7).
Bij volledig en correcte uitvoering van de Overeenkomst voldoet UMC een ter zake gefactureerd bedrag binnen dertig dagen na de factuurdatum van een correcte factuur.”
Glasbewassing en reiniging buitenzijde Na” en “
Glasbewassing en gevelreiniging gebouw Ee 50% van de factuur”. Dat betekent dat de facturen pas opeisbaar zijn indien de onderliggende werkzaamheden op dat moment uitgevoerd en door Erasmus goedgekeurd zijn. Dit laatste was niet het geval en dus waren de facturen niet opeisbaar.