In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 17 mei 2023 een beschikking gegeven over het ouderlijk gezag van een minderjarige, geboren op [geboortedatum01] 2013. De moeder en grootmoeder van de minderjarige waren gezamenlijk belast met het gezag, maar beiden hebben verzocht om wijziging van het gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de grootmoeder om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar te belasten met de voogdij over de minderjarige toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder het feit dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de grootmoeder is en dat er geen contact is tussen de moeder en de grootmoeder, noch tussen de moeder en de minderjarige. Dit leidde tot een onaanvaardbaar risico dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de moeder en de grootmoeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende invulling geeft aan het ouderlijk gezag, wat de beslissing om het gezamenlijk gezag te beëindigen verder onderbouwde. De rechtbank heeft ook de zorgen van de raad voor de kinderbescherming in overweging genomen en geconcludeerd dat het in het belang van de minderjarige is dat de grootmoeder de voogdij krijgt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt.