Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 24 april 2023, met producties 1 tot en met 8;
- de e-mail van mr. Peet van 8 mei 2023, met producties 1 tot en met 10;
- de e-mail van mr. Peet van 8 mei 2023, met producties 11 en 12;
- de mondelinge behandeling op 9 mei 2023;
- de spreekaantekeningen van mr. Peet.
2.De feiten
Artikel 3. De echtelijke woning
3.Het geschil
4.De beoordeling
Steeds is aangegeven dat het verkrijgen van een extra lening van € 200.000,- om de man uit te kopen het absolute maximum zou zijn. Indien de man meer zou wensen te ontvangen (…) zou overname niet mogelijk zijn en zou de woning hoe dan ook verkocht moeten worden (en zou de vrouw moeten verhuizen).”Daarmee heeft de man voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de door de vrouw gedane mededelingen – over de wens om in de woning te blijven wonen en in dat verband het maximaal haalbare bedrag voor de uitkoop van de man – op 16/17 juli 2021 het convenant heeft getekend. Gelet op wat de man in dit kort geding heeft aangevoerd, valt niet uit te sluiten dat de vrouw reeds bij het tekenen van het convenant wist dat zij de woning niet zou overnemen. Gebleken is immers dat de vrouw al vóór ondertekening van het convenant de later door haar gehuurde woning had weten te verkrijgen. Vast staat dat zij de man daarover niet heeft geïnformeerd. Vervolgens heeft de vrouw slechts binnen vier dagen nadat partijen het convenant hadden ondertekend de man gemaild dat zij zou gaan verhuizen naar Rotterdam (zie 2.6). De vrouw heeft hierover nog verklaard dat zij de huurwoning achter de hand wilde hebben voor het geval zij de man niet kon uitkopen, maar gelet op het korte tijdsbestek tussen het tekenen van het convenant en haar e-mail over de verhuizing is dit geen afdoende verklaring. Het is bovendien niet aannemelijk geworden dat de vrouw na ondertekening van het convenant nog al het redelijke heeft gedaan om de benodigde financiering te verkrijgen om de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw heeft weliswaar contact gehad met een financieel adviseur (zie 2.7), maar niet is gebleken dat zij haar poging om een financiering te regelen heeft voortgezet. Van een definitieve afwijzing van ABN Amro om de man te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is in ieder geval niet gebleken. Dit terwijl de toedeling van de woning aan de vrouw onder die opschortende voorwaarde zou geschieden.